Zaktraining

Een goede vriend heeft al meerdere malen gevraagd om eens met hem mee te gaan naar een kickbokstraining. Het is zaterdagochtend vroeg, de bel gaat, hij staat onder voor de deur. Het is zover, van de spanning heb ik slecht geslapen. De bokschool Burning Heart is op loopafstand van mijn flat. Ik ben er vaak langs gefietst, nu is het moment voor mijn eigen hoogmis. Bij binnenkomst ruik ik de typische sportschoolgeur, die – moet ik toegeven – best wel opwindend is.

Tot nu toe had ik het verzoek altijd vriendelijk afgeslagen, want ik ben helemaal geen bokstype. ‘Dat is niks voor mij, ik moet er niet aan denken iemand knock-out te slaan.’

‘Maar zo’n training is het helemaal niet,’ overtuigt de vriend me. ‘Het is meer een leuke conditietraining rond een bokszak.’

Nou, een conditioneel ding is het zeker. We kleden ons om, voor zover nodig. Sneakers uit, geleende bokshandschoenen aantrekken, het is nog een heel gedoe om daar met je hand in te komen. Het voelt vreemd als de riem strak om je pols wordt aangetrokken. Op blote voeten betreed ik de dojo. Mijn vriend wordt vriendelijk gegroet door de trainingsmaatjes, zowel mannen als vrouwen. Het is best een groot gezelschap. Hij stelt me voor aan de trainster en zegt dat ik graag kennis wil maken met ‘een zaktraining’. Ze stelt me gerust als ze mijn bedenkelijke gezicht ziet. ‘Doe gewoon mee, misschien ga je het wel erg leuk vinden.’

Warming-up

We beginnen met een serieuze warming-up door rondjes te rennen in de zaal, met intervallen steeds in een ander tempo. Het gaat er meteen fanatiek aan toe. De bokszakken wiegen aan hun haken door onze luchtverplaatsing, alsof ze niet kunnen wachten totdat ze flink afgetuigd zullen worden. Het zweet verschijnt op mijn slapen en bij ieder rondje laat ik meer druppels op de mat achter. Wellicht is het angstzweet…

We doen nog wat andere marteloefeningen, zoals kikkersprongen. Daarna gaan we daadwerkelijk op de zak slaan. De energieke trainster doet enkele slagen voor en legt uit hoe je de handen moet houden. We trainen met z’n tweeën met één zak en wisselen elkaar af. Mijn handen zijn gebald tot vuisten verpakt in de onwennige bokshandschoenen. Mijn vriend laat zien hoe de lange ronde zak benaderd moet worden. Je kan zien dat dit niet zijn eerste keer is.

Dan is het mijn beurt. Ik knijp krachtig in mijn vuist en geef zo hard ik kan met links een stoot op de zak, die snel terugveert in mijn richting en van mij de volgende slag verwacht. Ik geef een slappe rechtse.

Sloop die zak!

De trainster kijk toe en schreeuwt aanwijzingen. ‘Harder, het is je moeder niet! Sloop die zak!’ Ze houdt me in de gaten hoe ik het ervan afbreng, of er wellicht enig bokstalent in mijn lijf schuilt. Ze komt achter me staan, terwijl ik de slagen met links en rechts afwissel. ‘Hou je dekking in de gaten, als je met links slaat, moet je met rechts ter hoogte van je gezicht blijven, anders krijg je daar een flinke hoek van je tegenstander, waarmee hij je kan uitschakelen.’

Poeh, het vergt best veel techniek en inspanning. Gelukkig kan ik even naar adem happen als mijn vriend zijn best doet om de zak van jetje te geven.

Opnieuw ben ik aan slag. Mijn vuist ploft op de zak. ‘Dat kan harder!’

Ja, het is mijn moeder niet, denk ik erbij. Ik geloof niet dat ik voor dergelijke agressie in de wieg ben gelegd, echt kwaad op iemand worden kan ik al niet, laat staan een ander tot gort stompen, pijn doen of flink te grazen nemen. Niet dat de vriend zo’n vechtlustig type is, hij doet het voor fit en fun. Voor hem is het een uurtje alle frustratie eruit rammen en na het douchen voel je je beter dan ervoor.

Trappen

Bij de volgende oefening is het de bedoeling dat we naast het stoten ook gaan trappen op de zak. Niet dat ik de onverbiddelijke stoottechniek al beheers, maar laat ik het maar proberen. Ik mag eerst even de kunst afkijken. Met lenige bewegingen wisselt de vriend zijn lage vuistslagen af met hoge trappen op de langwerpige zak, en soms gebruikt hij daarbij ook zijn rechterknie.

Mijn beurt verloopt niet vlekkeloos, best wel lastig om te bedenken wat je wilt gaan doen: stoten of trappen. En die voortdurend bewegende zak werkt ook niet echt mee. Met moeite kan ik bij het trappen mijn evenwicht bewaren, een echte kickroutine heb ik niet. De bokshandschoenen zijn inmiddels volgelopen met zweet.

‘Ja, mooie kick, Jan,’ hoor ik links van me. Motiveren is ook een vak, besef ik.

Rondje om de zak

Na tien minuten op de trap-en-stootcombinaties te hebben geoefend geeft de leidster aan dat het nu tijd is voor een echt ‘rondje om de zak’. Ik ben aan de beurt en ik vat haar opdracht letterlijk op. Fanatiek benader ik de zware bokszak met handen en voeten terwijl ik fysiek rond de zak dans. Tja, zo was het niet bedoeld, merk ik aan de andere boksers in de zaal, die allemaal aan dezelfde kant van de zak blijven staan. Het is eerder de bedoeling dat je echt voluit gaat. Ach, leuk voor een anekdote later…

Als coolingdown lopen we tenslotte rustig uit. Nu wandelen we wel met z’n allen rond de Rumblezakken die afgemat in de touwen hangen.

‘Volgende week weer?’ vraag de trainster. ‘Ik denk het niet,’ geef ik eerlijk toe. ‘Het is best wel een heftige work-out, al mijn spieren doen pijn.’ Al zijn sommige trainingsmaatjes best wel de moeite van een volgend bezoekje waard, is mijn gedachte die ik maar wijselijk voor mezelf hou.

Geef een reactie