Blog

De eerste stap

Midzomer. Vroeg in de ochtend zit ik met hem op het platje, in een zee van daken onder witte wolken die langzaam over ons heen schuiven. Het is nog zo vroeg dat de stad in slaap verzonken is. Hij zit echt heel dicht bij me. Mijn verlangen naar hem is intens en bestaat al een hele tijd – voor mijn gevoel een eeuwigheid – en de afstand is klein genoeg om de donkerblonde haartjes op zijn blote armen te zien en de donkere vlekjes op zijn huid. Een arm uitsteken en om zijn schouders leggen, meer is niet nodig om de afstand te overbruggen. Het zou een perfecte zaterdag kunnen worden. Het enige wat ik hoef te doen is de eerste stap zetten.

Is het verbeelding van me dat zijn schouder een heel klein beetje naar me toe gebogen is? ‘Luister,’ zeg ik, ‘dit is de mooiste ochtend die ik tot nu toe in mijn leven heb meegemaakt.’

Op het dak

Hij knikt instemmend. We praten over de muziek in de disco en de uren die we vannacht samen hebben doorgebracht en mijn huisgenoten die allemaal onderuit zijn gegaan en nu liggen te slapen of ik elk geval een poging doen. Met zijn allen zijn we op het dak geklommen om de nieuwe dag te verwelkomen. En nog een laatste sigaret te roken.

Ik zit op mijn handen. Hoe zal hij reageren als ik hem ga zoenen? Dat is in twee seconden gedaan – naar hem toebuigen mijn lippen op zijn mond drukken, me terugtrekken. En dan even verlegen kijken.

‘Ik denk dat ik maar eens opstap,’ zegt hij.

Nu moet ik echt iets ondernemen. ‘Nog niet meteen, toch?’ Ik draai me naar hem toe en kijk recht in zijn ogen. Zijn blik daagt me uit om de eerste stap te zetten.

‘En heb je nog plannen voor de zaterdag?’ vraag ik om hem bij me te houden.

‘Hangt ervan af,’ is zijn reactie.

Zijn schouder zakt weer een fractie lager naar me toe. Dit is het moment. Ik kijk uit over de daken en registreer niets behalve het bonzen van mijn hart. Misschien moet ik gewoon vragen, zoals een verliefde tiener, of ik hem mag kussen?

Een meeuw daalt neer op het dak van de kerk aan de overkant en blijft op de rand van de dakgoot zitten. Ik haal mijn linkerhand van onder mijn bil tevoorschijn en laat hem de ruimte tussen ons afleggen, over de koele stenen van het muurtje waar we op zitten, waarna ik mijn vingers licht op de zijne leg.

Geen reactie.

Ik luister of ik een verandering in zijn ademhaling kan horen, maar niets. Ik kijk hem aan, maar hij kijkt nog recht voor zich uit naar de meeuw. Ik trek mijn vingers terug. Een primitieve paniek rijt mijn borst uiteen. Ik denk: wat is het ergste dat er kan gebeuren? Het ergste is dat hij terugdeinst. Niks proberen is erger. Zal ik zeggen dat ik hem leuk vind, echt heel erg leuk? Ik draai me naar hem toe. Hij draait ook maar dat is om de andere kant op te kijken. Er is een blos op zijn wangen gekomen.

De kus

In mijn dromen heb ik mezelf hem zien benaderen met geile intenties en ik graaf diep om een manier te vinden om die magie werkelijkheid te laten worden. Iets ontneemt me de moed. Misschien is het wel het besef dat ik te hoog mik. Hij is echt heel mooi.

‘Draai je eens om,’ zeg ik. Ik schrik van mijn directe vraag.

Hij lacht, een kort lachje en draait zijn gezicht in mijn richting. Zonder dralen buig ik naar hem toe – ik sta de twijfel niet toe naar boven te kruipen en mijn intensie een voet dwars te zetten – en druk mijn lippen op de zijne.

Hij reageert niet afwijzend.

Ik weet niet na hoelang – misschien een halve minuut, misschien iets meer – zet hij zijn vingertoppen tegen mijn borst. De lichte druk zegt me dat het voorbij is. De kus is verbroken.

Schuin invallend zonlicht komt door de witgewolkte lucht en de kerk aan de overkant werpt zijn schaduw over ons.

‘Ik ga er vandoor,’ zegt hij terwijl hij van het muurtje springt.

Ik knik zo cool als ik kan. ‘Wanneer zie ik weer?’ vraag ik voorzichtig.

‘Over een paar uurtjes, maar ik moet nu eerst slapen…’ Met zijn ranke lichaam kruipt hij door het dakraam naar binnen. Enkele ogenblikken later hoor ik de voordeur dichtslaan en zijn voetstappen op het trottoir. Ik voel aan mijn lippen die nog nagloeien van onze eerste zoen.

Wachten

Om kwart voor elf heb ik een afspraak bij de huisarts. Ik heb speciaal naar haar gevraagd omdat zij een arts is die de tijd voor je neemt, aandacht voor je heeft en naar je luistert. De andere huisarts tikt verwoed in de computer en herhaalt woordelijk wat je zegt; wat erg storend is.

Druk aan het redigeren ben ik eigenlijk te laat van huis vertrokken en vlug fiets ik naar de huisartsenpraktijk om net op tijd voor de afspraak binnen te zijn. De assistenten zitten nog steeds achter covidglas en op de vloer zijn de gele pijlen van het eenrichtingverkeer nog vaag zichtbaar. Ik meld me aan.

‘Neem plaats, het kan wel even duren,’ merkt ze op. Ze kijkt me aan alsof ze me een ontsnappingsmogelijkheid wil bieden: je mag ook een nieuwe afspraak maken. Achter me hoor ik iemand diep zuchten.

Wachtkamer

Ik neem plaats in de wachtkamer, de stoelen zijn weer naast elkaar geschoven. Er zitten inderdaad veel mensen, maar het is een gezamenlijke praktijk en ze zullen niet allemaal een afspraak hebben met dezelfde dokter.

Al snel merk ik de onrust die er onder de andere wachtenden heerst. Ik zie allerlei norse gezichten. Naast me zit een meisje continu te bewegen op haar stoel en soms kreunt ze luid. Ze heeft duidelijk pijn.

Ik scrol wat door mijn mobiel, maar de krant heb ik vanochtend al gelezen, zoveel nieuws is er niet bij gekomen. En voor uitgebreid een bericht lezen ben ik mijn leesbril vergeten.

‘Ik zoek een andere dokter’

Na een kwartier meldt zich de volgende patiënt. De vrouw tegenover me zegt: ‘Ik zit hier al een meer dan een uur. Wat een rotpraktijk dat gaat hier altijd zo, ik ben het zat, ik zoek een andere dokter.’

Het kruinende meisje naast me gaat staan en loopt moeizaam een rondje. Ik volg haar achteloos en zie dat er sprake is van een lekkage. Het systeemplafond ligt open. De tv-monitor die anders nog wel eens afleiding biedt is voor de zekerheid in grijze afvalzak verpakt.

Er komen steeds meer mensen binnen, enkele worden snel opgeroepen en verlaten even later weer het pand. Maar achter de deur van mijn dokter blijft het stil. Er komt niemand naar buiten. Af en toe gaat er wel een jonge vrouw bij haar naar binnen, vast een coassistent in opleiding.

De ontevredenheid neemt toe, ook het kreunen en zuchten. Ik probeer het te negeren. Oké dan duurt het maar even langer, ik heb de tijd. De mopperende vrouw kijkt gespannen op haar horloge. ‘Ik moet om twaalf uur voor een volgende afspraak in het ziekenhuis zijn, dat gaat nooit meer lukken.’

Ik probeer oogcontact met haar te vermijden. Hoeveel mensen zijn er nog voor me aan de beurt? Zeker drie als ook niet de man in de hoek die in een tijdschrift bladert, bij haar moet zijn. Een oude mevrouw die schuin tegenover me zit, wikkelt het verband van haar scheenbeen. Hoopt ze hiermee de tijd te versnellen?

Mediteren

Ik probeer me af te zonderen, ga rechtop zitten en leg mijn handen op mijn knieën en ga met open ogen mediteren. Je kan de wachttijd ook zien als een voordeel. Het is bij uitstek een manier om rustig te worden, je lichaam te voelen en je te oefenen in zuiver bewustzijn. Tegenwoordig zijn we gestrest en gunnen we ons dit bijna niet meer. Hoe gemakkelijk vul je niet de kleine gaten in je dagelijks leven op door je smartphone te pakken om vervolgens het ‘niks doen’ te vervangen door ‘iets te vinden om te doen’. Op deze manier houd je jezelf voortdurend bezig. Door stil te gaan zitten probeer ik mijn gedachten tot rust te brengen en de prikkels om me heen buiten te sluiten. Het lukt niet voortdurend… ik ben blij als er weer iemand binnenkomt en ik me afvraag hoe diegene op de ontstane situatie zal reageren.

Het spreekuur loopt inderdaad gigantisch uit de klauwen, pas om half een ben ik aan de beurt. De arts bedankt me voor mijn geduld, als ik haar kamer binnenloop. ‘Vandaag is weer zo’n dag dat alles tegenzit.’

Ik zeg dat ik het niet erg vind en zo even tijd had om mijn zonden te overdenken en een studie van de verschillende reacties in de wachtkamer te maken. Ze moet lachen en vraagt wat ze voor me kan doen.

Back to ’78

In de auto terug naar huis luister ik naar ‘De Staat van Stasse’ op NPO-radio 2. Stefan Stasse draait een nummer van de Nederlandse formatie Gruppo Sportivo. Ik dacht dat de band niet meer bestond, maar ze blijkt nog springlevend te zijn en op te treden. Vrolijke catchy popmuziek met een humoristische knipoog, erg populair eind jaren ‘70.

Mijn gedachten gaan naar de verjaardag van een klasgenote op de middelbare school. Ze is in juli jarig. Altijd een lastige periode om een feestje te geven, want het is midden in de grote vakantie en veel mensen zijn weg. Toch ben ik wel jaloers op iedereen die in de zomermaanden jarig is, want je kunt je verjaardag lekker buiten in de tuin vieren, de barbecue aansteken en dineren aan een lange tafel.

Verjaardag

Op de fiets ga ik op deze zomerse zaterdagavond naar Assen. Ik ben benieuwd wie van mijn klas aanwezig zal zijn. Achter het station is het even zoeken welke straat ik moet hebben. De slingers en vlaggetjes verraden de juiste locatie. Enthousiast word ik door de jarige job begroet en maak ik in de huiskamer kennis met haar familie. Na iedereen gefeliciteerd te hebben, laat ik me een koel biertje in de handen drukken en loop naar de tuin waar het feestje is. Ik neem plaats in een van de tuinstoelen die aan de rand zijn opgesteld. Het feestje moet nog een beetje opgang komen, maar langzaam druppelen de andere klasgenoten binnen.

Met ons vriendengroepje hebben we de laatste elpee van Gruppo Sportivo gekocht omdat we weten dat ze daar fan van is. Ze legt ‘Back to ‘78’ meteen op de platenspeler. Iedereen zingt volop mee, want we kennen de songteksten uit het hoofd. Enkelen zwieren over het gazon. Ook de vorige elpee van Gruppo doet het goed op feestjes. Het duurt niet lang of het is stuivertje wisselen met ’10 Mistakes’.

Beep beep love

Na het introdeuntje van de piano waarbij er altijd wel iemand doet alsof hij zelf het instrument bespeelt, valt de zanger Hans Vandenburg in met de eerste regels van ‘Beep beep love’.

‘She landed on my roof, mad love from Venus…’

Ik zie de jarige naar me kijken, al dansend komt ze op me af en zingt in mijn oor.

‘That’s right, that’s right, that’s right, we’re making future love tonight.’

Terwijl ze om me heen draait, krijg ik het warm. https://youtu.be/Tlow3LFMdT4

‘All you need is (beep beep) love

All you need is (beep beep) love

Love is such a deep deep feeling

Future love, future love

Future love, future love is on the rise’

Ik weet dat ze al een tijdje een oogje op me heeft. Hoe los ik dit op? Doen alsof ik de hints niet door heb? Maar dat kan niet. Hoe red ik mezelf hieruit zonder haar te kwetsen? Want het is toch fijn als iemand je leuk vindt, aangeeft wel je vriendinnetje te willen zijn? Maar ik heb andere dromen en ja dan moet ik met de billen bloot, maar aan die waarheid ben ik nu echt nog niet aan toe. Ik zit nog te diep in de kast. Maar faken is ook zo wat, dat kun je iemand niet aandoen. Ik probeer de aandacht af te leiden. Hoop zelfs dat iemand me komt redden uit mijn benarde positie, maar op het gazon is sprake van meerdere paarvormingen. Gelukkig zijn de Gruppo nummers over het algemeen kort.

Nog een poging

In ieder geval geeft ze niet op, want later dat jaar onderneemt ze via een opmerkelijke omweg nog een poging door aan mijn moeder te vragen of die geen goed woordje voor haar kan doen, omdat ze haar enige zoon toch wel een erg leuke jongen vindt. Mijn moeder – zo hoor ik later – heeft gezegd dat er geen bordje met huwelijksmakelaar op haar deur hangt en dat ze wat dat betreft weinig voor haar kan doen. ‘Dat moeten jullie met elkaar uitzoeken, daar meng ik me niet in!’

Het is al een uurtje zondagmorgen als ik uiteindelijk van het feestje terug naar huis fiets. Ik schaam me wel een beetje en weet niet of ik er juist aangedaan heb om haar onwetend te laten. De amoureuze avance spookt door mijn hoofd en het verantwoordelijke nummer vermengt zich met het grappige ‘Tokyo’.

‘Tokyo I’m on my way

And in my new Toyota

It’s not so far away

All you need is love

future love is on its way.’

Thuis sluip ik zo geluidloos mogelijk de trap op. Ik wil nu geen uitbrander riskeren omdat ik te laat thuis ben.

Close call in Gythio

De mediterrane zon brandt me vroeg uit mijn tent. Er is geen enkele beschutting op het strand. In de verte hoor ik de vredige golfslag van de zee. Het belooft weer een snikhete dag te worden. Al een paar dagen kampeer ik hier wild op het Mavrovouni strand nabij Gythio, een kustplaatsje op een zuidelijk puntje van de Peloponnesos. Ik heb mijn tent opgezet aan de rand waar de olijfbomen groeien, maar die bieden niet voldoende schaduw.

Voor mij een prima pleisterplaats. In de buurt staat een hotel waarvan ik de sanitaire voorzieningen gebruik. Via een zijingang, waarschijnlijk voor het personeel, sneak ik iedere dag naar binnen. Mijn rode stoppels moeten er af en als ik er toch ben kan ik meteen een wasje doen. Met scheergel wrijf ik mijn wangen in en begin aan de precieze klus. Het mesje schraapt langs mijn huid en trekt een gladde streep in het schuim. In de wasbak naast me liggen T-shirts en korte broeken te weken. Af en toe hoor ik iemand langslopen maar voorlopig ben ik hier alleen.

Totdat er plotseling een grote man achter me staat. In luid Grieks gaat hij tegen me te keer, ik versta er niks van, maar begrijp wel dat hij niet gediend is van mijn illegale waspraktijken. Ik zeg dat ik zo klaar ben. Ik denk niet dat hij me begrijpt, want hij staat maar met zijn handen te gebaren. Ik mine dat ik echt zo ga. Als hij de deur achter zich dichtslaat ben ik opgelucht. Ik wring snel het laatste shirt uit. En dep de wastafel droog met toiletpapier. Zo dat is weer gefikst.

Griekse salade

Ik denk niet dat ik dit nog een keer kan doen, maar ik ben toch van plan binnenkort weer verder te liften. Bij de tent hang ik de was op een geïmproviseerd lijntje te drogen. In de Griekse zon zal het niet lang duren voordat het droog is en dan kan ik naar het havenstadje Gythio lopen om boodschappen te doen.

Op de markt haal ik de ingrediënten voor een Griekse salade waar ik min of meer verslaafd aan ben geraakt tijdens deze reis. Bij een taverne trakteer ik mezelf op een drankje, waarbij de ober een snack serveert. Terwijl ik op het terras zit te lezen en niet erg let op de mensen om me heen, hoor ik ineens: ‘Hey mate, how are you? May I join you?’

Ik kijk op en zie een jongeman met een geblondeerde kuif voor me staan, in een lichtblauw tank topje en een zwart Adidas sportbroekje dat om zijn heupen slobbert. Ik zeg dat het oké is en wijs hem op de stoel naast me. Hij vraagt wat ik aan het lezen ben? Ik toon de cover van het boek over de omzwervingen van Odysseus die ik onlangs heb gekocht.

‘You’re interested in the Greek history?’

‘Yes, while I stay in Greece, I like to live the Greek way of life.’

Hij knikt.

‘Where you from?’ vraag ik.

‘Canberra, Australia.’

‘So far from home then?’

‘You can say that. I am Matthew, by the way.’

‘Nice to meet you, my name is Jan.’

Hij vertelt dat hij op wereldreis is en net een tijd door India heeft getrokken, Toen hij weer terug was in de bewoonde wereld had hij last van een soort cultuurschok. Hij stond in New Delhi voor de vitrines met voedsel te staren en wist gewoonweg niet wat hij moest te kiezen.

Zwemmen

‘What are your plans for today?’

Ik wijs op mijn plastic zak met salade-ingrediënten en zeg dat ik die straks naar mijn tent op het strand ga brengen en daarna waarschijnlijk een duik in de Middellandse Zee ga nemen. Hij veert op en vraagt of hij mee mag.

‘That’s okay, Matthew, I like your company!’

‘Likewise, mate.’

Op weg naar mijn tijdelijke verblijfplaats vertel ik hem van het incident in de toiletten van het hotel en hij moet lachen. We installeren ons op het gele zand en ik vraag hem of hij mijn rug in wil smeren om te voorkomen dat ik aan het einde van de dag een rode kreeft ben. Met ferme hand smeert hij de antizonnebrandcrème over mijn huid. Af en toe nemen we een duik in zee en laten ons dan weer opdrogen op het zand. Als ik trek krijg bied ik aan om de salade te bereiden. Hij zegt dat hij bij de bar van het hotel een fles wijn gaat scoren. Ik vraag of hij wil kijken of ze Retsina verkopen. We hebben een heerlijke, eenvoudige maaltijd en de witte harswijn smaakt er prima bij. ‘Ya mas!’

Terwijl de zon in de zee zakt nemen we nog een laatste duik. Het strand is inmiddels verlaten en ondeugend stelt hij een skinny dip voor. Voordat ik kan reageren zie ik twee blonde billetjes in zee verdwijnen. Ik ontdoe me ook van het onnodige textiel en ren achter hem aan.

Paniek

Maar er is iets veranderd, ik weet eerst niet wat. De zee gedraagt zich anders, ze is onstuimig en hanteert een woeste golfslag. Of ligt het aan mij en heeft de drank en het gezelschap van een leuke jongen mij beneveld? Het is alsof het water me aan mijn voeten steeds verder de zee in sleurt. Ik raak in paniek. Mijn maatje is nergens te zien. Ik probeer richting het strand te zwemmen maar dat lukt niet. Shit, dit is niet goed!

Dan duikt voor me in de golven het blonde hoofd van de Aussie op. Ik roep naar hem dat we in een mui terecht zijn gekomen.

‘Yeah, that’s not good!’ Hij adviseert me om ons mee te laten drijven met de golfstroom en als de maalstroom minder voelt schuin in de golven te gaan zwemmen richting kust. ‘Don’t panic, trust me!’

Voor mijn gevoel duurt het eeuwig voordat de onderstroom afneemt. In de verte is het grote witte hotel met zijn groene verlichting ons baken. Ik ben nog nooit zo blij geweest om weer vaste grond onder m’n voeten te hebben. Uitgeput val ik op het strand aan de voet van de branding.

‘That was close,’ zegt hij. ‘Are you alright?’

‘Yes,’ zeg ik buiten adem. ‘Thank you for saving my life, Matt.’

Op de goede afloop drinken we het laatste restje Retsina uit de fles. Het is inmiddels donker en hij vraagt of hij mag blijven slapen. Midden in de nacht breekt er een vreselijk onweer los, als ontlading van de spanning die zich de laatste uren heeft opgebouwd. Het dondert en bliksemt behoorlijk. We schuilen in elkaars armen. Ik hoop dat de tent het noodweer kan weerstaan.

Schotse hooglanders

‘Zien ze wel wat?’ vraagt een vriendin als we tijdens het wandelen op de Bussummerheide een kudde Schotse hooglanders tegenkomen.

‘Inderdaad hun lange haren hangen wel erg voor hun ogen,’ zeg ik, ‘maar ik denk wel dat ze ons in de gaten hebben.’

Goois Natuurreservaat

In het Goois Natuurreservaat lopen al jarenlang zo’n vierendertig hooglanders rond waaronder ook een paar witte. Het zijn uitstekende grazers. Met hun dikke roodbruine haren kunnen ze het hele jaar buitenlopen. De robuuste oerkoeien overleven zelfs bij min dertig graden. Ze kunnen dus tegen een stootje. De schrale voeding op de hei zijn ze gewend. In de zomer vervetten ze en daarom kunnen ze met gemak in de winter een derde van hun gewicht verliezen zonder in de problemen te komen.

Een van de koeien kijkt ons al herkauwend aan. Ze grazen vlak langs de wandel- en fietsroute. Ze zijn wel erg dichtbij. De koeien zien er fotogeniek uit en met hun prachtige, wilde roodbruine vacht lijken ze uiterst aaibaar. Maar toch is dat niet aan te raden.

‘Ik durf er niet langs, moet je die grote horens zien.’

‘Het zijn over het algemeen rustige dieren,’ zeg ik moedig. Maar ik zie wel hoe een van de koeien – is het een stier? –  zijn kop naar beneden doet en een onrustige indruk maakt. ‘Toch lijkt het me beter om een rondje door het gras te maken, want je moet ze niet storen, zeker niet als er ook nog een kalfje in de buurt is.’

‘Dat lijkt me ook beter.’

Voor de zekerheid lopen we met een grote boog om de hooglanders heen. We gunnen ze hun privacy en hebben geen zin om tijdens deze wandeling op een van de eerste zomerse dagen op de horens te worden genomen.

Goede grazers

Op de heidevelden is er sprake van veel vergrassing en verbossing. Daarom is begin jaren tachtig bedacht om begrazing te introduceren. De Schotse hooglanders eten planten die andere grazers laten liggen. Ze snoeien planten en struiken en zorgen voor licht en ruimte, zodat er weer andere planten tot bloei kunnen komen. Zo helpen ze bij het natuurbeheer en zorgen ze ervoor dat de heidevelden niet dichtgroeien. Heel belangrijk voor de biodiversiteit.

Als we weer op het wandelpad zijn, kijk ik voor de zekerheid toch even achterom of we niet achtervolgd worden. Maar nee, hoor. De hooglanders grazen rustig verder zonder aandacht aan ons te besteden. Een van de koeien is er zelf bij gaan liggen, midden op het fietspad. Geef ze eens ongelijk!

Statieblikjes

We besluiten vanwege het lekkere weer in het park te gaan picknicken. Onderweg slaan we bij een buurtsuper wat spulletjes in. Een sixpack bier, een paar lekkere kaasjes, stukje quiche, smultomaatjes, allemaal ingrediënten voor een geslaagde lunch. In het park aangekomen zoeken we tussen alle andere bezoekers een goed plekje in het gras. Voor mij is het belangrijk dat ik niet in de volle zon kom te zitten. We vinden een prima stek waar mijn vriend nog volop van de zonnestralen kan genieten. Al keuvelend nemen we het leven door, terwijl we smullen van de lekkernijen.

Op een afstandje zijn een aantal jongens een volleybalcompetitie begonnen. Al snel liggen de T-shirts in het gras, want van deze inspanning ga je zweten. Een van de boys verontschuldigt zich als de oranje bal van zijn koers afwijkt en midden op ons kleedje belandt. Ik pak de bal op en gooi hem terug.

Lege bierblikjes

Na twee uurtjes gezellig lummelen besluiten we dat het mooi is geweest en pakken onze spullen op. In zijn enthousiasme knijpt mijn vriend de lege bierblikjes fijn.

‘O, nu kunnen we ze niet meer inleveren.’

Hij kijkt me vragend aan.

‘Er zit tegenwoordig statiegeld op de blikjes.’

‘Joh, dat wist ik niet.’

‘Ja, sinds 1 april en dat is geen grap. Ik moet toegeven dat het ook nog niet helemaal in mijn systeem zit.’

Als we ons plastic afval in de prullenbak gooien, zie ik de doneerring die eraan bevestigd is. ‘Kijk, ze hebben hier deze speciale ringen waarin je de blikjes of petflesjes kunt ophangen als je ze zelf niet mee wilt nemen naar huis om ze in te leveren.’

Er zitten enkele flesjes in de ring. ‘Erg handig,’ beaamt de vriend.

‘Het voorkomt dat mensen die op statiegeld jagen op hun neus in de afvalbak moeten kruipen en voor rotzooi rond de bak zorgen.’

‘Het zou goed zijn als er overal van deze dingen komen. Dit is de eerste keer dat ik ze zie.’

Zakcentje

‘Ik geloof dat er zo’n twintig gemeenten zijn die ermee experimenteren,’ ga ik enthousiast verder. ‘Ik ken iemand die sinds de invoering al een aardig zakcentje heeft verdiend aan alle lege blikjes die men nog steeds weggooit. Elke avond maakt hij na het avondeten een rondje en neemt een tasje mee voor de vondsten. Bij elkaar heeft het hem al zevenhonderd euro opgeleverd.’

‘Dat is toch een aardig extraatje. Gemakkelijk verdiend…’

‘De luiheid van de een is het verdienmodel van de ander. Toch is het vervoeren van die lege blikjes lastig, want of er lekt limonade uit, of ze worden in een volle tas platgedrukt waardoor de statiegeldmachine ze weer uitspuugt.’

‘Ja, de petflesjes kun je tenminste nog afsluiten met een dop. Misschien dat ze voor de lekkende, lege blikjes ook nog iets handigs bedenken.’

‘Daarom vind ik deze doneerringen wel een goed initiatief, het is een begin.’

www.statiegeldnederland.nl

Zondag in Berlijn

Een tropische zondag in Berlijn, juni 2011. Die Tagesschau meldt dat het vandaag 31 graden zal worden. Begin deze week ben ik met de trein in de Duitse hoofdstad aangekomen. Het is een goed weerzien, ik ben hier na de val van de muur niet meer geweest. In de jaren ’80 ging ik er vaak liftend naartoe en overnachtte ik in een kraakpand in Kreuzberg. Nu logeer ik in een luxe appartement in Schöneberg.

De klokken van de Apostel Paulus Kirche luiden achtmaal. Tijd om op te staan. Meteen parelt het zweet op mijn lijf. Vandaag maar veel de koelte van een museum zoeken of een schaduwrijk terras. Maar eerst een ontbijtje scoren. Op weg naar de bio-supermarkt die een corner heeft waar je je zojuist gekochte broodjes kunt nuttigen. Maar wat blijkt, voor de Duitsers is de zondagsrust nog heilig. Alle winkels zijn gesloten. Even is het blinde paniek. Wie had dit verwacht in zo’n wereldstad? Wat nu? Een kraampje een currywurst is mijn eerste gedachte. Maar gelukkig zijn er – naar later blijkt – voldoende plekken waar je tot diep in de middag kunt lunchen.

Rainer Fetting

Met de U-Bahn ga ik naar Hallescher Tor, vandaar loop ik van schaduwplek naar schaduwplek naar de Berlinische Galerie. Die is open dat heb ik toch maar even gecheckt. Ik volg de bordjes met spreuken van allerlei kunstenaars. ‘Kunst is vorm,’ zegt Joseph Buys. Binnen heeft de tentoonstelling van de Duitse kunstenaar Rainer Fetting me meteen stevig bij de ballen. Prachtig, zijn kleurrijke, expressieve schilderijen imponeren me. De maker is zeker weten ‘lid van de club’, dat kan niet anders. Het is mijn tweede grote ontdekking op deze zondag.

Ik vraag aan een suppoost of ik foto’s mag nemen. Helaas is dat verboden. Dan maak ik nog maar een extra rondje om zijn werk in me op te nemen. Ik blijf langer staan bij ‘Prinzenbad’, een tafereel van badende jongens. In het winkeltje van de galerie liggen vier kunstboeken over Fetting, maar ze zijn prijzig en zwaar. Ik neem me voor dat zodra ik terug in Nederland ben, ik een ervan zal bestellen.

Prinzenbad

De jongens in het Prinzenbad hebben me op een idee gebracht. Vlug haal ik in het appartement mijn zwemspullen en zoek met de tram het buitenbad op. Het is een enorm terrein met verschillende zwembaden. Het is er erg druk, zo genieten de Duitsers dus van hun zondagsrust. De badmeesters hebben fietsen en zelf een kleine tractor om toezicht te kunnen houden. Ik neem een duik in het banenbad, het water is verfrissend koud. Bravo, Berliner Bad Betrieb, dit is echt genieten! Opgeschoten jongens die wild voor me in het water springen worden door een blonde badmeester teruggefloten. De zon schijnt precies in mijn gezicht en ik moet oppassen dat ik in het felle tegenlicht niet in botsing kom met een passant.

Op de speelweide laat ik me opdrogen; niet te lang want de kans op verbranden is groot. Mijn oog valt op een atletische man die in een uiterst miniem speedootje langs de rand van het bad loopt. Op zijn billen prijkt het getal 10, om zijn nek hangt een zilveren schakelketting op zijn zongebruinde huid en hij heeft een kort getrimd baardje. Ik kan mijn ogen nauwelijks van hem afhouden.

Als ik later onder de douche sta komt nummer 10 onverwachts de lockerroom binnen. O my god, hij stroopt de speedo van zijn billen en gaat onder de waterstraal naast me staan. Zijn schaamhaar is ook keurig getrimd, verder is er geen haartje op borst, benen of oksel te bekennen. Zo glad als een eikel. Ik blijf nog maar even langer douchen. Het is een genot om naar hem te kijken, maar dat weet hij zelf ook dondersgoed. De derde verrassing!

Das Neues Ufer

’s Avonds ga ik naar een Schwul buurtkroegje, Das Neues Ufer. Ik neem plaats aan de toog en vraag om een klein biertje. ‘Normalerweise wollen die Leute hier ein Großes Exemplar.’ De (gay)toon is meteen gezet. We babbelen wat over Berlijn en de Duitse mannen, waarbij nummer 10 niet onvermeld blijft. Ook de Sonntagsruhe komt ter sprake. ‘Onder invloed van de socialisten die een vrije dag wilden instellen voor de werknemers, zodat ze in alle rust van hun gezin konden genieten is er meer dan honderd jaar geleden een wet ingesteld op de Sonntagsruhe,’ legt de barman uit. ‘De kerken steunden deze maatregel in de hoop dat de mensen op deze rustdag naar de kerk zouden gaan. En deze situatie zal voorlopig zeker niet veranderen,’ voegt hij eraan toe.

Het is niet druk in die Kneipe. ‘Möchten Sie zum Schluss noch einen Jägermeister?’ ‘Die Holländer mögen alles,’ antwoord ik. Terwijl hij al een beetje aan het afruimen is, geniet ik van het slaapmutsje. Bij het afscheid moet ik hem beloven dat ik er niet weer zo lang over zal doen voordat ik naar deze geweldige stad kom. Erewoord! #Berlijn

Hitteplan

Nu de temperatuur vandaag naar 32 graden zal oplopen, treedt mijn hitteplan in werking. Op deze zondag pak ik mijn zwemspullen, dopper en smeer wat witte kadetjes en vertrek naar het zwembad. Deze winter ben ik er weinig geweest. Dat is raar voor iemand die gewend is minimaal vier keer per week een kilometer te zwemmen. De klad is er een beetje ingekomen. Meestal zwom ik aan het eind van de middag dan kun je onbekommerd je baantjes trekken, in de avonduren is het bad echter een potje met pieren. Aanvankelijk ging ik er vanuit dat ik door te werken op het distributiecentrum genoeg beweging kreeg maar daarbij vergeet ik dat zwemmen ook ontspanning betekent en dat het je mind kan verzetten en in rust kan brengen.

Spieren afmatten

Vanochtend valt het mee met de drukte. Slechts enkele medezwemmers. Wat tegenvalt na een tijd niet gesport te hebben, is mijn conditie. Ik haal die vijfentwintig meter niet meer binnen de minuut. Rustig opbouwen dan maar, maar mijn nek, schouders en onderrug beginnen na een paar rondjes op te spelen. Moet ik daar doorheen? De spieren afmatten of juist denken kalm aan morgen is er weer een dag? Toch eens met mijn fysiotherapeut overleggen als ze morgen mijn klachten behandeld. Ze heeft me wel aangeraden om weer te gaan zwemmen, fietsen of lopen naast mijn dagelijkse werkzaamheden.

Na vijfentwintig minuten vind ik het goed en neem ik een douche, zo koud mogelijk anders lekt het zweet me weer van mijn lijf voordat ik op de speelweide ben die er overigens dor en geel bij ligt. Ik pak twee stoelen en installeer me in de schaduw onder een boom, zo ver mogelijk van de schreeuwende kinderen op de springmat.

Thriller

Ik heb een Zweedse thriller bij me van Jens Lapidus. Geen moeilijke kost, spannend en vermakelijk. Ik hoef op een tropische dag als vandaag mijn hersenen niet extra in te spannen. Binnen een minuut zit ik midden in een nachtelijke melding van een inbraak waar een conciërge in uniform zoals de beveiligingsambtenaar zichzelf noemt, op afgestuurd wordt. In de woonkamer ontdekt hij het lijk van een man die op een gruwelijk wijze door zijn hoofd is geschoten. De toon is meteen gezet.

Hitte met hitte bestrijden

Hoe zit het eigenlijk met hitte en proberen af te koelen? Mijn moeder zei altijd: ‘Je moet hitte met hitte bestrijden.’ Juist een kop warme thee drinken in plaats van koel fris water. Toch heb ik nog steeds de neiging tegen haar advies in te gaan. Dat blijkt wel uit het nemen van een koude douche zojuist. Ik heb het idee dat mijn lichaam dan langer koel blijft. Haar theorie is dat een koude douche je lichaam aan het werk zet om op te warmen. En zo heb je het uiteindelijk alleen maar heter. Door je lichaam juist warme dingen te geven, koelt het af. En dat is nou precies wat je nodig hebt tijdens warme dagen.

Hete koffie zorgt er bij mij voor dat ik meer ga zweten, daarom drink ik tijdens het werk – als ik al redelijk verhit ben –  koud water zodat ik niet meteen na de pauze met een bezweet hoofd de werkvloer opga.

In de warme zomerperiode kies ik liever voor een koude salade dan een pittige curry. Terwijl het beter is voor heet te gaan als je het koeler wilt hebben. Ik snap het principe en het zal fysiek ook zo werken maar voor mij voelt het niet prettig, ik wil juist van dat overmatig transpireren af! Als ik eenmaal begin met zweten weet mijn lichaam van geen ophouden.

Nu heb ik uit de zon en mede dankzij een briesje mijn lichaamstemperatuur aardig onder controle. Ik krijg het alweer warm als ik een mevrouw in mijn gezichtsveld uitvoerig yoga-oefeningen zie doen in de felle zon! Misschien wil ze juist de zonnegroet brengen uit dankbaarheid voor de in haar optiek heerlijke temperatuur.

’s Nachts

Maar back to business. Ik zie op tegen de komende warme dagen omdat ook ‘s nachts de temperatuur niet onder de twintig graden zakt. Voor mijn gevoel heb ik geen natuurlijk afkoelmoment. Bij het opstaan is mijn lichaam al kletsnat. Het zal maximaal afzien worden en proberen de hoge temperatuur mentaal te negeren en te visualiseren dat zweten goed is, want dan koelt mijn lichaam tenminste af.

Jammer dat om even voor vier uur een blikken stem uit de luidsprekers aankondigt dat het zwembad gaat sluiten. Zo komt er een eind aan het aangenaam verpozen in de schaduw. Ik raap mijn spullen bij elkaar en ga op zoek naar een ander koel plekje om verder te kunnen lezen, want de moord is op niet opgehelderd.

Jurassic Park

In de druilende regen ligt een gele jeep op z’n kop. Paleontoloog Dr. Grant en een jongetje zitten geknield naast de auto en houden elkaar stevig vast. Hun lijven trillen als een enorme grijze hoef voor hen in de modder stampt. Angstig kijken ze omhoog, recht in de enorme kaken van een Tyrannosaurus Rex.

Steven Spielberg

De dinosauriërs uit Jurassic Park walsten dertig jaar geleden alle concurrentie in de bioscopen plat, zelfs kassamagneet en Last Action Hero Arnold Schwarzenegger moest het afleggen tegen het prehistorische geweld uit de koker van regisseur Steven Spielberg.

Het verhaal in grote lijnen: Een miljonair slaagt er met behulp van een groep wetenschappers in om dinosauriërs te klonen uit een druppel bloed, gevonden in een miljoenenjaren oude megamug. Hij bouwt een enorm park om ze zo aan het publiek te laten zien. Een select groepje mag als eerste het revolutionaire park bezoeken en dat gaat natuurlijk helemaal fout…

‘God schiep dinosaurussen, God doodde dinosaurussen, God schept de mens, de mens doodt God, de mens brengt de dinosaurussen terug tot leven.’ Ik heb deze quote van  dr. Ian Malcolm, de miljardair, onthouden, die hij uitspreekt, net voordat de hel op het eiland losbreekt.

Special effects

Qua verhaal is Jurassic Park niet de meest geloofwaardige film, maar de special effects van de tot leven gewekte dinosauriërs maken indruk op me. Het is een visueel spektakel. Nooit eerder werden de prehistorische kolossen zo overtuigend in beeld gebracht. Twee jaar lang is er door de meest getalenteerde special effects-teams ter wereld aan gewerkt en het resultaat is verbluffend. Zeker voor begin jaren ’90. Je hebt (bijna) nooit het gevoel naar trucage en digitale effecten te kijken. Met veel tijd en geld blijkt er van alles mogelijk te zijn.

Jurassic Park is een enorm kassucces en in de loop der jaren zijn er vijf vervolgfilms gemaakt. Er is uiterst slim veel merchandise op de markt gebracht, want de dino’s vallen in de smaak. Dat is ook niet zo gek, want het zijn uitgestorven, grote en gevaarlijke dieren waar kinderen hun fantasie op los kunnen laten. Weet jouw kind feilloos alle dinosaurussen bij naam te noemen, te vertellen wat ze eten en hoe ze leefden? Dan heb je waarschijnlijk een kleine slimmerik in huis. Meerdere studies hebben namelijk bevestigd dat kinderen die op jonge leeftijd gefascineerd zijn door dino’s behoorlijk intelligent blijken te zijn.

Duurste reclamespot

Voor dit speelgoed wordt in de film overigens wel heel opzichtig reclame gemaakt; wanneer de miljonair zich realiseert dat zijn droom in duigen ligt, glijdt de camera langzaam langs een kast vol nutteloze ‘Jurassic Park’-artikelen. Het in beeld brengen ervan maakt Jurassic Park tot de duurste en langste commercial ooit gemaakt. #30jaarjurassicpark

Wat een K-dag!

Soms zijn er van die dagen. Vannacht wil de slaap maar niet komen. Om mijn gedachtestroom af te leiden zet ik de televisie aan. Gewoon een donkere handdoek over het hoofd om geen last te hebben van het flikkerende blauwe licht. Het gemurmel van een van de vele talkshows is zo slaapverwekkend dat je vanzelf wegdommelt.

Om twee uur word ik wakker omdat ik nodig moet plassen. Uit bed, oei, wat is het koud. Vlug terug onder het warme dekbed. Opnieuw lig ik wakker en zet ik de televisie weer aan, maar die heeft kuren. Ik zie een blauw scherm met witte letters. Bril zoeken… wat staat er: geen verbinding met het netwerk. Gelukkig weet ik een methode: stekker eruit, dertig seconden wachten en herstarten. De televisie start voor vijfentachtig procent op en blijft vervolgens hangen. Nogmaals de stekker eruit. Nog steeds geen ontvangst. In de huiskamer kijken; op het kastje van de server branden rode lampjes. Ook daar de stekker eruit. Geen soelaas.

Geen verbinding

Ik begin sikkeneurig te worden. Toch maar proberen in slaap te komen zonder tv-geluid. Ik draai van de ene zij op de andere. Na een half uurtje ben ik alweer met stekkers aan de gang. Nada. Dan besef ik dat ik een week geleden een berichtje heb gehad van KPN dat er nachtelijk onderhoud aan het netwerk bij mij in de buurt wordt gepleegd. Daarom krijg ik de boel niet aan de praat. Jammer dan, niks aan te doen. Ogen dicht en proberen nachtrust te pakken.

Ik moet weg gesukkeld zijn, want plots word ik wakker van Op1. Het netwerk is hersteld. Ik kijk op de klok: vijf uur in de ochtend. Het is zaterdag, ik hoef niet te werken, ik kan nog even een tukkie proberen te doen. Vergeet het maar… kreunend sta ik om zes uur op. Belachelijk vroeg, maar ik kan niet langer in mijn bed blijven liggen: hoofdpijn, kramp in mijn kuiten en pijn in de onderrug, alles doet zeer.

Geen krant

Ik wil de Volkskrant ophalen maar realiseer me dat de bezorger in het weekend altijd later is. Ik zoek ontspanning bij het boek dat ik aan het lezen ben, maar kom er niet echt in. Om half negen loop ik hoopvol de trap af. De brievenbus is leeg… teleurgesteld ga ik terug. Nog maar een bakkie koffie. Om negen uur nog niks, om tien uur ook niet. Bah, wat haat ik dit, net als je afleiding zoekt bij een dikke weekendbijlage, kan het niet. Ik meld mijn klacht, wetend dat dit geen voldoening noch oplossing zal geven, want ze bezorgen niet na en zeggen alleen maar dat m’n abonnement met één dag wordt verlengd. Met een langlopend contract zegt me dat helemaal niks. Ik wil nu een krant!

Dan maar een krant gaan kopen. Volgens mij heeft het benzinestation dichtbij geen Volkskrant in het assortiment, beter om naar de stad te fietsen. Ik besluit om meteen mijn horlogebandje te laten repareren want het gespje dat het bandje op zijn plaats moet houden, is stuk. Op de markt staat een mannetje dat dit in twintig minuten kan fiksen. Ondertussen kan ik een krant halen en bij Mout op het terras onder het genot van een bakkie wachten tot hij klaar is. Op de fiets besef ik: vergeet het, leesbril niet meegenomen dat betekent alleen plaatjes kijken en koppen scannen. Verdorie, denk dan ook na, Jan!

De zon schijnt inmiddels uitbundig. Ik heb spijt van mijn kledingkeuze: een trui over mijn T-shirt met daaroverheen een hoodie. Na vijf minuten verzamelt zich het zweet onder de haargrens en in een kring rond mijn nek. Niet bevorderlijk voor mijn humeur. Vanwege de pollen begin ik ook nog uitbundig te niezen.

Geen markt

In de straat naar de markt zie ik de contouren van een reuzenrad boven de huizen uitsteken. O ja, gisteren is de jaarlijkse kermis op de markt begonnen. Ik zet mijn fiets weg omdat ik toch nog de vrachtwagen van de visboer zie. Misschien is niet het hele marktterrein bezet. Maar nee hoor, overal tiert de kermis. Ik baal echt als een stekker.

Bij de boekhandel koop ik de Volkskrant en fiets gefrustreerd naar huis. Dit is niet mijn dag! Mijn stemming is naar de kloten en ik kan mezelf niet meer in een andere mindset krijgen. Teleurgesteld lees ik uiteindelijk thuis de krant, maar ik kan me niet echt concentreren. Mijn eigen koffie smaakt me ook al niet… Kleine ongemakken maar opgestapeld kunnen ze je humeur goed verpesten. Het is zo’n dag om een dekbed over je hoofd te trekken en er even niet meer te zijn. Hoe raak je dit klotegevoel kwijt? Nou, erover schrijven dan maar.