Buluitreiking

Vrijdag, een week na het uiterst vervelende eindgesprek is de buluitreiking in de aula van de Theologische Universiteit in het gebouw aan de Oudestraat. Het is een rare week geweest. Mijn vader is opgenomen op de hartafdeling van het Wezenland Ziekenhuis in Zwolle om daar gedotterd te worden. Dat zorgt voor spanning en het is jammer dat hij niet bij de uitreiking aanwezig kan zijn. Mijn moeder logeert al een paar dagen bij mij. Ik heb haar wel van het gesprek vertelt maar niet van de ruzie met de professor. Steeds denk ik wat gaat professor Holtrop over mij zeggen vanmiddag na de aanvaring die we hebben gehad.

De aula zit vol, nog twee andere studenten studeren af en familie, vrienden en belangstellenden hebben zich verzameld op de blauwe stoelen. Ik neem in mijn preekpak vooraan plaats te midden van de andere twee verse theologen. Rector Runia neemt het woord. Hij kondigt meteen aan dat dit een bijzondere middag gaat worden. Er gaat iets gebeuren wat nog nooit eerder bij een buluitreiking voorgekomen is. Ik schrik, de moed zakt me in de schoenen, och nee toch. Ze hebben zich alsnog bedacht en ik ben de eerste in de geschiedenis die zijn bul niet uitgereikt zal krijgen. Ik zink weg in mijn stoel en kijk gespannen naar de rector. De uitreiking gaat op alfabetische volgorde en ik ben als laatste aan de beurt. Bij de twee eerste uitreikingen is er niks aan de hand, dus zie je wel… ik ben de pineut. Professor Holtrop slentert met zijn mij welbekende nonchalante sloffende gang naar het spreekgestoelte tegenover mij en neemt het woord. ‘Jan, ik heb me de afgelopen week uitvoerig met je bezig gehouden, en ik heb ontdekt dat je naast theologiestudent ook actief bent op andere vlakken in de samenleving.’ Daar ben je dan redelijk laat mee, denk ik, dat heb ik je allemaal in ons kennismakingsgesprek vertelt. ‘…zo werk je als vrijwilliger bij de lokale televisie in Dronten en ben je actief betrokken bij de Kamper Filmclub en in die hoedanigheid verantwoordelijk voor de filmprogrammering en de publiciteit rond de films. Maar daarover later meer…’

Vervolgens begint hij een lofrede af te steken over onze samenwerking. Dat het zo inspirerend was en dat er een wereld voor hem open is gegaan en dat ik erg gedreven was om hem enige mediakennis bij te brengen. Eigenlijk luister ik met een half oor, want ik kan niet geloven wat er gezegd wordt… er moet ergens een addertje onder het gras zitten. Ik schrik op uit m’n mijmeringen als ik mijn naam hoor en ik naar voren moet komen. Ik stap het podium op en Holtrop overhandigt me met een stevige handdruk en een grote glimlach mijn felbegeerde bul. Er klinkt applaus, wat ik blij in ontvangst neem. Mijn gezicht betrekt als ik zie dat professor Runia weer op het podium komt. ‘Dames en heren, mag ik nog even uw aandacht… Ik sprak eerder deze middag van een unicum….’ Ik klem mijn hand stevig om de kartonnen rol waarin mijn bul zit. Nee, die krijg je niet terug, die heb ik met bloed, zweet en tranen verdiend. Dan hoor ik Runia zeggen: ‘….en daarom wil ik de heer Ton van Zalen, voorzitter van de Kamper Filmclub naar voren roepen en verzoek ik Jan weer te gaan zitten. Hè, ik had Ton wel gezien en gedacht goh leuk dat hij ook gekomen is, maar waarom gaat hij hier spreken? Met zijn bekende zenuwachtige lachje neemt Ton het woord. Wat blijkt achter mijn rug om hebben vrienden en leden van de filmclub alle artikelen die ik in de loop der jaren heb geschreven over film en filmgeschiedenis in het studentenblad Nummer gebundeld tot een heus boek. Uit handen van Ton mag ik daarvan het eerste exemplaar ‘Film, een geschiedenis’ ontvangen. Op de cover staat -voor de kenner te herkennen- het silhouet van Charlie Chaplin. Opluchting alom en wat een gaaf initiatief! Ik straal van oor tot oor. Het duurt niet lang want in de gang hoor ik de eerste galmende klanken van het dispuutslied van mijn disputatio C.a.b.a.l.l.e.r.o. Mijn dispuutsgenoten komen mij -geheel volgens de traditie bij een buluitreiking- halen om ‘gekraant’ te worden. Onder luid gezang wordt ik door hen bij kop en kont gepakt, de aula uitgedragen en naar de natte ruimte van de universiteit gebracht om daar langdurig met m’n hoofd onder de koude kraan te worden gehouden. Tot grote schrik van mijn jonge neef en nichtje die niet begrijpen wat ze toch in hemelsnaam met hun oom Jan aan het doen zijn!

 

Geef een reactie