Doe je deze maand ook mee met STOPtober? Een half miljoen mensen doen een poging om te stoppen met roken. Zelf ben ik vrij laat met deze slechte gewoonte begonnen. Pas in mijn studententijd leerde ik een shagje te draaien en te consumeren. Ik en m’n blauwe pakje Drum waren daarna onafscheidelijk. Als kleine jongen vond ik roken fascinerend. Bij ons thuis werd er niet gerookt, behalve op verjaardagen of als er anderszins visite langskwam. Dan pakte mijn moeder een zwarte koker uit de mooie kast waar in het midden de dikke sigaren zaten en in de buitenrand de Caballero’s zonder filter. Sigaretten waren toen zoals het koekje bij de thee. Artsen stimuleerden het zelfs als middel tegen stress.
Op een middag denk ik dat het tijd is om stiekem mijn eerste sigaret te roken. Uit de koker neem ik een paar sigaretten mee en een doosje lucifers. Ik verstop me tussen de bessenstruiken en probeer een Caballero aan de praat te krijgen. Luid kuchen krijg ik de eerste rook binnen. Het smaakt nergens naar en het tabaksgruis gaat tussen mijn tanden zitten, of erger in mijn keel. Toch geef ik me niet gewonnen en rook ik straf door. Echt een succes vind ik het niet! Zeker niet als mijn moeder me voor het eten vraagt of ik misschien bij de sigaretten heb gezeten? ‘Nee, helemaal niet,’ antwoord ik beschaamd, me ondertussen afvragend hoe die moeder van mij dat nu weer haarscherp in de gaten heeft. Heeft ze de rook tussen de bosjes omhoog zien kringgelen? Ik heb er helemaal geen idee van dat ik vreselijk uit mijn mond stink en dat de rooklucht nog in mijn kleding zit. Ik baal, ze heeft ook altijd alles door, en ik biecht dan maar eerlijk op dat ik inderdaad een sigaret heb gerookt. Ze is er niet blij mee en verbiedt me nog eens aan de koker te komen.
Ver van mijn moeder vandaan probeer ik in mijn studententijd de schade in te halen. Als ik daarna werk vind in de televisiebranche besef ik dat het niet gebruikelijk is om shag te roken en ga ik over op de Marlboro’s. Het aantal sigaretten stijgt en op een gegeven ogenblik paf ik drie pakjes per dag. ‘Niet over mijn longen hoor,’ zeg ik er altijd vlug bij, maar ik betwijfel of dat werkelijk zo is. Het is meer een gewoonte geworden dan dat het nu echt lekker is. Ja, die eerste sigaret bij de koffie in de ochtend en die ene na een heerlijke warme maaltijd, maar de rest is handenvulling en gewenning.
Zo merk ik dat ik tijdens een voormontage voor een tv-item gewend ben om bij het maken van een beslissing er maar weer eentje op te steken. Totdat mijn hand naar de asbak gaat en ik zie dat er nog een halfopgerookte Marlboro ligt te dampen, terwijl ik de enige in het montagehok ben. Als twee uur later iemand komt kijken hoe het met de montage vordert, kun je met een mes het opgetrokken rookgordijn aan stukken snijden. Dagenlang blijft het hok vergiftigd met die rooklucht, daar helpt geen wc-verfrisser tegen!
Een bevriende cameraman gaat een weddenschap met me aan: als ik een halfjaar niet rook krijg ik van hem honderd gulden. De cameraman denkt kat in het bakkie dat gaat hem nooit lukken, die kan nog geen dag zonder. Hij pakt me het pakje sigaretten af en vraagt zich verwonderd af wanneer ik hem die dag zal smeken om een sigaret. Ik houd mijn kop stijf en rook niet meer… Na een half jaar is de honderd gulden voor mij. Ik vind het niet fair om meteen weer te gaan roken en hou het nog een half jaartje vol, totdat de stress zo hoog is dat ik een trekkie biets van een vriend en de volgende week weer een pakje sigaretten haal bij de snackbar.
Uiteindelijk stop ik nog twee keer, cool turkey, nu zonder weddenschap, omdat ik het zelf wil en af en toe een raar gevoel op de borst heb – met een geschiedenis van hartfalen in de familie niet echt een goed plan om straf door te blijven roken. De tweede keer houd ik het langer dan een jaar vol, maar ook dan ga ik in een zwaktemoment toch weer voor de bijl. Het is tenslotte een verslaving. Gelukkig lukt het een aantal jaren later echt om er van af te blijven. Inmiddels ben ik na elke stoppoging wel steeds vijf kilo aangekomen, dus dat is een extra motivatie om er nu echt mee te kappen, ik wil niet nog verder dichtgroeien.
Het is soms moeilijk, in het begin – zo’n tien jaar terug – ben ik in staat om iemand die een pakje sigaretten bij mij thuis heeft laten liggen op te bellen om het alsnog op te komen halen, want ik sta niet voor mezelf in. Immers niemand anders thuis, niemand die dat eentje sigaretje merkt (zelfs mijn moeder niet). Als ze het niet komen halen, maak ik het nat en gooi het in een prullenbak buiten, omdat ik anders weet dat er misschien midden in de nacht een moment van zwakte komt en dat ik er toch stiekem eentje opsteek.
Nu kan ik ze rustig zien liggen en kom ik gelukkig niet meer in de verleiding er eentje te willen paffen.