Televisie heeft altijd een magische aantrekkingskracht op mij gehad. Of dat komt omdat we bij ons thuis lang geen tv hadden? Dat zou best weleens een factor geweest kunnen zijn. Ik herinner mij dat ik bij de buren over de heg lig te gluren om de schittering van zwart-witbeelden op te vangen. Je kan natuurlijk niks horen, maar aan het bewegend beeld heb ik genoeg. Soms gaan we naar een oom en tante die wel tv hebben om de populaire programma’s te zien. Mijn oma krijgt een televisie als ze in het dorp gaat wonen en dat is een extra reden om daar op zaterdag naar toe te gaan. ’s Middags is er kindertelevisie. ‘Ricky en Slingertje’, ‘Pipo de Clown’ en ‘Kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen meneer?’. In de vooravond komt ‘Swiebertje’ en na het NTS-journaal -met die ouderwetse gongslag- is het de hoogste tijd voor een avondvullend programma met ‘Zeskamp’, Mies Bouwmans ‘Een van de Acht’ of de ‘Berend Boudewijn Kwis’. In 1970 staat er aan het begin van het winterseizoen plotseling een televisie bij ons in de huiskamer. Een buizentoestel met zes knoppen voor de beschikbare zenders. Een dappere man is het dak op geklommen om aan de schoorsteen een soort hark, de tv-antenne, te bevestigen. Het is voor mij een geschenk uit de hemel, maar ook een klein wonder dat we televisie hebben. Mijn moeder is heer en meester over het zenderaanbod. Als er iets op de buis is wat haar niet bevalt dan staat ze resoluut op van haar stoel, legt haar breiwerk aan de kant en drukt de tv uit. ‘Er zit niet voor niks een knop op en je hoeft niet alles te zien, daar komt niet veel goeds van!’ Op de hooizolder speel ik als kleine manneke al televisietje. Een hooivork is de microfoonstandaard en het touw dat om de hooibalen zit dient als het oneindige snoer. Als ik ontdek dat je de afgedankte rubberen zuignappen van het melkapparaat ook als ‘spreekijzer’ kunt gebruiken ben ik de koning te rijk. Door er aan de onderkant dikke batterijen in te proppen heb ik een snoerloze microfoon. Ik realiseer me nu dat ik met deze ‘vinding’ de tijd ver voor uit was. ‘Zeskamp’ gepresenteerd door de onlangs overleden Dick Passchier spreekt tot mijn verbeelding. Het is een NCRV-spelshow waarin bewoners van dorpen en steden het op sportief vlak tegen elkaar opnemen. Kandidaten trotseren zeephellingen en allerlei hindernisbanen met veel water. Ik verzin steden die aan het spel meedoen en loting bepaalt de plek die ze halen bij een spelletje en welk dorp of stad uiteindelijk de uitzending wint. Op de achterkant van de kleurrijke reclamefolders van de plaatselijke slager die ik wekelijks rondbreng schrijf ik de uitslag (ik heb iedereen wel een folder bezorgd, dit zijn exemplaren die overblijven!). Volkomen bizar als je erbij nadenkt. ‘Stuif es in’ is ook zoiets legendarisch met de balk die naar beneden komt waaraan fraai gemaakte en vooral grote brieven hangen die Ria Bremer eruit trekt om te bepalen welke scholen de volgende maand in Studio ’t Spant in Bussum aanwezig mogen zijn. Ik heb nog een winterlang geoefend met rode oliedrums om een kunstje te leren waarmee ik aan de competitie voor de Gouden Stuiver mee kan doen. Meer dan een paar flinke blauwe plekken levert dat niet op. Al die creatieve fantasie heeft zeker meegespeeld dat ik uiteindelijk vele jaren later via een omweg bij de televisie ga werken. Na eerst acht jaar lang op lokaal niveau een goede leerschool te hebben gehad. Hilversum – de wereld die altijd zo ver weg leek – is nu al jarenlang mijn woonplaats.