Mr. Blue

Wereldaidsdag (1 december) is een internationale dag die gewijd is aan de bewustwording omtrent hiv en aids. Volgens de gegevens van het Aidsfonds waren er vorig jaar wereldwijd 39 miljoen mensen met hiv. Dat is een groot aantal. Nog niet overal ter wereld zijn medicijnen vrij beschikbaar terwijl in Amsterdam met goede voorlichting en het middel Prep het aantal nieuwe hiv-infecties fors is afgenomen.

Schreeuw van de Leeuw

In 1992 geeft fotomodel en zanger René Klijn aids een gezicht in het tv-programma ‘De Schreeuw van de Leeuw’. Presentator Paul de Leeuw verkeert op dat moment op de top van zijn kunnen en het programma trekt op de zaterdagavond een miljoenenpubliek. In zijn show wisselen zang, dans en luchtige gesprekken elkaar af. Nooit schuwt De Leeuw de zwaardere zaken van het leven, maar hij weet er altijd een humoristische draai aan te geven. De typetjes Annie en Bob de Rooy die in de filmpjes voorbijkomen zijn legendarisch.

Maar deze avond met René Klijn is ingetogen. Als je de uitzending terugkijkt is het publiek beduidend stiller. Het hakt er ook in om in een filmpje de gezonde zanger te zien (met de boyband Bam to Bam Bam heeft hij in 1989 meegedaan aan de voorronde van het Nationale Songfestival) en hoe hij in een rolstoel de studio binnenkomt met de dood op zijn sterk vermagerde gezicht.

Openhartig gesprek

Het is een mooi en openhartig gesprek tussen de beide mannen over de ziekte aids, de leegte, de pijn, het belang van veilig vrijen en zijn wensen over zijn begrafenis. Klijn mag het programma indelen zoals hij wil. Zijn buddy’s, vader, vrienden, verpleegkundige en internist zijn aanwezig. Zonder pathetiek toont het programma René’s verhaal.

Ze praten vrijuit over seks en het uitgaansleven, grappen samen over het verschil in het aantal partners. René geeft de presentator nog even een koekje van eigen deeg. ‘Jij zat de hele dag Boursin te vreten, waarschijnlijk.’ Maar aan het einde van het gesprek zegt René dat het leven van hem niet meer hoeft. ‘Het is gewoon elke dag een worsteling. En je hebt heel veel pijn en een leeg leven. Je bent alles kwijt.’

Afsluitend zingt René het aangrijpende lied ‘Mr. Blue’, een jarentachtighit van Yazoo. https://youtu.be/OOnLiYSMrSw

Best verkochte single

Van het nummer wordt vervolgens een studioversie gemaakt. Naast Paul de Leeuw werken Candy Dulfer, Lois Lane, John van Eijk en Cor Bakker mee aan het lied. Het is de bestverkochte single van 1993 en staat vijf weken op nummer één in de Nederlandse Top 40. Zo komt een grote wens van René in z’n laatste levensmaanden uit, namelijk een beroemde zanger zijn. De opbrengsten van de single zijn door Klijn geschonken aan het Aidsfonds.

Een album ligt in de planning, maar niet lang na deze hit (op 5 september 1993) overlijdt René Klijn aan de gevolgen van aids. Hij is gecremeerd en zijn as is volgens zijn wil door zijn partner Maarten, in aanwezigheid van Paul de Leeuw uitgestrooid op de Hudson in New York. Voor zijn taboedoorbrekende programma ontvangt De Leeuw terecht diverse onderscheidingen.

Tweeënzestig maar het voelt als zesentwintig

Het is eind november, een jaar is voorbij geglipt. Vandaag ben ik tweeënzestig geworden. Mijn geest dwaalt door de jaren die achter me liggen. Op zo’n moment zie ik de gezichten van de mensen die de wanden van mijn geheugen sieren. Probeer ik te genieten van de hoogtepunten in mijn leven en tracht ik het strompelen door diepe dalen te vergeten. Mijn gedachten zweven tussen vreugde en verdriet. Ik ben dankbaarheid voor wat ik heb gekregen in dit leven en probeer het verlangen naar wat verloren is gegaan tegen te gaan. Dat kan een verjaring met je doen.

Der Rosenkavalier

Soms voel ik me als de Marschallin (markiezin) uit Der Rosenkavalier, de opera van Richard Strauss. Zij vraagt zich af hoe het mogelijk is dat ze ongemerkt oud aan het worden is, wo ich doch immer die gleiche bin? Je constateert met haar ‘Die Zeit ist ein sonderbar Ding.’  https://youtu.be/0cR1EGI6AZc

Midden in de nacht staat de markiezin op om de klokken in het paleis stil te zetten, maar dat is geen oplossing. Je wilt misschien het liefst voor altijd jong blijven maar veroudering gebeurt tegen wil en dank. De tijd stroomt door, soms als een druppel, soms als een heftige regenbui.

In de spiegel van de badkamer zie ik dat de tekenen van het leven zich op mijn gezicht en lijf manifesteren. Niet de jongeman die ik denk te zijn. Je voelt je nog zesentwintig maar je bent intussen toch tweeënzestig geworden.

Niks veranderd

Als ik mensen tegenkom die ik lang niet gezien heb, zeggen ze: ‘Je bent niks veranderd.’ Dat beschouw ik als een compliment. In mindere dagen, denk ik, wellicht heb ik er altijd al oud uit gezien.

In een overvolle trein staat tegenwoordig een jonger iemand voor je op en bied je een zitplaats aan. Op het werk helpt een aardige collega je met het uitladen van zware kratten. Het aanbod overvalt je, want het is je nog nooit overkomen dat iemand voor je opstaat of je spontaan gaat helpen. Je vraagt je dan af wat zien de mensen om je heen als ze naar je kijken?

De tijd stilzetten

Je bent vergeten dat je er vanbuiten anders uitziet dan vanbinnen. ‘Wo ich doch immer die gleiche bin.’ Maar nee dus. In je gedachten kun je misschien de tijd stilzetten, dezelfde blijven, in werkelijkheid echter niet. De tijd vreet aan je aan, de chronometer tikt door.

Gek dat je soms denkt dat het leven nog moet beginnen. Dat je nog bij je moeder achter op de fiets zit en je verwondert over de wereld om je heen. Dat je in bed ligt en dat elk moment iemand onder aan de trap kan roepen dat je nu echt het licht uit moet doen, je boek moet wegleggen om te gaan slapen. Of dat je denkt dat je die eindscriptie voor je studie nog moet schrijven. Of dat die grote liefde nog moet komen.

Spelen

Ouder worden, maar je toch jonger voelen, is zo gek nog niet. Een jeugdig gevoel blijkt een waar levenselixer te zijn. De Ierse dichter George Bernard Shaw zei het al: ‘We stoppen niet met spelen omdat we oud worden, we worden oud omdat we stoppen met spelen.’ En met spelen bedoelde hij lachen, genieten en plezier maken.

Meer kleur op de weg

Als ik vanaf het balkon naar de geparkeerde auto’s in mijn straat kijk, zie ik welgeteld één blauwe auto. De rest is zwart, grijs of wit. Erg doorsnee. Het is het algemene beeld op de weg, overheersend dezelfde drie variaties: zwart (24 procent), wit (13 procent) en vooral grijs (34 procent). Erg weinig kleur en zeker geen felle, opvallende kleuren. Die raak je tweedehands niet kwijt is het adagium. Daarnaast is een trendy kleur niet tijdloos. Je loopt het risico er snel op uitgekeken te raken.

Henry Ford

Autopionier Henry Ford zei het al: ‘De klant kan elke kleur krijgen die hij wil, zo lang het maar zwart is.’ Ford maakte met de T-Ford de automobiel tot een massaproduct. Hij was zowel visionair als pragmatisch. Koolzwart was in de begintijd van de auto een van de weinige verfkleuren die snel droogde en niet verbleekte in de zon.

De afgelopen jaren zijn auto’s steeds vaker neutraal van kleur en gaan ze meer en meer op elkaar lijken. Toch wel erg saai. Zeker in deze donkere dagen van het jaar als alles al grijs en somber is zou een beetje meer kleur op de weg niet misstaan.

Eenheidsworst

Zelf doe ik net zo hard aan die eenheidsworst mee. Het is bij de koop kiezen tussen deze Lumen Grey Pearl Hyundai i10 direct meenemen uit de showroom of wachten op een lange levering van mijn favoriete kleur: Alpine Blue.

Het rijden in een zilverkleurige auto is soms lastig. Het gebeurd weleens dat ik op de parkeerplaats van de HEMA in een grijze auto wil stappen en verbaasd ben dat ik het klikken van het slot wel heb gehoord, maar de deur niet openkrijg.

De ‘echte’ kleuren zijn steeds meer van de weg geraakt. Blauw is de enige kleur die nog serieus meedoet (rond de 14 procent). Rood schommelt sterk in populariteit, maar komt ook niet boven de 7 procent uit. Van rode auto’s – zonder metallic lak-  weet ik dat je die met enige regelmaat van een waxlaagje moet voorzien anders rij je in no-time rond in een roze variant.

Knalgeel of gifgroen

Waar is de tijd van de gekleurde auto’s gebleven? In de vroege jaren zeventig onder invloed van de hippiecultuur was het behang oranje, de vergaderstoeltjes felgroen, het keukenblad geel, en reden we rond in de sportieve rode Ford Capri of diens limoengroene concurrent Opel Manta.

Ik herinner me de opvallende knalgele Panda van een collega presentator. Als we tijdens opnamen van locatie naar locatie reden, was het niet nodig de route te weten, je hoefde alleen maar zijn ‘geklutste ei’ te volgen. Mijn eerste auto was een PTT-groene Opel Kadett Coupé. De gifkikker was niet vooruit te branden, tenzij je hem aanduwde of een klap met een hamer op de carburateur gaf.

Electrische auto’s

Gelukkig krijgt de auto tegenwoordig weer meer kleur op de wangen. De reden daarvoor is de toenemende elektrificatie. Bij elektrische auto’s gaat het meer over comfort en over elektronica die taken van de chauffeur overneemt, dan over versnellingen en pk’s. Dat betekent een groter accent op lifestyle, minder op het rijden. Wat zich manifesteert in uitgesproken maar ook warme en complexere kleuren.

In de reclamefilmpjes voor nieuwe modellen wordt een uitgesproken kleur regelmatig ingezet. Alles om de consument naar de showroom te lokken. Maar als mensen bij de dealer staan en een aankoopbeslissing nemen, blijken ze in hun kleurkeuze vaak toch behoudend. Ze gaan vooralsnog voor zwart, wit of grijs, maar een kentering tekent zich af in het aanbod.

Postermeisje

Dit meisje uit Arnhem heeft idealen en komt daar ook voor uit. Ze roept andere mensen op dat alstublieft ook te doen en niet domweg de massa achterna te lopen. ‘Kom voor jezelf op!’ Ze is een meisje dat geen zin heeft om op haar reet te blijven zitten tot er wat gebeurd maar die graag zelf actie onderneemt door leuzen te bedenken, die mensen tot nadenken aanzetten. Ze heeft zeker humor en is positief ingesteld.

Dagelijks een spreuk

Deze meid wil het leven op de wereld beter en mooier maken. Voor haar is dat geen luchtkasteel. Het is ook niet iets dat je moet overlaten aan bazen, politici of ouders. Je idealen verwezenlijken doe je zelf, door dagelijks een spreuk te schrijven. De mensheid moet vooruit, vindt ze, met plezier geeft ze mensen een zetje in de rug. Zo moeilijk is dat ook niet, als je gewoon begint en steeds een stapje verder zet. En dan nog één. En nog één. Voor je het weet doet er iemand met je mee. En dan nog iemand. Voor sommigen is ze een goede vriendin, waarmee ze de straat op gaan, waarmee ze kunnen lachen en huilen, waarmee ze in actie kunnen komen.

Plakken

Voor het eerst verschijnen haar posters eind 1983 in het straatbeeld. Het plakken blijft al snel niet beperkt tot ons land. Ze steekt de grens over naar België en na de val van de Muur rijdt ze met haar vrienden in een blauw busje naar Oost-Europa om met eigen ogen te zien hoe mensen in zo’n repressief politiek systeem erin zijn geslaagd de weg naar democratie in te slaan.

In haar puberteit doet ze een keer mee aan de landelijke verkiezingen en haalt ruim twaalf duizend stemmen. Maar dat is meer als publiciteitsstunt bedoeld. Ze groeit uit tot een bekende persoonlijkheid. De beste manier om deze meid te leren kennen, is door haar posters te lezen. Je herkent haar handtekening meteen.

Ze zal altijd een fictief meisje blijven dat posters met kritische en/of humoristische teksten schrijft, online zet en in de openbare ruimte plakt. ‘Ik wil best zeggen wie ik ben, maar pin me er niet op vast,’ zegt ze op haar website. www.loesje.nl

Tegenwoordig is haar affichecollectief in meer dan dertig landen actief. Maar Arnhem is nog steeds de bakermat van het postermeisje dat ‘gevoelens vertaalt die leven in de samenleving’ en ‘mensen raakt in het diepst van hun hart’. Daarmee geeft ze de wereld een zetje in de goede richting.

Veertig

Deze maand is het postermeisje veertig geworden. Nu ze de middelbare leeftijd heeft bereikt is het hoog tijd voor een eigen biografie. Loesje – Querido (singeluitgeverijen.nl) In haar boek reflecteert ze op die afgelopen veertig jaar, bekijkt ze hoe ze er nu voor staat en richt de blik op de toekomst, want die moet ook nog geschreven worden. Een boek vol foto’s, krantenknipsels, verhalen van fans, gezeur van haar familie en veel, heel veel posters. #loesje

Autoloze zondag

‘De energiecrisis waarmee we van doen hebben is wereldwijd,’ zegt premier Joop den Uyl in een sobere televisietoespraak. Het is eind 1973 en we zitten midden in een olieboycot. Egypte en Syrië zijn geheel onverwacht Israël binnen gevallen (zie de film Golda over de Jom Kipoeroorlog https://youtu.be/unW5w6JCEb8). Ons land steunt Israël in de oorlog. Het leidt tot het dichtdraaien van de oliekraan vanuit de Arabische landen.

‘De regering bereidt een pakket van maatregelen voor dat er vooral op gericht is om de werkgelegenheid zo goed mogelijk in stand te houden en de lasten waar we nu mee te maken hebben, eerlijk te verdelen. De zwaarste lasten op de sterkste schouders.’

Kabinet Den Uyl

Het kabinet Den Uyl neemt allerlei besluiten om op het gebruik van energie te bezuinigen, zoals het instellen van een autoloze zondag om het olieverbruik te beperken. Tien zondagen achter elkaar, de eerste op 4 november 1973.

De beelden van de lege (snel)wegen staan nog op mijn netvlies. https://youtu.be/K8_Lep86q3w Niet dat er op zondag voor mij als elfjarige iets verandert. We hebben thuis geen auto, dus het treft ons niet direct. We gaan gewoon op de fiets naar de kerk, zoals we gewend zijn. De weg voor onze boerderij is een doodlopende weg met weinig weggebruikers. Als ik op straat zou willen spelen dan is dat altijd al mogelijk.

Wat wel nieuw is dat de benzine op de bon gaat en dat voor het eerst generaties die na de Tweede Wereldoorlog zijn opgegroeid met schaarste en distributiebonnen te maken krijgen.

Toespraak

De toespraak van Joop den Uyl herinner ik me nog goed. Hij zit in een sober decor, voor een muur met gordijnen, en spreekt de bevolking in een medium-close-shot toe met een empathische toon, om mensen ervan te doordringen dat het menens is.

‘We zullen ons blijvend moeten instellen op een levensgedrag met een zuiniger gebruik van grondstoffen en energie.’ En dat vraagt offers. Joop den Uyl sluit zijn twintig minuten durende speech af met: ‘Die medewerking is ook nodig als we morgen of overmorgen niet meer met de auto kunnen, om het samen te kunnen vinden…’ Daarbij zet hij weloverwogen zijn hoornen bril af en kijkt ons indringend aan. ‘…in volle bussen, trams en treinen. Maar als we daartoe bereid zijn dan wordt het geen koude winter, al vriest het nog zo hard.’ https://youtu.be/fNYgIUUtIZs

De olieboycot is de eerste crisis waarmee het sinds die zomer geïnstalleerde kabinet Den Uyl – de meest linkse regering tot nu toe –  te maken krijgt. Met de PvdA komt de verbeelding aan de macht en het is de bedoeling de burgers meer bij de politiek te betrekken. De arbeiderspartij wil de hele samenleving op de schop nemen. Ze wil zich in haar progressieve beleid laten leiden door het streven naar opheffing van ongelijkheid en achterstelling in inkomen, bezit, macht en kennis. Maar met de oliecrisis komen Den Uyl en consorten er al vrij snel achter dat de politieke realiteit toch wel heel weerbarstig is en dat de marges van de politiek heel smal zijn.

Het is nu vijftig jaar geleden. Het lijkt alsof de geschiedenis zich herhaald. Israël is opnieuw aangevallen en voert oorlog met Hamas. We proberen van olie en gas af te komen en meer in te zetten op alternatieve energiebronnen, zoals zon- en windenergie om niet afhankelijk te zijn van grappen en grollen van landen die deze fossiele brandstoffen bezitten. We zijn bezig om over te schakelen op elektrisch rijden. Maar het zou ook fijn zijn om over een goed functionerend openbaar vervoer te kunnen beschikken.

Stem bewust

Op allerlei fronten valt er nog veel te verbeteren. Dat is zeker een uitdaging voor een nieuw te kiezen parlement. Er is een politieke neiging om alleen naar urgente zaken te kijken, zoals de energietransitie, landbouw-, zorg- en woningcrisis. Maar alles wat we nu doen en beslissen moet al een bouwsteen zijn voor de langere termijn. Je moet alle opgaven in samenhang bekijken. Kies bewust en breng je stem uit op 22 november!

Natte haren televisie

Nu de dagen weer snel korter worden en de herfstbuien tegen de ramen kletteren, herinner ik me de winteravonden in mijn jeugd. De memorabele zaterdagavond uit beginjaren ’70, met natte haren naar een avondvullend spelprogramma kijken op de buis. Een glas feloranje 3ES en een bakje paprika chips bij de hand. Je mag langer opblijven en later naar bed.

Zwart-wit Philips

We hebben nog maar net televisie bij ons thuis. In de woonkeuken staat een zwart-wit Philipstoestel in de hoek op een dressoir. Het is de ruimte waar we dagelijks zitten. De mooie kamer achter de glas-in-lood-suitedeuren is voor visite en de zondag. In de keuken bevindt zich nog het oude aanrecht uit de tijd dat mijn oma op de boerderij woonde. In haar tijd hing er nog slachtvlees in de wiemel boven dat aanrecht, zoals spek, hammen en worsten. Nu hangen er aan de zolderbalken planten in gevlochten hangers, met daaronder een oude schoolplaat van een boerderij.

Ik weet niet of de muren witbehangen zijn of dat we al in de ‘hippie-periode’ zitten waarin de wanden in een opwelling groen en roze zijn gesausd. Rondom de gaskachel staan twee rookstoelen. De eettafel staat pontificaal midden in de ruimte recht onder de lamp, met een zwaar velours tafelkleed eroverheen. Of –  en dat zal in de tijd van de gekleurde wanden zijn geweest –  tegen de muur aan de raamkant. De rechte hoge ramen zijn met zware roodbruine gordijnen gedrapeerd en een bloemige vitrage waarbij de onvermijdelijke sanseveria’s in de vensterbank staan, soms afgewisseld met een geranium.

WieKentKwis

In de winter zijn de gordijnen ’s avonds dicht en kijken we naar Mies Bouwmans ‘Een van de Acht’ (VARA), of de ‘Berend Boudewijn Kwis’ (KRO). Iedere omroep heeft zijn eigen zaterdagavondprogramma dat een keer per maand wordt uitgezonden. De AVRO –  toch de omroep die van oudsher op amusement is gericht – volgt pas laat met een spelshow: de ‘WieKentKwis’. Peter Knegjens is de opvallende presentator, met zijn bovenlipbeharing doet hij niet onder voor de gigantische snor van Chiel Montagne (Op Volle Toeren).

In de show staan paren centraal die binnenkort gaan trouwen, of zij die een koperen of zilveren bruiloft hebben te vieren. Ze krijgen een aantal spelletjes voorgeschoteld en kunnen daarmee mooie prijzen uit de imposante prijzenkast winnen.

De presentatie van Knegjens is bijzonder. Een paar uitspraken van hem zijn in ons taalgebruik ingeburgerd. ‘Ajuu paraplu’, ‘grote klasse’ en het opmerkelijke ‘dat ziet er goed uit!’ De onorthodoxe presentator wordt na een aantal afleveringen van de buis gehaald omdat hij dronken zou zijn tijdens de live-presentatie. Knegjens geeft zelf toe om de zenuwen in bedwang te houden twee glazen whiskey aangelengd met water te hebben gedronken voor de opnamen, maar van dronkenschap zou volgens hem geen sprake zijn geweest. Onder de hete lampen in de studio heeft de drank echter zijn uitwerking.

Prominente Nederlanders, waaronder Mies Bouwman en Simon Carmiggelt beginnen nog een actie om hem terug op de buis te krijgen maar het mag niet baten. Knegjens wordt vervangen door de wat saai en braaf ogende producer van de show, Fred Oster.

Marmottenrace

Wat ik me nog het meest van de ‘WieKentKwis’ herinner is het eindspel: de marmottenrace. De cavia’s –  en dus geen marmotten –  met namen van bekende Nederlanders (Jos Brink, Johan Cruijf, André van Duin en Mieke Telkamp) worden in een bak losgelaten. Via een doolhof moeten ze naar een plank met poortjes lopen. Boven de poortjes staat een geldbedrag dat de deelnemers kunnen winnen. De hoofdprijs is duizend gulden.

Het spel duurt soms lang omdat André, Jos of Sjakie weigeren om verder te lopen, ondanks de aanmoedigen van Oster en de kandidaten. Groot is de teleurstelling als het beestje uiteindelijk door het vijftig guldenpoortje verdwijnt. https://youtu.be/i2NIhn1gKX0

Tja, dat soort natte haren televisie zie je niet meer op de zaterdagavond. Nu moeten we het met voorgekookte meligheid doen in ‘Ik Hou Van Holland’ of ‘Hotel Hollandia’.

Potje padel

‘Je moet onderhands serveren, Pieter!’ hoor ik aan de andere kant van de heg schreeuwen, als ik me op de speelweide van het zwembad geïnstalleerd heb op een ligbedje. Het gras is nog nat en er staat een verfrissend windje. Gisteren wilde ik hier ook lekker lezen, maar toen was het terrein afgesloten, er werd regen verwacht. Men was bang voor inloop van modder. Een beetje voorbarig en erg balen, want het was dan wel bewolkt, maar geregend heeft het de hele dag niet.

Ik luister naar het gepok van de ballen die over en weer worden geslagen.

‘Maar mag ie ook stuiteren?’

‘Ja, dat mag.’

‘Probeer eens met zijn tweeën naar voren te komen bij een hoge bal van Pieter!’

‘Harder slaan!’

‘Uit!!’

Eerst denk ik dat ze bij de buren tennissen, maar het hippe Squash & Wellness centrum heeft outdoor padelbanen aangelegd.

Bilbao

Mijn gedachten gaan terug naar een voorval in Bilbao, zes jaar geleden. Ik maak een wandeling om streetart langs de kade van de Nervíon te bekijken en te fotograferen. Het ene kunstwerk is niet kleurrijker dan het andere. Soms herkenbaar, soms abstract, maar wel uiterst creatieve graffiti.

Op de terugweg zie ik op een opvallend gevormde muur ook allerlei kunstuitingen. Ik loop ernaartoe en merk dat er aan de andere kant met een bal wordt geslagen, het blijkt om padel te gaan, een sport die het midden houdt tussen tennis en squash, ontdek ik later via internet. Een populaire sport in Spanje. Een aantal mannen zijn met een rally bezig. Ik neem plaats op de tribune en probeer het spel te doorgronden. Je speelt het met z’n vieren in een soort kooi. Hier zijn twee oude muren onderdeel van het hekwerk.

Confrontatie

Achteloos pak ik mijn mobiel erbij, deels om de gemaakte streetartfoto’s te bekijken en ook om het padelspel vast te leggen. Ik schrik van een paar luide schreeuwen. Ik denk dat het bij het spel hoort, maar dat ligt stil. Driftig met zijn armen zwaaiend komt een van de spelers uit de kooi, recht op me af. Hij heeft een Noord-Afrikaans uiterlijk, is nog niet zo oud en is me duidelijk niet vriendelijk gezind gezien zijn agressieve gedrag.

Ik sta snel op en steek de mobiel in mijn broekzak en verlaat de tribune, geen zin in een confrontatie. Trouwens de kans is groot dat we elkaar niet verstaan. Ik maak me uit de voeten te meer daar ik zie dat ook de andere spelers mijn kant opkomen. Ik begrijp niet wat het probleem is. Wat zit ze dwars? Wat willen ze? Mijn mobiel, mijn geld, mij een pak slaag geven? Ze zetten met z’n allen de achtervolging in. Eén springt er op een scootertje. Ik moet hier weg zijn, maar waar naartoe? Naar de dichtstbijzijnde huizen zodat ik hulp kan vragen. Hun kreten klinken steeds luider. Ik krijg het Spaans benauwd.

Rennen

Mijn appartement is niet zover verwijderd van hier, maar is het handig om die kant op te gaan? Ik wil niet dat ze weten waar ik verblijf. Ik ren de andere kant op en zigzag een beetje tussen straatjes door om ze kwijt te raken. Maar ik hoor de grootste druktemaker nog steeds schreeuwen. Het lijkt wel een achtervolgingsscène uit Mission Impossible. Zo hard rennen als Tom Cruise kan ik echter niet. Mijn hart bonst in mijn keel. Voortdurend links-rechts-bewegend probeer ik de agressieve jongemannen af te schudden.

Ik zie een aantal afvalcontainers en hijgend verstop ik mij daarachter, hopend dat mijn achtervolgers het spoor bijster zijn geraakt… maar ik verwacht ieder moment dat een woedend gezicht boven me opdoemt. Nog steeds hoor ik de ronkende scooter en luide stemmen. Ik probeer mijn ademhaling onder controle te krijgen.

Belagers

Na een poosje kom ik aarzelend tevoorschijn omdat mijn belagers weg lijken te zijn en ik probeer mijn weg terug te vinden naar het appartement, daarbij wil ik de padelkooi omzeilen. Als ik de deur van het appartement veilig achter me dicht doe, slaak ik een zucht van opluchting en besef hoe snel een simpele situatie uit de hand kan lopen. Een wijze les.

Ik zal de spelers aan de andere kant van de heg hier vandaag maar met rust laten en concentreer me op het boek dat ik heb meegenomen.

Ceremoniemeester

Een bus met uitgelaten schoolkinderen is onderweg van de Achterhoek naar Drenthe. Het is feest, hun juf gaat vandaag trouwen en het is ook nog de laatste dag voor de herfstvakantie. Toevallig is die juf mijn zus en ik heb de eer deze dag ceremoniemeester te zijn.

Ruim van te voren is er met de zus van mijn aanstaande zwager en haar man, een feestgids voorbereid. Dat is een traditie in de Achterhoek die we ook voor dit huwelijk in ere houden. Naast de liederen die op het feest zullen worden gezongen, bevat het ook allerlei gein en ongein over het bruidspaar.

Feestgids

Zoals een politiebericht dat op vrijdag 16 oktober 1981 een jongeman op verdachte wijze zijn ouderlijk huis heeft verlaten en daar tot op heden nog niet is teruggekeerd. Het signalement luidt: ‘Lengte 1.83 cm, flink postuur, gekleed in een zwarte pantalon, een zwarte jas, grijze handschoenen en een hoge hoed. Opvallend glad geschoren en in het bezit van een bruidsboeket. Het laatst is hij gezien op de A28. Vermoedelijk is de jongeman op weg naar een lieftallige roodharige dame, zich ophoudende in de binnenlanden van Bovensmilde, die de laatste tijd regelmatig in de nabijheid van de jongeman werd gezien.’

Daarnaast staan er in de feestgids diverse adviezen aan de gasten. ‘Ga recht op de foto staan, anders komen uw hoofd en benen uit het album te hangen en kan deze niet dicht.’ Of: ‘Het is verboden te zwikken, te hikken, ongegeneerd veel te bikken, zich te verslikken of wat van een ander te pikken.’

Op deze feestelijke dag heb ik mezelf gehuld in een Noorse trui waarop Mart Smeet jaloers zou zijn en opmerkelijke witte schoenen. Het bruidspaar trouwt voor de burgerlijke stand in het Beurtschip, een nieuw bejaardencentrum in Smilde. Ik vermoed dat het gemeentehuis op dat moment in een verbouwing zit. Het huwelijk wordt ingezegend in de Gereformeerde kerk aldaar, de receptie en het feest is in het zalencomplex naast de kerk.

De dag verloopt voorspoedig. Voor een ceremoniemeester toch altijd wel een bepaalde verantwoordelijkheid, heb je alles onder controle en gaan de dingen zoals gepland. En bovenal heeft iedereen het naar z’n zin.

Verschillende gewoonten

’s-Avonds staan de gasten in de rij om het kersverse bruidspaar te feliciteren en kunnen de feestgidsen worden uitgedeeld. Dan is het tijd voor de gebruikelijke koffie, thee en taart. Als de glimmende kannen voor de tweede keer langskomen, zie ik enkele gefronste gezichten: waar blijft de drank? Laat die koffie maar zitten, het is immers feest en we lusten wel zo’n groene beugelfles. Sommigen melden zich bij me. Even een stressmomentje. Maar ja zo is het de gewoonte hier, de drank komt heus wel! Al zie ik dat de koster in de keuken aan de meest nooddruftigen alvast een biertje geeft. Gelukkig gaat algauw het feestritme weer gelijk op.

Aan het einde van de avond als het bruidspaar inmiddels met een paar rammelende appelmoesblikken achter de auto is vertrokken, is er ook weer een verschil merkbaar. In Drenthe is het de gewoonte om nog koffie met een broodje te serveren als afsluiting, maar een aantal blijft liever aan het bier, of heeft graag een biertje mee voor onderweg. Zo merk je dat in een klein land toch nog verschillende tradities bestaan. Wat op zich wel grappig is.

Waas

Aan het einde van het feest, als alle gasten vertrokken zijn, drink ik, moe maar voldaan en een ervaring rijker, zelf nog maar een biertje. Als ceremoniemeester gaat veel wat er op zo’n dag gebeurd als een waas aan je voorbij. Het is wel toch even anders als je de regie hebt of dat je gewoon als gast deelneemt aan het feest. Je probeert steeds het overzicht te houden. Er zal ongetwijfeld met het bruidsboeket zijn gegooid, maar wie het heeft gevangen zou ik niet kunnen vertellen. Er zal ook zeker een ABC-gedicht voorbij zijn gekomen, maar door wie?

Rainbow week

Deze week viert de ‘regenbooggemeenschap’ in Gooi en Vechtstreek feest. Mooi dat er iets te vieren valt, maar aan de andere kant bespottelijk dat nog steeds individuen en groepen moeten strijden voor gelijke rechten en dat acceptatie en respect geen vanzelfsprekendheid is. Dat we ons zijn nog steeds moeten verantwoorden. Het zou nergens meer een issue moeten zijn! In de Rainbow Week worden er veel activiteiten georganiseerd om mensen samen te brengen, met als middelpunt Coming Out Day waarbij op woensdag de regenboogvlag op scholen en gemeentehuizen in top gaat.  https://gooienvechtinclusief.nl/

Briefwisseling

Mijn eigen coming-out ligt al jaren achter me, maar dat dit pas de eerste fase is in het leven van een homoman realiseer ik me sinds kort. Als homo heb je dubbel werk te verrichten, omdat we opgroeien met een stigma. Een vooroordeel dat op jonge leeftijd naar binnen kruipt en in stilte vreet aan je eigenwaarde.

In de Volkskrant voeren Hein Janssen (theaterjournalist) en Florian Myjer (acteur) een briefwisseling over hun  werk en leven. Een van de dingen die me in hun correspondentie treft is de schaamte om homo te zijn. Ze noemen daarbij het boek ‘Fluwelen woede’ van de Amerikaanse klinisch psycholoog Alan Downs, die zelf homo is en veel homomannen in therapie heeft gehad.

Ik ben nieuwsgierig en ga naar de bieb om dit boek te lenen, daarin lees ik over de drie fases in het leven van homomannen:‘overweldigd zijn door schaamte’, ‘schaamte compenseren’ en ‘cultiveren van authenticiteit’.

Schaamte

Op een gegeven moment ontdek je dat je anders bent, dat je andere dingen leuk vindt dan je vriendjes, dan je vader of dat je liever met meisjes speelt dan met jongens. Mijn coming-out is in een tijd waarin homoseksualiteit op sociaal vlak veel minder wordt geaccepteerd. Zeker als je ook nog opgroeit in een christelijk gezin.

Je schaamt je voor je seksualiteit, je realiseert je dat er iets mis met je is. Je hebt het gevoel dat je geen liefde waard bent. Als je wilt overleven moet je zorgen dat er van je gehouden kan worden. Je smacht naar liefde, maar verstopt je in de kast. Je moet de waarheid over jezelf aan het zicht onttrekken en je anders voor doen, zodat er van je gehouden kan worden. Je probeert op een verknipte manier die liefde te verdienen en te ontsnappen aan de pijn en de angst op ontdekking. Je probeert ‘normaal’ te zijn. Sommige homo’s blijven zich in deze fase verbergen en komen dus nooit uit voor hun ware gevoelens. 

Compenseren

Uiteindelijk uit de kast probeer je de schaamte te compenseren (fase twee) door een chronische behoefte aan erkenning en bevestiging: ik deug wel, ik mag er wel zijn. Een behoefte die zich vertaalt naar professionele ambitie, overmatige ijdelheid, extravagantie, losse sekscontacten en een onderhuidse woede (de fluwelen woede uit de titel van het boek). Het resulteert in het constant bevestiging zoeken in seks, drugs en een sportschoollichaam, met alle mogelijke verslavingen van dien.

Cultiveren

De derde fase die Downs in zijn boek beschrijft is het cultiveren van authenticiteit. De weg naar echte erkenning en liefde voor anderen en jezelf; naar werkelijke voldoening, diepgang en eerlijkheid. Downs draagt een hele reeks instructies aan: probeer te handelen als de man die je zou willen zijn, kies altijd voor innerlijke rust, verkies voldoening boven bewondering, heb respect voor je lichaam zoals het is, selecteer je partner niet op zijn seksuele aantrekkingskracht, en wees integer.

Als je de aanbevelingen leest, denk je het zijn allemaal wel open deuren, maar een open deur is makkelijk te missen als je een fort om jezelf heen hebt gebouwd en jezelf allerlei ontwijkende strategieën hebt aangeleerd.

Moeizaam proces

Toch heb ik een beetje ambigue houding tegenover dit boek. Aan de ene kant herken ik de moeite met het uit de kast komen en de schaamte die ermee gepaard gaat, wat zullen mensen wel niet van je vinden? Het is een lang en moeizaam proces voor mij geweest.

Hoe die schaamte zich omzet in compensatiegedrag op bijvoorbeeld gebied van werk en succes, herken ik minder. De wereld die Downs beschrijft van feesten, spieren, drank en drugs, zijn fantastisch voor wie zich daarin thuis voelt, maar voor mij geldt dat niet. In die zin is bij mij nooit het hek van de dam gegaan of sprake van overcompenseren.

Het aan mijn authentieke zelf werken (de derde fase) ervaar ik als een continue proces, oude wonden die moeten helen. Gelukkig ben ik met de jaren zekerder van mezelf geworden. Met een beetje trots durf ik te zeggen: ‘Ik ben oké zoals ik ben.’ #rainbowweek #comingoutday

Drakenboten, sieraden en zuurdesembroden

Zondagmiddag, ik lig lui op de bank te lezen. Mijn smartphone piept, een vriendin appt dat ze in de buurt is. Ze staat met haar sieradenkraam bij de roeivereniging Cornelis Tromp. Dat is inderdaad dichtbij. Ik stuur een bericht dat ik er aan kom en trek mijn sneakers aan. Vijf minuten later zie ik haar door de kralenstrengen heen bezig met het rangschikken van de eigengemaakte sieraden.

Het is druk in het haventje. Muziek schalt uit de luidspeakers, onderbroken door een spreekstalmeester die commentaar geeft bij de drakenbootrace die op het Hilversumse kanaal wordt gehouden. In samenwerking met de plaatselijke Rotaryclub organiseert de roeivereniging deze wedstrijd. En die club heeft de vriendin uitgenodigd om met haar koopwaar één van de kraampjes op de kade te bemannen. Ze heeft een goede dag; er zijn al een aantal armbanden en kettingen verkocht.

Drakenbootrace

We halen koffie in de kantine van het boothuis en nemen een kijkje bij de race. Een drakenboot is een open kano van ongeveer twaalf meter lang, waarin maximaal twintig peddelaars om en om links en rechts plaatsnemen en tegelijkertijd peddelen. Om het tempo aan te geven zit voorop een trommelaar, een aparte stuurman bepaalt de koers. De boot is voorzien van een drakenkop, een staart en ‘schubben’ op de romp.

Steeds varen twee boten tegen elkaar. Het zijn bedrijventeams en de meeste deelnemers doen dit voor de eerste keer. Sommigen hebben een uniforme uitdossing in Chinese sfeer aangetrokken compleet met bedrijfslogo, bij andere teams is het een samenraapseltje van kledij; sommigen zijn ook qua schoeisel (hoge hakken) niet helemaal op de wedstrijd voorbereid.

Voor de kraam stappen de deelnemers aan boord van de kano, wat soms maar net goed gaat. Kort krijgen ze een uitleg van een ervaren stuurman hoe ze het beste gezamenlijk kunnen peddelen om op een rechte koers te blijven.

Zuurdesembrood

Terwijl de vriendin klandizie heeft, besluit ik een rondje te maken langs de andere kramen. Ik blijf plakken bij iemand die zuurdesembrood verkoopt. Er liggen verschillende soorten brood op een blauw geblokt tafelkleed: volkoren, spelt, blond en stokbrood. Op de kaartjes staan pittige prijzen. De verkoper vraagt of ik wil proeven? Ik zeg dat ik net mijn lunch achter de kiezen heb en deel met hem mijn ‘zuurdesembroodervaring’. Bij mij in de klas zat een jongen die ook altijd dit soort brood bij zich had. Het verspreidde een beetje een zurige geur en vanaf dat moment heb ik besloten dat ik geen liefhebber ben. Hij probeert me over te halen. ‘Het is heel gezond en voedzaam, je hoeft er ook minder van te eten en het is tegenwoordig smaakvol en niet zuur.’ Omdat hij zo aandringt ga ik overstag. Het smaakt inderdaad goed.

Hij vertelt dat broodbakken echt zijn roeping is. Jarenlang is hij als graphic designer in de media actief geweest – ik kijk hem nog eens goed aan – maar herken hem niet. Nu is hij zijn eigen kleine bakkerij begonnen en dat bevalt hem beter dan het mediawereldje. ‘Altijd maar achter die computer zitten. Ik koos voor vormgeving omdat ik met mijn handen wilde werken,’ zegt hij, ‘maar dat ontbrak steeds meer, dus dat pak ik met het broodbakken weer op.’

Hij glijdt met zijn hand over het rustieke brood voor hem op de tafel. ‘Een goed brood is de basis. Vaak brengen mensen hun brood op smaak door het beleg, maar het begint toch echt met de broodsoort die je kiest. Ik voeg geen gist toe aan het biologische meel dat ik bij een molen haal. Dat betekent dat het deeg lang nodig heeft om te rijzen, vaak wel vier of vijf uur.’ Bevlogen vertelt de bakker over zijn vak.

Als ik zie dat de vriendin weer alleen is, bedank ik hem voor de informatie en wens hem veel succes met zijn nieuwe business. Bij haar kraam drinken we nog een wijntje en daarna zoek ik bank en boek weer op. In de verte kan ik de trommelaar nog horen… #conciousdesign #schuurdesem