Op mijn fiets ben ik onderweg naar Witten. Naar de boer die elke zomer onze pinken weidt. Dat zijn de jonge koeien die nog geen melk geven, maar wel een belofte zijn voor de voortzetting van het boerenbedrijf. Een soort investering in de toekomst, in je eigen gefokte koeien. Maar hoe meer jongvee in het weiland loopt hoe minder gras er over is voor de melkkoeien die geld in het laadje brengen. Dus is het enigszins logisch om het jongvee tegen een bepaalde vergoeding onder te brengen op de weilanden van deze gepensioneerde boer. Het is ieder voorjaar een soort van volksverhuizing om ze daar naartoe te brengen. Het gaat met een veewagen, omdat ook mijn oom zijn pinken naar dezelfde locatie brengt. De boer zorgt zo de gehele zomer voor deze dieren.
Ik ga niet om de ‘jonge dames’ te bekijken. Nee, ik ga voor een nieuwe aanwinst. Van mijn vader heb ik gehoord dat deze boer jonge konijnen heeft en dat is mijn missie. Om een mooi exemplaar uit te zoeken, eentje waarmee ik een click heb en deze vervolgens mee te nemen naar huis. Een soort van verplicht theedrinken hoort bij de deal, terwijl ik liever – als verlegen jongen – meteen ter zake zou willen komen. Maar ik moet geduld hebben totdat we naar het konijnenhok gaan om de jonge moeder, de moer, een van haar kinderen te ontfutselen.
In het nest liggen vier redelijk grote kittens, het gaat namelijk om Vlaamse reuzen. Ze zijn ongeveer anderhalve maand oud. Het is liefde op het eerste gezicht bij een nagenoeg wit exemplaar dat slechts een paar vage zwarte strepen in de vacht heeft. Na alle plichtplegingen en het overdragen van een bedrag uit mijn spaarpot, wordt het nieuwe huisdier in een doos achterop mijn fiets bevestigt en beginnen wij opgelucht aan de terugreis. In ieder geval de nieuwe eigenaar wel, maar of het jonge konijn de transitie ook zo prettig vindt, durf ik te betwijfelen. Na een drie kwartier fietsen doe ik de nieuwe aanwinst in het hok dat voor de oude kippenschuur staat.
De Vlaamse reus groeit als kool en ik verplicht me om elke week haar hok uit te mesten, want verzorging van dier en dagelijks voeren is de afspraak om een eigen konijn te mogen hebben. Het uitmesten is niet het meest prettige karweitje, maar gelukkig is de Vlaamse reus redelijk zindelijk aangelegd en heeft ze een hoek van het hok ingericht als poep- en plasplek. In de winter timmer ik op aangeven van mijn vader een loopren voor het beest. Je mag wel medelijden met haar hebben, want het timmerwerk is niet het meest fraaie of solide bouwwerk geworden. Het frame zit nogal schots en scheef in elkaar en mijn vader doet een uiterste poging om met wat latten een dwarsverbinding aan te brengen, maar erg stabiel is het ren niet. Ze kan er wel lekker zelf het gras, en vooral o jammie klaver, dovenetel en paardenbloemen rond de boerderij mee afgrazen. Als ze op haar achterpoten gaat staan houd ik mijn hart vast of niet onder haar zware gewicht de gehele constructie zal kantelen zodat het eerder een loopmolen van een hamster zal worden.
Ik weet niet hoeveel jaar we een maatschap hebben gehad. Ik ben trouw blijven voeren – mijn vader maait met de zeis gras als ze niet in het loopren kan door regen of slecht weer en in de winter vreet ze hooi. Zelfs met een mix van Calvé slaolie en peterselie heb ik een myxamotose-aanval in haar oren behandeld waar ze wonderwel van genezen is.
Op een vrije zaterdagmiddag mest ik haar hok uit en nadat het van vers stro is voorzien, stop ik het konijn weer achter het gazenraam dat als opening en ruif van het hok dient. Er zitten draaihoutjes voor als afsluiter. In de veronderstelling dat het hok goed is afgesloten ga ik na mijn taak andere dingen doen. Op een gegeven moment zie ik onze hond, Puckie, een vuilnisbakkenras, eigenlijk een grappig onderdeurtje, druk bezig in het aardappelveld naast de boerderij. Hij maakt een grommend geluid dat soms overstemd wordt door een hoog piepgeluid. Ik zie zelfs iets wits boven het loof van de aardappelen uitkomen. Net als ik me realiseer dat Puckie met het vervullen van zijn instinct bezig is, merk ik pijnlijk op dat het deurtje van het konijnenhok openstaat en dat het opspringend wit mijn Vlaamse reus is, die vecht voor haar leven. Ik kom te laat om nog een reddingspoging te ondernemen. Een tragisch einde van zo’n trouw maatje. En je gaat ook even anders kijken naar die andere viervoeter die je ook zeer lief is.