Bladerend door het familiealbum valt me een foto van mijn ouders op. Ze lijken een jong verliefd stelletje, maar de datum is onverbiddelijk: het is 1987. Ze zijn 66 en 61 jaar oud. Nog even en ik heb dezelfde leeftijd als mijn vader op die foto, dat is erg confronterend. Wat een ander leven heb ik toch dan hen.
Ze lijken hier nog zo jong en levendig. Ze kijken vol verwachting en bewondering naar hun huis in aanbouw. Naast het terrein van de plaatselijke ijsbaan heeft mijn vader een stuk grond gekocht en daar wordt momenteel hun nieuwe woning gebouwd. Een volgende fase in hun leven. Met voorbedachte rade moet er een slaapkamer op de begane grond komen, als traplopen ooit een probleem gaat worden. En natuurlijk moet er een lapje grond zijn waar ze nog hun eigen groenten en aardappelen kunnen verbouwen. Noodgedwongen – door lichamelijke klachten en geen opvolging – is de boerderij en de grond verkocht en hier aan de rand van het dorp zullen ze een nieuw leven opbouwen met een andere dagbesteding. Niet meer voor dag en dauw opstaan om de koeien te melken…
Op een regenachtige dag in oktober is de grote verhuizing. De meubels en huisraad worden van de boerderij overgebracht naar de nieuwbouw. Toch een rare gewaarwording. Mijn ouders laten hun lust en leven achter. Mijn vader is boer in hart en nieren. Het moet even slikken zijn geweest om deze beslissing te nemen.
Ik zie het beeld voor me van de dag waarop de koeien de veewagen ingeladen worden. Ze voelen dat er iets aan de hand is. Een oudere koe is halsstarrig en weigert de houten loopplank op te gaan. Mijn vader geeft haar nog een bemoedigend klapje op de flank om haar vervolgens onverbiddelijk naar binnen te drukken. Hoe zwaar zal het zijn geweest om de klep dicht te doen en het vee voorgoed het erf te zien verlaten. Wellicht hebben ze nog een licht protesterend geloei aan hun boer laten horen. Het moet door merg en been zijn gegaan. Ik denk dat mijn vader wel even zijn hand naar zijn onafscheidelijke alpinopet heeft gebracht, als afleidingsmanoeuvre. Weemoedig staart hij zijn vee na.
En nu staat daar eenzelfde soort vrachtwagen waarin de spullen uit het woonhuis verdwijnen.
Ik ben hier geboren, nou niet in dit huis, wij woonden toen nog in een noodwoning achter de boerderij, en het voelt alsof ik ook een gedeelte van mijn nog jonge leven afsluit. Hier zal je wellicht nooit meer komen. Op deze boerderij en de grond erom heen liggen zoveel herinneringen, goed en kwaad voor iedereen. Het is alsof je een bladzijde omslaat, een hoofdstuk afsluit, waar je af en toe later in gedachten kunt ronddwalen en er misschien nog eens liefdevol over kunt schrijven. Het innerlijk panorama van herinneringen. Maar teruggaan of overdoen kan niet, nee, iedereen moet verder. Dit is het uur om vaarwel te zeggen tegen de plek waar ik ben opgegroeid, de eerste achttien jaar. Wanneer we de wijk afrijden bevangt me een zekere weemoed.
Als de verhuiswagen bij de Riegheide leeg is, nemen we plaats in de L-vormige woonkamer, alles voelt nog onwennig, gelukkig zijn er een aantal herkenbare elementen en is niet alles nieuw en vreemd.
Veel boerenspullen, zoals zeis, harken, hooimanden en dergelijke zijn naar de nieuwe zolder boven de garage gebracht, ook de complete boekhouding van het boerenbedrijf door de jaren heen, ligt er. Ze zullen daar tweeëntwintig jaar lang deel uitmaken van de inboedel, om dan toch bij de volgende transitie weggegooid te worden. Hoelang verzamelen we spullen om ons heen uit nostalgie, voor als ze ooit nog eens handig zijn? Het is goed om te weten dat het er is, dat je ze kunt vinden en eventueel nog gebruiken.
De eerste nacht in het nieuwe huis. Ik slaap in mijn nieuwe kamer, mijn rekje met kinderboeken, de Kameleon, de Inspecteur Arglistig-serie is meeverhuisd en hangt hier aan de versbehangen wand, alsof er niks veranderd is. Mijn oude bed is er ook. Ik ben even weer dat kleine, verlegen jongetje. Onder mij liggen mijn ouders, ik weet dat ze elkaar een nachtzoen geven nadat ze gezamenlijk in gebed zijn geweest en hun dank hebben uitgesproken. Hoelang zullen ze erover doen voordat ze gewend zijn aan hun nieuwe burgerleven als renteniers?
Volgens mij hebben ze er samen een goede tijd gehad… Tot het moment dat ze – na tweeëntwintig jaar – ook daar noodgedwongen moeten vertrekken en opnieuw een deur in hun leven moeten sluiten.