Maskers in Praag

Wat ben ik blij als ik uiteindelijk via m’n werk een etage kan huren in Hilversum boven de bloemenzaak van Ben Hooijmans. We halen daar altijd bloemen voor de gasten die in onze uitzendingen zitten en op een vrijdagmiddag is Hooijmans in paniek, want zijn hoofdhuurder heeft opgezegd en hij is naarstig opzoek naar een nieuwe huurder. En zie daar, ’s avonds ben ik de blijde nieuwe bewoner aan de Neuweg. Het is een studentenpand. Er wonen tien studenten en ik heb een asociale grote ruimte vergeleken met de andere kamers. Ik bezit een riante ruimte over de gehele voorkant van het pand. Het is een gouden zet, want als je naar een nieuwe stad gaat is zo’n huis ideaal om snel nieuwe vrienden te maken. En veel van mijn vrienden hebben dus een gezamenlijk Neuwegverleden.

Je komt het pand binnen via de achterzijde, daar is een ijzeren wenteltrap die uitkomt op een groot dakterras. Een ideale plek voor gezamenlijke etentjes, een biertje en chillen op zwoele zomeravonden. Altijd leven in de brouwerij in een studentenpand. Boven mij woont een jongen die fysiotherapie studeert en er uitziet als een uitsmijter. Elke avond oefent hij in zijn kleine kamertje op allerlei fitnessapparaten. Zijn overbuurman die qua postuur tweemaal in zijn body past, helpt hem bij zijn oefeningen. Soms hoor je een harde dreun en valt er een halter op de vloer. Ik ben bang dat ze nog eens met de complete apparatuur midden in mijn kamer belanden.

De sfeer in het pand is uitstekend en we besluiten om met vier man naar Praag te gaan voor een weekje. We overnachten in zo’n typisch Oostblokhotel. Een grote ontvangsthal, blinkend van marmer en als je vervolgens naar je kamer op de vijfde verdieping wil, dan gaat de liftdeur open en daar begint bij wijze van spreken het verval. Je bent blij als de krappe lift je heelhuids met veel gekraak boven heeft gebracht. We zijn steevast te laat voor het ontbijt, maar ernaast is een restaurant waar we nog wel wat te eten kunnen krijgen. Er staat een wat lijvige vrouw die geen Engels of Duits spreekt, dus de bestelling roept aanvankelijk nog al wat verwarring op. We vragen om brood maar dat wordt niet meer geserveerd. Ze heeft het over ‘dum-ling’ of iets dergelijks. Niet wetend wat we krijgen besluiten we dat maar te nemen. Een paar dagen eten we dumplings in allerlei variaties. Een stevig ontbijt om onze dag mee te beginnen.

In de groep zit een naamgenoot en ter onderscheid ben ik ‘producer’ en de andere Jan noemen we ‘gekke Jan’. Hij houdt van gothic en kleedt zich ook zo. Haren getoupeerd, zware make up, zwarte kleding, veel sieraden zoals kettingen en ringen. Op het Wenceslausplein komen we een winkeltje tegen met rubberen gezichtsmaskers en dat is een walhalla voor hem. Hij wordt helemaal gek en wil een masker kopen, maar er zijn zoveel soorten en maten, de keuze is erg moeilijk. Wordt het Dracula, Mr Bean, de enge oude man, of toch die weerwolf? Na een uur is nog niet duidelijk welke uitvoering het zal worden. We hebben inmiddels allemaal al diverse duivels, doodshoofden of zombies gepast. Geen pretje kan ik je zeggen met zo’n vieze plasticlucht en ze klemmen behoorlijk om je gezicht. Welke zal ik nemen die of die, of toch deze? Hij kan geen keuze maken en besluit het nog even aan te zien. We zijn diverse malen langs de zaak geweest om toch uiteindelijk tot ieders opluchting dan maar een paar maskers tegelijk aan te schaffen om de keuze te vergemakkelijken.

Onder in de kelder van het hotel is een discotheek. Door de week is het daar erg druk want het hotel blijkt populair te zijn bij middelbare scholen voor een werkweek Praag. Als we ‘s nachts terugkomen uit de stad is daar altijd nog wel vertier. Op onze laatste avond komen we vroeg in de ochtend ‘thuis’. We horen muziek uit de kelder maar de jongens zijn moe en willen slapen. Mijn adrenalinegehalte is nog te hoog en ik ga een kijkje nemen. Het personeel van het hotel viert een privéverjaardagsfeestje in de disco. De jarige job krijgt een lapdance van zijn collega’s aangeboden. Ik denk dat mijn makkers dit voor geen goud willen missen en ga snel naar boven. ‘Meekomen, tieten,’ roep ik. Ze kijken me aan, vanwaar dat enthousiaste, ons krijg je niet mee. Maar als ik blijf volhouden dat het geen grap is, gaan ze toch maar kijken. Ze zien nog net dat de dame haar kledingstukken bij elkaar raapt. Tja, hadden ze maar eerder mee moeten komen. Geen nood er wordt onderhandeld wat het kost om de dame nog eenmaal te laten optreden. Het valt in goede aarde bij het personeel en nogmaals wordt de striptease voor een grotendeels laveloos publiek uitgevoerd. Het alcoholgebruik ligt hoog en de lijvige vrouw van het ontbijt wil per se dansen met een van ons. Om haar niet teleur te stellen offer ik me op. Ze klemt zich stevig aan me vast, de alcohollucht bedwelmt me en dat is misschien ook maar goed. Ze is niet snel tevreden en ik sleur haar uiteindelijk letterlijk over de dansvloer. Ze weet van geen ophouden en wordt steeds enthousiaster in haar bewegingen. Plotseling geeft ze aan een soort tango te willen. Ik werp haar een paar keer flink achterover, maar door haar gewicht kan ik haar niet houden en valt ze achterover, dit tot grote hilariteit van mijn maten. Maar ze maakt er het beste van en kruipt tussen mijn benen door. Ik weet niet hoelang deze ‘wilde vrouwendans’ heeft geduurd, maar ik ben uiteindelijk blij als de dame uitgeput op een stoel neerzakt en aangeeft dat het voor haar genoeg is geweest. Het is een veelbesproken afsluiting van onze week in Praag.

Maar die blijkt nog een staartje te krijgen. We zijn al een paar dagen thuis als gekke Jan een raar kuchje vertoont, veel moet niezen en een rode uitslag in het gezicht heeft. Ook de andere reisgenoten voelen zich niet helemaal oké. Heeft het iets te maken met de maskers die we veelvuldig hebben gepast? Gekke Jan gaat op uitdrukkelijk verzoek bij de huisarts langs. En wat blijkt: hij heeft de rode hond. Ons overvalt allemaal een raar gevoel. Rode hond is dat niet besmettelijk, hebben wij dat ook, is het gevaarlijk? Ik besluit in het bijzijn van de makkers mijn moeder te bellen om te vragen of ik als klein kind de rode hond heb gehad. In onvervalst Drents verloopt – tot vermaak van de toehoorders-  de conversatie, zeker als ik vraag: ‘maar hoe lang is dan de incubatietiet?’ Gelukkig blijken we alle drie in onze jeugd ingeënt te zijn en kan het virus ook verder geen schade aanrichten onder de andere bewoners van de Neuweg. De rode hond blijft beperkt tot de gelukkige maskerbezitter, al is de prijs die hij ervoor betaald heeft hoog. Een soort zwarte humor.

Geef een reactie