Blog

Drakenboten, sieraden en zuurdesembroden

Zondagmiddag, ik lig lui op de bank te lezen. Mijn smartphone piept, een vriendin appt dat ze in de buurt is. Ze staat met haar sieradenkraam bij de roeivereniging Cornelis Tromp. Dat is inderdaad dichtbij. Ik stuur een bericht dat ik er aan kom en trek mijn sneakers aan. Vijf minuten later zie ik haar door de kralenstrengen heen bezig met het rangschikken van de eigengemaakte sieraden.

Het is druk in het haventje. Muziek schalt uit de luidspeakers, onderbroken door een spreekstalmeester die commentaar geeft bij de drakenbootrace die op het Hilversumse kanaal wordt gehouden. In samenwerking met de plaatselijke Rotaryclub organiseert de roeivereniging deze wedstrijd. En die club heeft de vriendin uitgenodigd om met haar koopwaar één van de kraampjes op de kade te bemannen. Ze heeft een goede dag; er zijn al een aantal armbanden en kettingen verkocht.

Drakenbootrace

We halen koffie in de kantine van het boothuis en nemen een kijkje bij de race. Een drakenboot is een open kano van ongeveer twaalf meter lang, waarin maximaal twintig peddelaars om en om links en rechts plaatsnemen en tegelijkertijd peddelen. Om het tempo aan te geven zit voorop een trommelaar, een aparte stuurman bepaalt de koers. De boot is voorzien van een drakenkop, een staart en ‘schubben’ op de romp.

Steeds varen twee boten tegen elkaar. Het zijn bedrijventeams en de meeste deelnemers doen dit voor de eerste keer. Sommigen hebben een uniforme uitdossing in Chinese sfeer aangetrokken compleet met bedrijfslogo, bij andere teams is het een samenraapseltje van kledij; sommigen zijn ook qua schoeisel (hoge hakken) niet helemaal op de wedstrijd voorbereid.

Voor de kraam stappen de deelnemers aan boord van de kano, wat soms maar net goed gaat. Kort krijgen ze een uitleg van een ervaren stuurman hoe ze het beste gezamenlijk kunnen peddelen om op een rechte koers te blijven.

Zuurdesembrood

Terwijl de vriendin klandizie heeft, besluit ik een rondje te maken langs de andere kramen. Ik blijf plakken bij iemand die zuurdesembrood verkoopt. Er liggen verschillende soorten brood op een blauw geblokt tafelkleed: volkoren, spelt, blond en stokbrood. Op de kaartjes staan pittige prijzen. De verkoper vraagt of ik wil proeven? Ik zeg dat ik net mijn lunch achter de kiezen heb en deel met hem mijn ‘zuurdesembroodervaring’. Bij mij in de klas zat een jongen die ook altijd dit soort brood bij zich had. Het verspreidde een beetje een zurige geur en vanaf dat moment heb ik besloten dat ik geen liefhebber ben. Hij probeert me over te halen. ‘Het is heel gezond en voedzaam, je hoeft er ook minder van te eten en het is tegenwoordig smaakvol en niet zuur.’ Omdat hij zo aandringt ga ik overstag. Het smaakt inderdaad goed.

Hij vertelt dat broodbakken echt zijn roeping is. Jarenlang is hij als graphic designer in de media actief geweest – ik kijk hem nog eens goed aan – maar herken hem niet. Nu is hij zijn eigen kleine bakkerij begonnen en dat bevalt hem beter dan het mediawereldje. ‘Altijd maar achter die computer zitten. Ik koos voor vormgeving omdat ik met mijn handen wilde werken,’ zegt hij, ‘maar dat ontbrak steeds meer, dus dat pak ik met het broodbakken weer op.’

Hij glijdt met zijn hand over het rustieke brood voor hem op de tafel. ‘Een goed brood is de basis. Vaak brengen mensen hun brood op smaak door het beleg, maar het begint toch echt met de broodsoort die je kiest. Ik voeg geen gist toe aan het biologische meel dat ik bij een molen haal. Dat betekent dat het deeg lang nodig heeft om te rijzen, vaak wel vier of vijf uur.’ Bevlogen vertelt de bakker over zijn vak.

Als ik zie dat de vriendin weer alleen is, bedank ik hem voor de informatie en wens hem veel succes met zijn nieuwe business. Bij haar kraam drinken we nog een wijntje en daarna zoek ik bank en boek weer op. In de verte kan ik de trommelaar nog horen… #conciousdesign #schuurdesem

Zelfcompassie

In je brein spelen verschillende dingen. Daarmee bedoel ik de stemmen in je hoofd die met elkaar communiceren. Een kritische en perfectionistische stem, een vriendelijke en ondersteunende stem. Variërend van je kan niks, het wordt nooit wat, je leven is bagger, tot de vriendelijk en minzame stem, wees eens lief voor jezelf.

Welk deel gijzelt je leven, waar laat je jezelf door bepalen? Het gaat steeds over de vraag die iedereen zich in meer of mindere mate stelt: ben ik wel goed genoeg? Mag ik bestaan? De een maakt zich daarbij klein en de ander blaast zichzelf op.

Het zou fijn zijn als we wat meer compassie met onszelf zouden hebben. Waarom zou je wel mededogen hebben met een partner of vriend(in) en niet met jezelf? Behandel jezelf zoals je een goede vriend zou behandelen als dingen misgaan.

Kristin Neff

Als je geïnteresseerd bent in zelfcompassie kom je al snel bij de Amerikaanse psychologe Kristin Neff terecht. Zij onderscheidt drie componenten: self kindness, common humanity en mindfulness.

Probeer mild te zijn voor jezelf op het moment dat je faalt of vindt dat je tekortschiet. Niet alles kan nu eenmaal perfect gaan en je zult in je leven hoe dan ook moeilijkheden tegenkomen. Maar zelfkritiek weerhoudt mensen er dikwijls van om mild voor zichzelf te zijn.

Het besef dat je niet alleen staat, is het tweede element van zelfcompassie. Als dingen niet gaan zoals je wilt, gaat dat vaak gepaard met een gevoel van isolatie. Zo kun je bijvoorbeeld denken dat je de enige bent die met Kerstmis alleen thuis zit. Of dat alleen jij moeite hebt om je werk op tijd af te krijgen, terwijl het je collega’s makkelijk afgaat.

Maar daarmee ga je voorbij aan wat Neff common humanity noemt: het besef dat je nooit alleen staat in je moeilijkheden. Wie zelfcompassie heeft, ziet in dat lijden en tekortschieten onderdeel uitmaken van het menszijn: het overkomt ons allemaal. In je falen ben je niet alleen, maar juist verbonden met anderen.

Tot slot betekent zelfcompassie volgens Neff dat je je gevoelens neemt zoals ze zijn. Je negeert ze niet, maar zwelgt ook niet in zelfmedelijden. Deze evenwichtige manier van omgaan met je emoties ontstaat doordat je je eigen ervaringen in een breder perspectief plaatst. Ook observeer je je gedachten en gevoelens zoals ze zijn, zonder dat je ze probeert te onderdrukken of te negeren.

Je kunt geen compassie voelen als je je pijn negeert. Maar je moet je ook niet laten opslokken door je gevoelens. Je bekijkt ze met aandacht en blijft in het hier en nu.

Leidt zelfcompassie er uiteindelijk niet toe dat je alles van jezelf maar accepteert en jezelf geen grenzen meer stelt? ‘Nee,’ zegt Neff stellig. ‘Zelfcompassie houdt ook in: goed zijn voor jezelf op langere termijn. Het betekent bijvoorbeeld niet dat je nooit meer hoeft te gaan sporten en iedere avond met een bak ijs op de bank mag hangen.’

Onuitputtelijke liefde

Deze week komt er een nieuw boek uit over zelfcompassie: ‘Onuitputtelijke liefde’. Het is geschreven door Janneke Plas-Kuipers, psychosociaal therapeut. Ik heb de eer om haar schrijfcoach te zijn. Het boek is een drieluik. In het eerste deel neemt de auteur je in geromantiseerde vorm mee naar het bijbelse verhaal van de ontmoeting tussen Jezus en de vrouw bij de put. Deel twee geeft je als lezer aanknopingspunten om op basis van dit verhaal zelf te leren om compassie met jezelf te hebben en de oneindige liefde van God op jezelf te betrekken. In het derde deel krijg je in tweeënvijftig oefeningen de gelegenheid om een jaar lang te trainen in zelfcompassie.

De tweede huiskamer

In een grijze wereld sta ik op. De weerman heeft er gisteravond al voor gewaarschuwd. Door de tropische weersomstandigheden is het in de ochtend uiterst mistig, omdat er veel vocht in de lucht zit. Ik loop naar beneden om de krant te halen. De pagina’s voelen klam aan. Om nog even lekker languit op de bank het nieuws tot me te nemen zal ik de artikelen die ik wil lezen uit de katern moeten scheuren. Met een natte krant gaat dat niet, dus gebruik ik een schaar.

Zodra het kan ga ik op de fiets naar het zwembad. De zon heeft zich inmiddels door de mist geboord. De dichtheid van mannen in lycra is hoog. Om de vijfhonderd meter kom ik zo’n renpaard tegen of een groepje. Sommigen strak gestroomlijnd, glanzend in het zonlicht. Bij andere wielrenners trekt een bierbuik een donkere schaduw over het wegdek.

In het zwembad de ‘usual suspects’. Het percentage tatoeages op allerlei lichaamsdelen is hoog, om over de buikjes – de natuurlijke zwembandjes – nu maar even te zwijgen. Aan de rand van het bad staat tot mijn verbazing mijn favoriete badmeester. We geven elkaar een boks. Hij is even terug op het oude honk, vanwege personeelsgebrek ingehuurd. Het is goed om hem te zien. Hij vraagt hoe het met het schrijven gaat? Dat weet hij nog.

Speelweide

Na mijn rondjes ga ik naar de speelweide om de misschien wel laatste tropische dag van het jaar zo aangenaam mogelijk door te komen. Het grasveld naast het zwembad is in de hete zomerperiode een soort tweede huiskamer voor me. Op doordeweekse dagen ben ik er vaak in de ochtend eerst alleen, in de loop van de dag komen de verstokte zonaanbidders die op een ligstoel in de volle zon gaan liggen bakken. In de weekenden is het andere koek: aanhoudend kindergeschreeuw op de springmat en in het koude pierenbadje. Kortom veel jonge gezinnetjes. Het lijkt alsof de moeders vandaag een vrije dag hebben, want veel mannen lopen met het kroost tegen hun borst aangedrukt heen en weer tussen binnen- en buitenbad. Ze laten zich van hun beste kant zien.

Een peuter verliest Aboe, haar pluizige knuffel. Een ouder broertje komt hem halen. Het jongetje raapt het tussen duim en wijsvinger op en houdt het ver voor zich uit alsof hij walgt van het afgelebberde prul.

Elke dag zijn er grote dikke zwarte kraaien die je vanaf de dakrand in de gaten houden. Zodra je voor toiletbezoek je stoel verlaat, duiken ze naar beneden en kijken ze met hun zwarte snavel in je sporttas of er iets voor ze in zit. Ze zijn vet van de voedselresten, meestal patat en broodjes kroket. Ze krassen naar elkaar en vliegen elkaar aan als een van de zwarte broeders iets te eten heeft. Als het doorgeslikt is keert de vrede weer terug. Een ekster kijkt van een afstandje toe en bemoeit zich er niet mee.

Ook springen er vroeg in de ochtend twee konijntjes rond in het gras. Ze blijven rustig hun ding doen al zullen ze me zeker in de gaten houden. Zojuist heeft een klein meisje een van de beestjes ontdekt en roept enthousiast naar haar moeder die verbaasd besluit met haar dochter van nabij een kijkje te nemen. Hun poging mislukt doordat een adhd-jongetje met oranje zwembadjes om de armen hard gillend komt aanrennen omdat hij de langoor ook heeft ontdekt. Het meisje roept: ‘Je moet niet schreeuwen, joh!’ Maar het kwaad is al geschied. Ik zie nog net een wit kontje door de heg wegglippen.

Rode kater

Er loopt zelfs een rode kater. Tenminste ik denk dat het een mannetje is die tussen het publiek door loopt om een aai en meer te krijgen. Hij ziet er gezond uit, zeker niet ondervoed. Ook hij is op zijn hoede voor de kids en zoekt uiteindelijk een rustig plekje onder een ligstoel van een in slaap gesukkelde man.

Later ligt de kater languit met zijn vier witte voetjes – het lijkt of hij sportsokken aan heeft – op de picknickbank in de schaduw te wachten tot iemand hem iets te eten aanbiedt. Als er gescoord is en het broodbeleg is verorberd loopt hij parmantig naar de rand van de wei en verdwijnt het bos in.

Een lange, slanke jongen die hier ook elke dag is, komt naar me toe en vraagt hoe het gaat? ‘Sorry,’ zegt hij, ‘ik had je niet herkend in het zwembad zojuist.’

Daar kan ik wel inkomen, want buiten heb ik een T-shirt aan, een leesbril op en krult mijn haar meer. Dat ziet er vast anders uit. Zelf had ik hem tijdens het zwemmen wel gegroet, maar geen reactie gekregen. Hij is met zijn brede, witte glimlach en zijn bruine amandelogen die samen met de stand van de wenkbrauwen twee Mariakapelletjes vormen, gemakkelijk herkenbaar. Ik zie dat zijn gladgeschoren borst weer jonge aanwas vertoont; kleine zwarte stoppeltjes priemen in een vast patroon rond zijn tepels. We wensen elkaar een prettige dag en hij keert naar zijn ligstoel in de zon terug.

Balletje trappen

Een paar gespierde jongens trappen een balletje over, een vriendengroep zo te oordelen. Behendig proberen ze de bal in hun midden te houden, maar soms verandert hij van koers en sjokt degene die de bal gemist heeft, er achteraan. Drie jongens zijn fanatiek, de kleinste in de witte shorts heeft duidelijk meer belangstelling voor zijn mobiel. Zodra het kan pakt hij het apparaat van zijn handdoek. Soms tot onvrede van zijn maten. ‘Opletten, Kevin, die had je moeten hebben!’ Hij maakt liever een selfie. De grootste spierbundel van de groep lukt het aardig om in zijn eentje de bal hoog te houden. Af en toe gebruikt hij daarbij zijn sixpack. De anderen nemen een slok van hun cola. Als de lol van het overspelen eraf is, lopen ze naar binnen voor een frisse duik.

Qua spel worden ze vervangen door drie andere jongens. Jonger en ongelijk in lengte. De twee kleinsten staan wat met elkaar te dollen, terwijl de oudste probeert de bal met zijn rechtervoet over zijn eigen rug naar de anderen te spelen. Wat steeds maar niet lukt. Ze gaan naar het volleybalveld en proberen de bal over het net te smashen. Een echt potje wordt het nooit. De opslag is te hard of te zacht. De oudste probeert nog met een snoekduik een bal binnen te houden. Hij valt op zijn buik in de gele aarde. Omdat zijn lijf nog nat is blijft het zand erop kleven en geeft hem een donkere teint. Hij slaat de korrels van zijn rode zwembroekje. Maar dat helpt weinig. De jongste vraagt me: ‘Doet u mee, meneer?’

Ik sla het verzoek vriendelijk af. ‘Nee, sorry dat is me veel te inspannend. Ik kijk wel toe hoe het gaat.’

Al snel houden de drie het voorgezien. In het pierenbad spoelt de zandhaas zichzelf schoon.

Rookvrij

De speelweide en het zwembad zijn rookvrije plekken. Maar voor verstokte rokers is het blijkbaar moeilijk om zich daaraan te houden. Regelmatig staat er iemand een sigaretje te paffen achter de toren van de glijbaan, uit het zicht van de toeziende badmeesters. Een man met een gedistingeerd ringbaardje pakt het nog brutaler aan, hij steekt gewoon een grote sigaar aan, midden op het veld, waardoor meteen de omgeving door een penetrante geur wordt bedwelmd.

De sproeiers in het buitenbadje zijn plotseling stil. Geen goed teken. ‘Om vier uur gaat het zwembad dicht, wij verzoeken u om uw spullen bij elkaar te pakken!’ schalt het uit de luidsprekers. De kraaien beginnen woest te krassen om hun soortgenoten op te roepen dat het gras met alles wat achterblijft over een kwartiertje van hen is. Uit voorzorg verschonen de badmeesters de prullenbakken.

Op de klanken van Douwe Bobs ‘This World Is Our Home’ verlaat ik met lichte tegenzin mijn tijdelijke woonkamer. Op het groene gras liggen de eerste rode herfstbladeren. Het zal de komende periode weer binnen zitten worden.

Haastige spoed

Vandaag doe ik mijn werk op een andere manier dan ik gewend ben. Wanneer ik de blauwe bak tegen mijn buik zet om de inhoud te gaan tellen, merk ik dat dit geen goed plan is. Daarom pak ik een dolly en stapel daarop een aantal blauwe kratten zodat ik een mobiele werktafel heb waarop ik de bakken kan plaatsen, die ik moet gaan controleren.

Met argusogen zie ik collega’s naar de nieuwe werkmethode kijken als ze zich in het gangpad met hun pickkar langs mij manoeuvreren. Tja, dan neem ik maar wat extra ruimte in. Ik heb geen zin om het uit te leggen. Als iemand toch aandringt til ik alleen mijn T-shirt omhoog. Hij vraagt geschrokken: ‘Piekło, what happened man?!’

Pastasalade

Woensdag kom ik thuis na een energieke werkdag. Vanwege de warmte besluit ik snel een pastasalade te maken. Helaas is er geen restje koude pasta meer dus ik moet eerst penne koken. Water in de waterkoker en de pasta alvast gepakt uit het keukenkastje. Ik zoek de ingrediënten van de salade bij elkaar en begin de tomaten te snijden. Als het water kookt, giet ik het in de pan, voeg een snufje zout toe en schudt de pasta erbij. Onder het snijden van de mozzarella roer ik af en toe in de pan. Over zes minuten is de penne beetgaar; dan is de salade ook wel klaar.

Mijn maag rammelt, ondanks de tien boterhammen die ik vandaag heb verorberd. Ik snoep van de paprika. Ondertussen check ik ook nog de email op mijn mobiel. Als de zes minuten voorbij zijn, draai ik het gas uit. Pak een theedoek en giet de pasta af. Ik baal ervan dat de penne eerst moet afkoelen voordat ik het bij de rest kan voegen en dus niet meteen kan gaan eten.

Onder de koude douche

Ik draai de pan om en giet hem af in de gootsteen. Althans… Plotseling voel ik een hete golf vocht over mij buik glijden. Ik moet met mijn gedachten elders zijn geweest. Even lijkt het mee te vallen, na de eerste schrik voel ik niks en giet nog gewoon de rest van het kookvocht af. Maar dan begint het te branden. Ik doe mijn T-shirt omhoog en zie allemaal rood-witte strepen. Ik trek het natte shirt uit en laat de boel de boel en stap meteen onder de koude douche. De pijn verminderd. Ik blijf minutenlang koelen, totdat mijn voeten ijskoud zijn geworden. Volgens mij heb ik nu wel lang genoeg onder de kraan gestaan. Ik droog mijn verbrande buik voorzichtig af. Het is meer deppen.

Als ik in de warmte van de keuken kom begin het opnieuw te schrijnen. Ik bind een vochtige theedoek om mijn lijf en maak de salade af. Maar de pastaslade met pesto, paprika, mozzarella en tomaten smaakt me niet meer. Met lange tanden eet ik toch wat.

Litteken?

De rest van de avond blijf ik met een nat washandje mijn buik deppen en probeer wat afleiding van de tv te krijgen door ‘De slimste mens’ te kijken. De wond is nog steeds gevoelig als ik ga slapen. Gelukkig ben ik geen buikslaper.

De volgende ochtend zie ik in de spiegel boven de navel drie rode strepen en eronder nog eentje. Een ongewilde tattoo. Zal het wegtrekken of is de graad van verbranding zo ernstig dat dit een litteken blijft? Haastige spoed is zelden goed.

Mijn collega schudt met het hoofd. ‘Succes today, mate! Take care of yourself!’

Dresscode: blote voeten

Tot voor kort had ik nog nooit van een blotevoetenpad gehoord, net zoals mijn spellingscontrole, gezien het rode kriebeltje onder het woord. Dus heb ik dat meteen maar aan de woordenlijst toegevoegd!

Het woord roept een associatie met een bepaalde kikkersoort op, maar het is echt een pad dat zonder schoenen moet worden afgelegd. Ik zag het woord voor het eerst in de Gooi en Eembode, waarin wekelijks berichten uit de regio staan. Op initiatief van een aantal kinderen is er in het Bosje van Zeverijn, hier in Hilversum, zo’n blotevoetenpad aangelegd.

Bosje van Zeverijn

Nou ligt dat bosje, het is een paar voetbalvelden groot, op vijfhonderd meter van mijn huis. Het vormt de toegang tot mijn wijk en ik kom er dagelijks langs. De buurtsnackbar staat aan de rand. In de coronatijd heb ik voor het eerst het bosje verkend. Het is een mooi stukje groen dat zeker bewaard moet blijven, maar ik had er voor mijn gevoel weinig te zoeken want het bosje wordt veelal gebruikt als uitlaatplek voor honden.

Eenmaal een van de paadjes ingewandeld ging er echter een wereld voor me open. Er was een kinderspeelplaats, compleet met wipkip en schommel, in het midden een zandvlakte die als voetbal- of basketbalveldje gebruikt kan worden, en bovendien is het een notoire hangplek voor jongelui om er hun eerste stikkie te roken of eerste zoen te scoren. Het meest verbaasd was ik nog over het hoogteverschil, er zit een serieus heuveltje in; het gevolg van een oude stuwwal? En nu dus met een nieuwe attractie, een heus blotevoetenpad.

Als een vriendin langskomt en na het eten vraagt of ik nog zin heb in een kleine wandeling om de maaltijd te laten zakken, stel ik het Zeverijnbosje voor – normaliter gaan we naar de hei – om het nieuwe blotevoetenpad te bekijken. We lopen het bosje in en het eerste wat we zien zijn drie politieagenten die in een hevige discussie met een groepje jongeren zijn verwikkeld. Een penetrante wietlucht is duidelijk te ruiken. We laten de ophef links liggen en gaan op zoek naar de nieuwe aanwinst. Een hoopje zand wijst ons de juiste richting.

Parcours

Nu wist ik niet precies wat ik kon verwachten maar in ieder geval dacht ik aan veel zand en eventueel modder. Het zou geen lang pad kunnen zijn gezien de geringe omvang van het bosje zelf. Het is inderdaad een miniatuur parcours, eigenlijk een rondje aangelegd rondom een oude boom. Het pad bestaat uit verschillende ondergronden waar je met je blote voeten op kunt lopen. De diverse structuren zorgen voor een bijzondere ervaring, zoals cement met daarin de voetafdrukken van de bedenksters van het pad. Vervolgens houtsnippers, stenen, grind, tegels, boomstronken, korrels uit bloempotten, of wilgentenen. Steeds vakjes van anderhalve meter lang of soms nog korter. Er zijn zo’n vijftien verschillende vakken.

We trekken schoenen en sokken uit en maken een rondje. Het is echt wennen en niet meteen een weldaad voor je voetzolen. Het is niet zo dat ik nu mijn vermoeide voeten na een werkdag dit voetbad zou willen geven. Daarvoor moet je toch een sadomasochistisch trekje in je hebben. https://youtu.be/-3iIr0hHNVI

Populair

Het schoenloos wandelen neemt toe in populariteit ontdek ik als ik – hoe toevallig – in diezelfde week een artikel over blotevoetenpaden lees in de Volkskrant. Overal in het land duiken ze op. Trendsetter en grootste van het land is het Blotevoetenpark in Brunssum, maar liefst vier kilometer lang. Het is een gewild uitje voor het gezin of als teambildingsessie voor bedrijven. Door letterlijk de ondergrond te voelen, is de filosofie achter blotevoetenpaden, zijn wandelaars zich bewuster van hun omgeving. Ze kunnen meer opgaan in het moment, voelen zich zorgelozer. Het is teruggaan naar de kindertijd, zand tussen je tenen voelen, een worden met de natuur.

En het blijkt goed te zijn voor je gezondheid. Regelmatig blootsvoets lopen op verschillende ondergronden stimuleert niet alleen het hart en de bloedsomloop, maar regelt ook de bloeddruk. Bovendien is het goed voor de coördinatie, verstevigt de rugspieren en bevordert de darmwerking. In feite krijg je een natuurlijke voetmassage. En de rust van de natuur krijg je er gratis bij, als je het geschreeuw en gekrijs van medegebruikers op de koop toe wilt nemen. Dus schoenen uit en gaan!

Ruim baan voor rood haar

Als ik iets wil opzoeken in de Grote Bosatlas rolt er ter hoogte van het Middellandse Zeegebied een A-4’tje uit met de sprekende titel ‘Ruim baan voor rood haar’. Er staat: ‘Jarenlang hebben we gezwegen. Onszelf weggecijferd. Ontkend dat we anders zijn. Daar moet nu een eind aan komen. Wij zijn rood en willen het weten. Wij hebben sproeten, een bleke huid en zijn daar trots op.’

Het dateert van 16 mei 1979 en ik heb het artikel uit de krant overgetypt, of in ieder geval een gedeelte ervan. Het gaat over de eerste landdag voor roodharigen die in de Pekingtuin in Baarn werd gehouden. Een soort van coming-out van mensen met rood haar. Ze kunnen daar met elkaar praten over hun ervaringen, (jeugd) frustratie en discriminatie.

Het is de eerste keer dat zo’n dag wordt georganiseerd. Het duurt tot 2005 voordat er weer zo’n bijeenkomst is. Tegenwoordig is het jaarlijks en heeft het zelfs een internationaal karakter. Tilburg is afgelopen weekend drie dagen lang het epicentrum voor roodharigen. https://youtu.be/mptTOR-DDCU

Lofzang van Midas Dekkers

Naar schatting heeft 1 procent van de wereldbevolking rood haar. In Schotland ligt dat percentage het hoogst met 13 procent. Rood haar spreekt tot de verbeelding. Bioloog Midas Dekkers heeft een sprankelende lofzang op roodharigheid geschreven (Rood, een bekoring). Althans over roodharige vrouwen. ‘Wie bij het zien van rood haar geheel onberoerd blijft, heeft een hart van steen. Of stront in de ogen.’

Roodharigheid is de heerlijkste harigheid, maar dat geldt volgens Dekkers niet voor de rode mannen. Zij krijgen van hem het dringende advies om rigoureus de tondeuse te hanteren. Voor waardering moet je als roodharige man bij Harm Edens zijn. In zijn autobiografie schrijft hij een ode aan roodharige mannen (Volkomen onnatuurlijk gedrag):

‘Rood haar

oranje haar

koperhaar en peenhaar

kastanjehaar en bronshaar

donshaar

rood baardhaard en rood schaamhaar

Dag jongen met je rode haar

Ik kom je voor altijd achterna’

Zelf heb ik een ambivalente verhouding met mijn rode haarkleur. Ik vond het vroeger niet leuk of uitzonderlijk mooi. De kleur valt op en dat heeft voor- en nadelen. Je wordt snel ontdekt, je kan niet ergens anoniem naartoe gaan, je wordt er eerder uitgepikt. In de klas krijg je eerder de beurt, bij een straatartiest moet je niet vooraan gaan staan. En men veroorlooft zich de vrijheid om je na te roepen: ‘Hé, rooie! Spring eens op groen! Of hé, vuurtoren!’

Vurige rooie

Hoe ouder ik word hoe meer ik het rode haar ga waarderen. Een voordeel is dat je nooit grijs wordt, het verkleurt en zal uiteindelijk wit worden, maar geen grijze haar te vinden.

Er zijn bepaalde vooroordelen. Als je rood haar hebt, denkt men vaak dat je een temperamentvol persoon bent. Roodharigen zijn ijverig en hebben meer pit. Ze hebben een speciale een hogere pijngrens als het om wondjes en prikken gaat.

Roodharigen zijn ook minder gevoelig voor verdovingsmiddelen, daarom wordt hen vaak meer verdoving toegediend. Dat herken ik, onder narcose gaan duurt wat langer en drugs komen minder snel binnen. Het duurt daarentegen ook weer langer voordat ze uitgewerkt zijn.

Zijn roodharigen seksueel actiever? Vrouwen met rood haar zouden met afstand het actiefste seksleven hebben. Mannen associëren de kleur rood onbewust met passie. De ‘vurige rooie’. In hun ogen zijn rode vrouwen sneller tot de daad te verleiden. Daar weet zanger Arne Jansen alles van. Luister maar naar zijn hit ‘Meisjes met rode haren.’ https://youtu.be/RIBLFxnjIHk

In de Bijbel worden we eraan herinnerd dat veel fatale vrouwen rood haar hebben. Eva in het paradijs wordt meestal afgebeeld met rood haar en een ander voorbeeld is Salomé die nota bene het hoofd van Johannes de Doper op een schaal liet opdienen. Of neem Maria Magdalena.

Feit of fabel? Feit is dat mensen met rood haar sneller verbranden en uit moeten kijken met de zon. Het slikken van een vitamine D-pilletje is onvermijdelijk om het opnemen van zonlicht te compenseren.

Zo’n Redhead Day geeft wel een kick, volgend jaar toch maar eens afreizen naar ‘mijn familie’ in Tilburg.

Beara

Zomeravond op het schiereiland Beara in het zuidwesten van Ierland. Het is altijd goed om op het groene eiland te zijn. Het landschap doet iets met me; de ruige bergen met schapenweiden, de rotsachtige kustlijn met aan het oog onttrokken baaien en een wildschuimende zee. Deze landtong maakt een onuitwisbare indruk op me. De fietstocht van een aantal dagen doet me goed. Ik ben vanmiddag neergestreken in Eyeries, een schilderachtig dorp met felgekleurde huisjes aan de kust. Na een craic in de pub besluit ik deze mooie dag af te sluiten met wandeling langs de kliffen en een bezoekje aan het strand. Een heupflesje Jameson dient als gezelschap.

Verleden

Een tijdje koester ik me op de rotsen in de laatste hitte van de dag. Het magische gevoel dat ik had bij het bezoek aan de indrukwekkende steencirkels in de buurt van Ardgroom komt weer naar boven. Je voelt in deze contreien het verleden. Je ruikt dat er hier ooit vuren aan zijn aangelegd. Dat hier vee heeft gegraasd, dat de bewoners van toen hier hun alikruiken en oesters zo uit de schelp hebben gezogen. Ze hebben het brandende zout op hun lippen geproefd en de koude regen om hun lijf gevoeld. Kreten geslagen uit liefde en pure woede. Gevochten met iedereen die hun land probeerde te plunderen: de Vikingen, de Spanjaarden en later de Engelsen.

Zondagsondergang

Ik ga met mijn blote voeten het frisse zeewater in. In de verte ligt een vissersboot. De zonsondergangen zijn hier van Bijbelse allure. Je ziet de lucht vollopen met bloed uit de hemel. Mijn lippen prevelen een afscheid. Het laatste licht van de avondzon trekt oranjerode strepen op de ribben van de Atlantische oceaan. Ik vind mijn gezicht weerkaatst in een ondiepe poel, wind en zon hebben hun tekenen op mijn huid achtergelaten. Ik neem een slok van het vuurwater, wat een genot!

Verderop aan het strand, nu in nevelsluiers gehuld, ontwaar ik de vage contouren van andere strandbezoekers – jongelui, ik hoor vooral hun gekwetter. Aan de rand van de horizon, aan de andere kant van de baai wordt het steeds donkerder. Het zou zo maar kunnen dat er vannacht een zomerregen gaat vallen.

Bleke maan

Bij het sterrenlicht verlaat ik mijn eigen plekje van contemplatie – heb ik hier zolang in gedachten verzonken gezeten? De bleke maan is duidelijk te zien en oefent een merkwaardige aantrekkingskracht op me uit. Het zou me niet verbazen als straks een wolf begint te huilen. Melancholie dreigt me van alle kanten in te sluiten. Ik loop terug naar het slapende Eyeries. Geniet van de schoonheid van de kronkelende weggetjes bij nacht. De varens in de greppels bewegen nauwelijks maar ze lijken te ademen in de warme nachtwind. Wat zal ik goed slapen zo meteen in mijn logies.

All-in-one

Als ik uit de auto stap bij het distributiecentrum voelt de lucht meteen benauwd aan, ondanks dat de temperatuur rond de twintig graden schommelt. O, is het zo’n dag. Ik hoopte nog dat het zweten vandaag mee zou vallen.

Bij de dagstart krijgen we te horen dat er een grote achterstand is. Het is vrijdag en er staan nog orders van dinsdag open. Het totaal aantal bestellingen is 14.503, dat betekent dat er vandaag 104.369 stuks moeten worden gepakt. Ik heb pickkar 23, een van de nieuwe karren, ik weet dat knopje 10 blijft hangen, die moet je vaker indrukken voordat hij reageert. Erg irritant.

Nadat ik de eerste lading heb gelost, geeft de kar via het schermpje aan dat ik moet wachten. Mooi, dan kan ik met de theedoek die ik standaard tussen mijn riem heb gestoken even mijn hoofd en nek deppen. Ik zie dat andere collega’s ook met een natte rug in hun T-shirt rondlopen, dus het ligt niet alleen aan mij.

System problem

Het ‘wait’ duurt erg lang, dit kost me te veel tijd, denk ik. Ik wil mijn volgende opdracht weten. Ik ontkoppel de accu, soms helpt dat de bug op te lossen. De kar reageert met een kerstboomverlichting, alle lampjes gaan rood, blauw en groen branden, maar daarna is alles weer zo dood als een pier. Na een tijdje verschijnt er een ‘1’ op het scherm, waar ik niks mee kan.

Ik zie geen collega’s, dus ik kan niet checken of zij ook problemen hebben met hun kar. Dan toch maar melden bij de desk. In de grote hal kom ik de teamleider al tegen, gezicht op onweer. ‘Don’t change the battery, there is a system problem.’

Ook andere collega’s verschijnen met allerlei ongewone meldingen op hun kar. We wachten… Een jongen begint lege blauwe kratten op te ruimen, wat een loyaliteit, denk ik, maar pak toch ook maar het mes uit mijn zak en begin kartonnen dozen te snijden. Na drie dozen staat de teamleider achter me. ‘Go pack at 116, till we solved this!’

Inpakken

Ik klap het mes in en loop naar de inpakafdeling. 116 welke kant is dat ook alweer? Consolidatie (grote stuks) loopt tot 114, verkeerd gegokt, via het bruggetje over de lopende band oversteken naar de singlestukskant. 116 is de eerste tafel, ik heb een enorme omweg gemaakt. Ik zie een andere picker met een doosje met 115 erop aan komen lopen, ook hij moet inpakken. Ik weet dat het inlogsysteem is veranderd, maar hoe was het ook alweer? Terwijl ik daarmee bezig ben, vraagt de collega picker: ‘Need help?’

‘Yes, please.’

Hij neemt het toetsenbord van me over. Het blijkt dat de nummers van de tafels verwisseld zijn, legt een andere collega uit die ons geklungel opmerkt. ‘116 is de andere tafel, dit is 115, Belgische indeling. Sorry.’

Als ik in het systeem zit aan de juiste tafel en het eerste krat heb gescand, zijn er enkele stuks die breekbaar zijn. Die pak ik in bubbelplastic. Dan het juiste formaat doos zoeken. Doos vouwen en de artikelen erin met een extra plasticbinnenlaag. Als ik de adressticker op de doos wil doen ontdek ik dat ik de doos verkeerd om heb geplakt. Alles zit er al in. Uitpakken en nieuwe doos? Want de robot raakt ontregeld als de doos ondersteboven langskomt. En dan ligt er nog een systeem plat. Nee, kost te veel tijd. De andere kant ook dichtplakken en op de pallet zetten met rare dozen die handmatig naar transport worden gebracht, gaat het snelst. Shit, het is een Franse zending, de pakbon ligt nog in de printer. Doos weer open snijden, bon erin.

‘Problem solved, you can go picking again.’ De teamleider stormt voorbij.

Koffieorders

Erg effectief allemaal, ik sluit tafel 116 af en pak pickkar 23 weer. De rest van de ochtend draai ik rondjes tussen gang S 2 en 7. Als een paard in een tredmolen. Soms is de kar na een halve rij alweer vol, vaak maar met een artikel per krat en ik ben veel aan het lossen en opnieuw laden. Dat gaat door tot de middagbreak. Dan verschijnt een P-nummer op het scherm. Eindelijk een andere hal. Even iets anders. P betekent meestal grote hoeveelheden. Het zijn alleen maar koffieorders – deze week in de aanbieding – variërend van 54 tot 82 zakken per kar. Goed voor de norm, maar het is wel zwaar. Elke zak weegt een kilo.

Twee keer krijg ik hulp bij het laden van een collega. Dat is lief. Tot de laatste break blijft het zo door gaan. Zo haal ik mijn vereisende aantallen voor vandaag wel.

Corvee

Via de intercom hoor ik de teamleider ‘ Jan, come to the desk!’ Hij komt me al tegemoet lopen met een mes in zijn hand. ‘F is a mess, can you clean up the empty coffee boxes?’

Ik maak eerst de order op de kar af en ga vervolgens snijden. Het zijn echt veel zwarte koffiedozen die overal en nergens liggen. Collega’s moeten de lege dozen kwijt en ik heb de gehele middag net zo hard meegedaan aan het creëren van deze afvalberg. Omdat de meeste pickers geen mes hebben, rukken ze de dozen open met hun handen, waardoor het versnijden van de doos via de tape extra lastig is. Ik stapel het karton op in een container, die snel vol raakt.

Een collega komt langs. Ze verontschuldigt zich: ‘Ik heb geklaagd bij de desk over de grote rommel en even later hoorde ik jouw naam, sorry dat ik je dit werk heb bezorgd.’

‘Geeft niet, iemand moet het doen.’ Ik snij rustig verder.

‘Het is nog een uurtje,’ zegt ze ter geruststelling.

Als F schoon is, ga ik naar de rotzooi in P, ik weet dat ik dit voor half vijf niet opgeruimd ga krijgen, maar ik probeer de hal op het oog schoon te maken. Dat betekent de dozen uit de gang verwijderen, als je er aan de voorkant langsloopt en de rijen inkijkt valt het niet meteen op dat het op de locaties zo’n puinhoop is.

Inventarisatie

Dan staat de jongen van het kantoor achter me. Hij heeft de inventarisatiescanner in zijn hand. ‘Hoi, Jan. Werk jij vandaag voor AG of Pick & Pack?’

‘P&P.’

‘Zou jij de tellijst af willen maken, want de teller moest eerder naar huis?’

Ik neem de scanner van hem over. ‘Dat is goed.’

‘Ik regel het wel met je teamleider,’ zegt hij.

‘Prima.’ Als de tellijst die vanochtend is ingevoerd niet wordt afgerond, heeft de teller de ganse dag voor Jan met de korte achternaam geteld. Dus ik snap het belang dat de inventarisatie wordt afgemaakt. Ik loop naar S, gang 8. Hoeveel kratten staan er nog in de computerlijst, vraag ik me af. Net in de zoemer schuif ik de laatste bak terug in de stelling en zie in de scanner dat de opdracht voltooid is. Pff, het was me het dagje wel weer. All-in-one, hoezo multifunctioneel?

De eerste stap

Midzomer. Vroeg in de ochtend zit ik met hem op het platje, in een zee van daken onder witte wolken die langzaam over ons heen schuiven. Het is nog zo vroeg dat de stad in slaap verzonken is. Hij zit echt heel dicht bij me. Mijn verlangen naar hem is intens en bestaat al een hele tijd – voor mijn gevoel een eeuwigheid – en de afstand is klein genoeg om de donkerblonde haartjes op zijn blote armen te zien en de donkere vlekjes op zijn huid. Een arm uitsteken en om zijn schouders leggen, meer is niet nodig om de afstand te overbruggen. Het zou een perfecte zaterdag kunnen worden. Het enige wat ik hoef te doen is de eerste stap zetten.

Is het verbeelding van me dat zijn schouder een heel klein beetje naar me toe gebogen is? ‘Luister,’ zeg ik, ‘dit is de mooiste ochtend die ik tot nu toe in mijn leven heb meegemaakt.’

Op het dak

Hij knikt instemmend. We praten over de muziek in de disco en de uren die we vannacht samen hebben doorgebracht en mijn huisgenoten die allemaal onderuit zijn gegaan en nu liggen te slapen of ik elk geval een poging doen. Met zijn allen zijn we op het dak geklommen om de nieuwe dag te verwelkomen. En nog een laatste sigaret te roken.

Ik zit op mijn handen. Hoe zal hij reageren als ik hem ga zoenen? Dat is in twee seconden gedaan – naar hem toebuigen mijn lippen op zijn mond drukken, me terugtrekken. En dan even verlegen kijken.

‘Ik denk dat ik maar eens opstap,’ zegt hij.

Nu moet ik echt iets ondernemen. ‘Nog niet meteen, toch?’ Ik draai me naar hem toe en kijk recht in zijn ogen. Zijn blik daagt me uit om de eerste stap te zetten.

‘En heb je nog plannen voor de zaterdag?’ vraag ik om hem bij me te houden.

‘Hangt ervan af,’ is zijn reactie.

Zijn schouder zakt weer een fractie lager naar me toe. Dit is het moment. Ik kijk uit over de daken en registreer niets behalve het bonzen van mijn hart. Misschien moet ik gewoon vragen, zoals een verliefde tiener, of ik hem mag kussen?

Een meeuw daalt neer op het dak van de kerk aan de overkant en blijft op de rand van de dakgoot zitten. Ik haal mijn linkerhand van onder mijn bil tevoorschijn en laat hem de ruimte tussen ons afleggen, over de koele stenen van het muurtje waar we op zitten, waarna ik mijn vingers licht op de zijne leg.

Geen reactie.

Ik luister of ik een verandering in zijn ademhaling kan horen, maar niets. Ik kijk hem aan, maar hij kijkt nog recht voor zich uit naar de meeuw. Ik trek mijn vingers terug. Een primitieve paniek rijt mijn borst uiteen. Ik denk: wat is het ergste dat er kan gebeuren? Het ergste is dat hij terugdeinst. Niks proberen is erger. Zal ik zeggen dat ik hem leuk vind, echt heel erg leuk? Ik draai me naar hem toe. Hij draait ook maar dat is om de andere kant op te kijken. Er is een blos op zijn wangen gekomen.

De kus

In mijn dromen heb ik mezelf hem zien benaderen met geile intenties en ik graaf diep om een manier te vinden om die magie werkelijkheid te laten worden. Iets ontneemt me de moed. Misschien is het wel het besef dat ik te hoog mik. Hij is echt heel mooi.

‘Draai je eens om,’ zeg ik. Ik schrik van mijn directe vraag.

Hij lacht, een kort lachje en draait zijn gezicht in mijn richting. Zonder dralen buig ik naar hem toe – ik sta de twijfel niet toe naar boven te kruipen en mijn intensie een voet dwars te zetten – en druk mijn lippen op de zijne.

Hij reageert niet afwijzend.

Ik weet niet na hoelang – misschien een halve minuut, misschien iets meer – zet hij zijn vingertoppen tegen mijn borst. De lichte druk zegt me dat het voorbij is. De kus is verbroken.

Schuin invallend zonlicht komt door de witgewolkte lucht en de kerk aan de overkant werpt zijn schaduw over ons.

‘Ik ga er vandoor,’ zegt hij terwijl hij van het muurtje springt.

Ik knik zo cool als ik kan. ‘Wanneer zie ik weer?’ vraag ik voorzichtig.

‘Over een paar uurtjes, maar ik moet nu eerst slapen…’ Met zijn ranke lichaam kruipt hij door het dakraam naar binnen. Enkele ogenblikken later hoor ik de voordeur dichtslaan en zijn voetstappen op het trottoir. Ik voel aan mijn lippen die nog nagloeien van onze eerste zoen.

Wachten

Om kwart voor elf heb ik een afspraak bij de huisarts. Ik heb speciaal naar haar gevraagd omdat zij een arts is die de tijd voor je neemt, aandacht voor je heeft en naar je luistert. De andere huisarts tikt verwoed in de computer en herhaalt woordelijk wat je zegt; wat erg storend is.

Druk aan het redigeren ben ik eigenlijk te laat van huis vertrokken en vlug fiets ik naar de huisartsenpraktijk om net op tijd voor de afspraak binnen te zijn. De assistenten zitten nog steeds achter covidglas en op de vloer zijn de gele pijlen van het eenrichtingverkeer nog vaag zichtbaar. Ik meld me aan.

‘Neem plaats, het kan wel even duren,’ merkt ze op. Ze kijkt me aan alsof ze me een ontsnappingsmogelijkheid wil bieden: je mag ook een nieuwe afspraak maken. Achter me hoor ik iemand diep zuchten.

Wachtkamer

Ik neem plaats in de wachtkamer, de stoelen zijn weer naast elkaar geschoven. Er zitten inderdaad veel mensen, maar het is een gezamenlijke praktijk en ze zullen niet allemaal een afspraak hebben met dezelfde dokter.

Al snel merk ik de onrust die er onder de andere wachtenden heerst. Ik zie allerlei norse gezichten. Naast me zit een meisje continu te bewegen op haar stoel en soms kreunt ze luid. Ze heeft duidelijk pijn.

Ik scrol wat door mijn mobiel, maar de krant heb ik vanochtend al gelezen, zoveel nieuws is er niet bij gekomen. En voor uitgebreid een bericht lezen ben ik mijn leesbril vergeten.

‘Ik zoek een andere dokter’

Na een kwartier meldt zich de volgende patiënt. De vrouw tegenover me zegt: ‘Ik zit hier al een meer dan een uur. Wat een rotpraktijk dat gaat hier altijd zo, ik ben het zat, ik zoek een andere dokter.’

Het kruinende meisje naast me gaat staan en loopt moeizaam een rondje. Ik volg haar achteloos en zie dat er sprake is van een lekkage. Het systeemplafond ligt open. De tv-monitor die anders nog wel eens afleiding biedt is voor de zekerheid in grijze afvalzak verpakt.

Er komen steeds meer mensen binnen, enkele worden snel opgeroepen en verlaten even later weer het pand. Maar achter de deur van mijn dokter blijft het stil. Er komt niemand naar buiten. Af en toe gaat er wel een jonge vrouw bij haar naar binnen, vast een coassistent in opleiding.

De ontevredenheid neemt toe, ook het kreunen en zuchten. Ik probeer het te negeren. Oké dan duurt het maar even langer, ik heb de tijd. De mopperende vrouw kijkt gespannen op haar horloge. ‘Ik moet om twaalf uur voor een volgende afspraak in het ziekenhuis zijn, dat gaat nooit meer lukken.’

Ik probeer oogcontact met haar te vermijden. Hoeveel mensen zijn er nog voor me aan de beurt? Zeker drie als ook niet de man in de hoek die in een tijdschrift bladert, bij haar moet zijn. Een oude mevrouw die schuin tegenover me zit, wikkelt het verband van haar scheenbeen. Hoopt ze hiermee de tijd te versnellen?

Mediteren

Ik probeer me af te zonderen, ga rechtop zitten en leg mijn handen op mijn knieën en ga met open ogen mediteren. Je kan de wachttijd ook zien als een voordeel. Het is bij uitstek een manier om rustig te worden, je lichaam te voelen en je te oefenen in zuiver bewustzijn. Tegenwoordig zijn we gestrest en gunnen we ons dit bijna niet meer. Hoe gemakkelijk vul je niet de kleine gaten in je dagelijks leven op door je smartphone te pakken om vervolgens het ‘niks doen’ te vervangen door ‘iets te vinden om te doen’. Op deze manier houd je jezelf voortdurend bezig. Door stil te gaan zitten probeer ik mijn gedachten tot rust te brengen en de prikkels om me heen buiten te sluiten. Het lukt niet voortdurend… ik ben blij als er weer iemand binnenkomt en ik me afvraag hoe diegene op de ontstane situatie zal reageren.

Het spreekuur loopt inderdaad gigantisch uit de klauwen, pas om half een ben ik aan de beurt. De arts bedankt me voor mijn geduld, als ik haar kamer binnenloop. ‘Vandaag is weer zo’n dag dat alles tegenzit.’

Ik zeg dat ik het niet erg vind en zo even tijd had om mijn zonden te overdenken en een studie van de verschillende reacties in de wachtkamer te maken. Ze moet lachen en vraagt wat ze voor me kan doen.