Na een aantal studiejaren heb ik het wel gehad met die theologie. Ik ben van plan om het over een andere boeg te gooien en schrijf me in voor de filmacademie in Amsterdam. Maar dat is net een station te ver. Je moet werk kunnen overleggen waaruit je vaardigheid blijkt. Eigengemaakte filmpjes of foto’s. Nou, dat is simpel, naast een paar rits-rats-klats Kodakopnames is er weinig bruikbaar materiaal. Verder krijg ik te horen dat er meer dan zevenhonderd aanmeldingen zijn voor twintig plaatsen. Dus om echt een kans te maken in deze loterij moet ik eerst zorgen dat ik voldoende eigen werk heb om die selectie door te komen.
Inmiddels heb ik – misschien om een daad te stellen en niet meer te twijfelen of een verandering de juiste beslissing is – me laten ontvallen dat ik wegga en naar Amsterdam ga verhuizen. Ik woon op de Broederweg en heb daar een prima kamer. Het is een geweldig studentenhuis en een goede vriend is meteen geïnteresseerd om de kamer van mij over te nemen. Hij is die zomer in Canada bezig met het plukken van tabak en heeft zijn eigen kamer al opgezegd in de veronderstelling in september mijn plekkie over te nemen. Ik kan het niet maken om terwijl hij daar elke dag op de plantage aan het ploeteren is om bladeren te plukken, doodleuk te melden dat de deal toch niet doorgaat.
Blinde paniek, ik wil mijn woord houden en ik moet opzoek naar een nieuwe eigen plek, omdat ik toch besluit om in Kampen te blijven wonen en naast theologie massacommunicatie en filmkunde te gaan studeren aan de Universiteit van Amsterdam. Bij supermarkten hang ik briefjes op: nette student zoekt kamer. Maar het is hoogzomer en een nieuwe lichting studenten dient zich aan met als gevolg: krapte op de woningmarkt. Ik pluis de advertenties in lokale kranten na, maar nog steeds geen nieuwe woonruimte. Dan maar een stapje hoger en langs allerlei makelaars om te kijken of die iets in de verhuur hebben. Als ik het eigenlijk al heb opgegeven, ga ik toch nog maar even naar een kantoor waar ik zelf niet veel van verwacht. Redelijk bezweet kom ik daar binnenvallen. In een soort kleine wachtruimte zit een vrouw. Ik groet haar vriendelijk en we raken aan de praat. Ik leg haar uit wat er aan de hand is. Ze veert letterlijk op, zij is hier om over de verhuur van hun bovenwoning te praten en is er niet zeker van of ze dat wel via een makelaarskantoor wil regelen. Ze vertelt dat ze samen met haar man café de Tap in de Oudestraat runt en dat ze besloten hebben om werk en privé iets meer te scheiden door een woning in de nieuwbouwwijk van Kampen te betrekken en ze zoeken nu een betrouwbare huurder voor boven de kroeg. Of ik even wil kijken? Tuurlijk, we lopen direct weg bij de makelaar en ze laat me de vrijgekomen woonruimte zien.
Als je op een kamertje van 4 bij 5 meter zit is dat een walhalla: keuken, riante woonkamer met bedstee, een walk-in-closet en een ruimte waar je in een echte toren komt, die voor veel mensen aan het zicht is onttrokken, maar onderdeel is van de oude vestingmuur. Op de derde verdieping zijn nog drie slaapkamers. Wow, maar dat kan ik vast niet betalen, denk ik terwijl ik in het huis rondloop. Ze zijn al verhuisd, maar er ligt een enorme berg troep in de woonkamer. Daar kan ik echter wel doorheen kijken. Voorzichtig vraag ik wat de huurprijs is?
‘Vijfhonderd gulden, inclusief, elke maand handje contantje in de kroeg te betalen.’
Een kat in het nauw maakt rare sprongen, het is veel meer dan mijn huidige huurprijs, maar het is ook een zee aan ruimte. Ik geef haar een hand en zeg dat ik akkoord ga. Zij blij, ik in de wolken. Nog een klein rafelrandje. Ik zal een huisgenoot moeten zoeken, want die prijs is met z’n tweeën wel op te brengen en er is ruimte genoeg voor twee mensen.
Vol energie kom ik terug op de Broederweg. Ik probeer een aantal vrienden of ze mee willen naar de woning boven de kroeg. Iedereen zit echter goed op zijn of haar plekje. Ik probeer de tabaksplukker in Canada nog een aanbod te doen. Nee, helaas die is in zijn nopjes met mijn oude kamer. Dus twee dagen later sta ik weer bij de supermarkt nu om een huisgenoot te zoeken.
Operatie De Tap is ingezet. Ik bel mijn ouders dat ik een nieuwe woonruimte heb gevonden en dat allerlei spullen waaronder de divan en de wasmachine die ik van mijn oma heb gekregen, richting Kampen kunnen komen. De verhuurster heeft gezegd dat ik maar even tussen de troep moet kijken of er nog wat van mijn gading tussen ligt, de rest zal ze opruimen. Ik vis er een paar bijzettafeltjes tussen uit, een schemerlamp, twee oude fauteuils en een hoekbank die vermoedelijk uit de kroeg komt. Er is immers ruimte genoeg.
Een week later komt er auto met aanhanger de winkelstraat binnengereden: mijn nieuwe huisraad samen met het vertrouwde behangteam: mijn moeder en haar zus. Ze zijn beiden bedreven in het behangen en zorgen dat in no-time een typisch jaren ‘80 psychedelisch bloemmotief achter rauhfaser verdwijnt. Zelf voorzie ik kozijnen, ramen en deuren van een nieuw trendy verfje.
Ik voel me de koning te rijk. Wie had dat een maand geleden kunnen bedenken? Via studentenhuisvesting krijg ik een huisgenoot, een eerstejaars theologiestudent, dus dat probleem is ook opgelost. Laat het nieuwe studiejaar maar beginnen.