Gisteren is hij verreden: de Hel van het Noorden. De klassieke wielerkoers die de verbeelding prikkelt, die gehaat en geliefd is, die het uiterste vergt van de renners en de winnaar eeuwige roem oplevert en een nauwelijks te tillen steen als trofee heeft.
Parijs-Roubaix: ruim 260 kilometer ratelen over de kasseien, trillen, stuiteren over smerige, ongelijke blauwe stenen in een desolaat Noord-Frans landschap. Over paden die normaal alleen maar gebruikt worden door boeren met hun tractoren.
Waarom willen wielrenners zo graag over de kasseien denderen en waarom zoeken ze het gevaar op? En waarom vinden ze het de mooiste koers van het jaar?
Het juiste pad kiezen
Mooi diep zitten, in volle concentratie, iedere plas, iedere steen op de juiste manier zien over te steken. Souplesse en kracht ineen, zo moet het! Het juiste pad kiezen, vaak midden op – waar dan ook iedereen wil rijden – omdat aan de zijkanten de kasseien uiteen zijn gereden door de zware tractoren.
Je moet eigenlijk je fiets laten sturen, en het klinkt raar maar je kunt beter met veertig kilometer per uur over de kasseienstroken gaan dan met een lagere snelheid. De juiste bandenspanning is ook erg belangrijk (5.0 voor en 5.2 achter), maar de renners en ploegen houden dat liever geheim. Net als hun van tevoren uitgedachte tactiek.
Modder of stof
Er bestaan twee edities van deze Hel. Eén die modderig en glad is als het heeft geregen, en eentje bij droogte waarin de renners door een woestijn van zand rijden, vooral als je niet in de kopploeg zit. Voor ons toeschouwers leveren beide versies spectaculaire beelden op.
De markantste stroken zijn het Bos van Wallers-Arenberg, Pevelenberg en de Carrefour de l’Arbre. Elke kasseienstrook krijgt een gradatie in de vorm van sterren, waarbij vijf sterren de zwaarste stroken (in lengte en ligging van kasseien) aanduiden. Deze stroken jagen de renners extra angst aan. Je wilt geen pech krijgen, want de volgauto’s met daarin de mecaniciens rijden ver achter je.
Unieke wedstrijd
De kasseien maken deze koers uniek. Als de provincie ze zou asfalteren of er grind overheen zou gooien dan verliest Parijs -Roubaix zijn glans. Dus daarom zijn er vrienden van de koers die de stroken jaarlijks schoonvegen, onderhouden, nieuwe kasseien leggen en gaten repareren. Uit pure liefde. Zonder kasseien geen wedstrijd!
Het is een bizarre wedstrijd. Valpartijen, lekke banden, dansende kettingen, gebroken wielen, schelden en tieren en spugen en knotsgekke wielerfans die vlak langs de route staan met vlaggen en andere uitstekende attributen. Het is oorlog in het peloton. Pure chaos. Rammen en stoempen, je moet er zo snel mogelijk doorheen. Soms zijn er stukken asfalt waarop je weer even bij kunt komen, je lichaam kunt herschikken. Veilig kunt eten en drinken.
Vermoeidheid slaat toe
Hoe verder in de race, hoe vermoeider de renners raken. Het rammelen is verschrikkelijk, je voelt steken in je pols en rug. De spieren in je bovenarmen vliegen alle kanten op. De concentratie neemt af, de overgebleven renners maken kleine foutjes, ondanks hun ervaring. Je gaat smijten met je energie. Je moet in de voorste gelederen blijven maar niet te veel op kop rijden. Je moet niet uit de bocht vliegen, de juiste cadans blijven houden en ook je krachten sparen voor een eventuele eindspurt. Het gaat ook om mentale kracht, je niet gek laten maken. In je flow blijven. Je voelt de pijn, dat kan niet anders als je de eindstreep wilt bereiken, maar je moet die pijn wegdenken.
Er is ook veel spanning bij de mecaniciens. Is het materiaal goed geprepareerd? Zijn ze op tijd bij hun renner met pech? Legendarisch is Hennie Kuiper die de overwinning bijna niet meer kon ontgaan, maar in een kuil naast het parcours terechtkwam. Zijn wiel brak en hij stond te vloeken om hulp, die nog op tijd kwam en hem haast een kilometer voortduwde om te zorgen dat hij toch als eerste in Roubaix aankwam.
Wielerbaan
De rit eindigt op de wielerbaan. Het is magisch om in je eentje het stadion binnen te rijden. Toegeschreeuwd door duizenden, een muur van geluid die je naar de finish krijst. Of dat je met een groepje in het laatste rondje moet zinnen op een listige sprint. Je moet sterk zijn, maar ook mazzel hebben. Bij winst wordt je opgenomen in het rijtje van de allergroten: Eddy Merckx, Jan Janssen, Rik van Looy, Roger De Vlaeminck, Francesco Moser, Jan Raas, Johan Museeuw, Tom Boonen, Fabian Cancellara, Niki Terpstra, Peter Sagan, Dylan van Baerle en drievoudig winnaar Mathieu van der Poel.
Na aankomst ben je uitgeput, steenkapot, je valt neer op het binnenterrein. De handen zijn krom alsof ze nog om het stuur zitten, je ogen staan vol ongeloof, heb ik echt?!
De beruchte douches
Na zo’n overwinning ga je onder de douche in de beroemde wasruimte vlak naast de wielerbaan. Een oase van granieten muurtjes in het oude badhok. Je trekt aan het koortje om de magere druppels – hopelijk heet – water over je uitgeputte lijf te laten stromen. Fotografen en pers zijn achter je aangegaan. Iedereen wil dit heroïsche beeld hebben. Je voelt een tinteling door je lichaam gaan na zo’n dag in de Hel. Is dit het ultieme geluk? Je naamplaatje met het jaar van de overwinning wordt bevestigt op de cabine. De verliezers moeten het doen met de pijn die nog wel even blijft zeuren, de gebroken botten, de schaafwonden en een nare hoest die nog dagen aanhoudt.