Midden in de wereldwijde coronapandemie gebeuren er rare dingen met me. Ik raak steeds vaker uit balans. Ben ik lekker aan het werk word ik plotseling licht in mijn hoofd en dreig flauw te vallen. Ik pak het bureau stevig beet en wacht gespannen af tot het draaien stopt. Waar komt die duizeligheid zo ineens vandaan?
In eerste instantie maak ik me niet zo veel zorgen. Wellicht ben ik te lang en te intensief bezig en is dit een signaal van mijn lichaam om af en toe even rust te nemen door voor me uit te kijken. Of iets anders te doen dan achter een computer zitten.
Wandeling
Maar als het steeds vaker terugkomt, ook in periodes van ontspanning, bijvoorbeeld tijdens een wandeling in het bos en ik me vast moet klampen aan een boomstam, omdat alle boomtoppen om me heen draaien, vraag ik me toch af wat er met me aan de hand is? Ik ben een beetje een hypochonder. Is het een voorteken van een hartkwaal of een beroerte? Groeit er een tumor in mijn hoofd? Tijd om een afspraak te maken met de dokter.
Mijn huisarts blijkt een jonge stagiair te hebben die vraagt of ik het goed vind dat hij eerst het onderzoek doet en daarna zijn bevindingen overlegt met de huisarts. Ik vind het prima en de jongeman neemt uitvoerig de tijd. Hij legt uit dat hij eerst een aantal vragen heeft en dat hij me straks gaat onderzoeken. Uit zijn mond klinkt het spannend.
‘Wanneer word je duizelig, wat gebeurt er dan? Hoelang duurt het? Hoe vaak ben je duizelig? Heb je last van misselijkheid?’
Ik bestudeer de aanstaande arts zo onopvallend mogelijk, terwijl hij ingespannen alle antwoorden in de computer tikt.
Daarna is het tijd voor nader onderzoek. Eerst meet hij de bloeddruk. Die is loei hoog. Is het de werkelijke waarde of ben ik afgeleid door deze Adonis. Hij zegt dat hij straks nog een keer gaat meten. ‘Ben je gespannen?’
Jazeker met zo’n knappe dokter in de buurt, denk ik. ‘Je zou juist een lage bloeddruk verwachten bij flauwtes,’ opper ik nog.
Houdgreep
Hij vraagt me op de onderzoektafel te gaan zitten. ‘Ik ga een proefje doen met je.’ Zonder verdere waarschuwing pakt hij me in een soort houdgreep en gooit me razendsnel achterover op de tafel. ‘Ben je duizelig of raar in je hoofd?’
‘Nee, ik heb nergens last van,’ antwoord ik, terwijl ik bij moet komen van deze onverwachte actie.
Hij legt uit dat het een test van het evenwichtsorgaan is, maar dat is blijkbaar niet de reden van mijn optredende duizeligheid als ik nergens last van heb.
De arts in opleiding gaat in overleg. Hij blijft lang weg, maar zijn fysiek staat nog scherp op mijn netvlies. Met mijn huisarts komt hij uiteindelijk de kamer weer binnen. Zij stelt een paar vragen. Hoe vaak gebeurt het?’
‘Nou, niet dagelijks maar de laatste tijd wel een keer per week.’
‘Hm, raar ik weet niet waar die duizeligheid vandaan komt?’ Ze meet opnieuw mijn bloeddruk. Nog steeds veel te hoog.
Over twee weken moet ik terugkomen, als ik veel last van duizelingen heb natuurlijk eerder, en dan zullen ze ook nogmaals mijn bloeddruk meten. Met zo’n leuke assistent in de buurt vind ik dat geen probleem.
Etentje
In de tussentijd denk ik na wat die duizeligheid kan veroorzaken. Is het de stress omdat ik naarstig op zoek ben naar een baan om mijn hoofd boven water te houden? Heeft de coronastress ermee te maken? Maar het overkomt me juist op momenten dat ik het naar mijn zin heb en niet aan de problemen denk. Zoals tijdens een etentje waarvoor ik ben uitgenodigd. We tafelen gezellig, ik zit behoorlijk op mijn praatstoel als ik ineens merk dat ik onwel word. Ik probeer de duizeligheid nog te verbergen, maar ik zit midden in mijn verhaal… ik moet nu wel zeggen dat ik me niet goed voel en dreig flauw te vallen.
Commotie, bezorgde gezichten. Ik zie blijkbaar lijkbleek en zweet gutst van mijn gezicht. ‘Nee, niks aan de hand, ik ken dit, dit gebeurt wel vaker,’ probeer ik ze gerust te stellen. ‘Laat me maar even zo zitten.’
‘Moeten we iets doen, de dokter bellen, 112?’
‘Nee, niet nodig. Het gaat zo weer over.’
Het gesprek aan tafel is doodgevallen en iedereen kijkt geschrokken in mijn richting. Als de aanval afneemt en ik denk dat ik recht kan lopen, ga ik naar de wc. Daar kan ik in alle rust bijkomen.
‘Heeft hij te veel wijn gedronken?’ hoor ik.
‘Nee, volgens mij niet.’
Thuisgebracht
Ik laat me naar huis brengen, omdat ik mezelf niet achter het stuur vertrouw. Eenmaal thuis duik ik meteen het bed in. Wat een vervelende situatie en wat een gedoe geeft die duizeligheid in een gezelschap. Aan de andere kant kunnen ze wel actie ondernemen als je echt buitenwesten raakt. Het is mijn grote angst dat ik bewusteloos raak, terwijl ik alleen bent. Ik neem daarom tegenwoordig altijd mijn mobiel mee naar de slaapkamer. Dat geeft me het gevoel dat ik nog alarm kan slaan als het mis dreigt te lopen.
Gelukkig heb ik deze week weer een afspraak met de huisarts, dit incident moet ik haar zeker voorleggen. (wordt vervolgd)