Goliath verslagen

Eind mei 1989 word ik voor de tweede keer aan mijn oogafwijking geopereerd. Na de slachtpartij in het ziekenhuis in Kampen heb ik me nu toevertrouwd aan de specialisten van het Ooglijdersziekenhuis in Utrecht. Na een doorwaakte nacht, mag ik weer naar huis. Het was onrustig omdat de man die naast me lag en een paar uur eerder geopereerd was, continu luidruchtig moest kotsen. Ik ben gelukkig niet misselijk, al moet ik mijn inbeeldingsvermogen wel uitschakelen met die kokhalsgeluiden, anders ga ik zo met hem mee spugen.

Een vriendenstel komt me met de auto halen en brengt me naar mijn flat in Kampen. Heerlijk zo’n netwerk dat goed voor je zorgt, ik voel me een gezegend mens. Een vriendin komt logeren en zal me verzorgen zolang dat nodig is. Ze zit in het laatste schooljaar en heeft nu haar centraal schriftelijke eindexamens. ‘Kan ik mooi lopend naar school. En als ik de French Open bij je kan zien, dan hebben wij een deal.’

‘Helemaal goed,’ is mijn antwoord.

Mijn beide ogen zijn hopelijk rechtgezet maar nu ter bescherming nog afgeplakt. Het voelt alsof al mijn oogspieren strak zijn aangetrokken en wanneer ik opzij wil kijken als de ooglapjes even af mogen, heb ik de neiging om eerder met mijn hoofd te draaien dan mijn ogen naar links of rechts te bewegen. Mede omdat het nog erg pijnlijk is. Met name ’s ochtendvroeg ben ik behoorlijk hulpbehoevend doordat beide ogen door het wondvocht stevig vastgeplakt zitten. Mijn vriendin komt dan met een handlauw washandje en veegt ze voorzichtig open, zodat ik weer enigszins zicht heb.

De hersenen moeten opnieuw leren kijken. Toch heb ik snel in de gaten dat ik nog steeds scheelzie. ‘Maar je pupillen staan ten opzichte van elkaar een stuk minder uit elkaar,’ zegt mijn vriendin bemoedigend.

Het tennistoernooi van Roland Garros is volop aan de gang. Mijn vriendin -zelf een fervent tennisster- wil geen wedstrijd missen en ik kijk op de bank mee -voor zover mogelijk. Het volgen van de tennisbal is natuurlijk een goede oogoefening. Ze legt me de spelregels uit, want het is mij eerst niet duidelijk hoe de puntentelling precies werkt. Het wordt een spelletje om voordat de scheidsrechter de stand doorgeeft te roepen wat het is. ‘Deuce,’ vind ik nog het mooiste woord. We genieten van het spel van jonge sterren als Andre Agassi, Jim Courier, Boris Becker en Pete Sampras.

Op maandagmiddag 5 juni zitten we klaar voor een match tussen Ivan Lendl, de nummer één van de wereld en drie keer winnaar in Parijs, tegen de piepjonge Michael Chang, een Amerikaans talent van Chinese afkomst. De vriendin geeft hem door zijn geringe lengte geen schijn van kans en voorspelt dat de twaalf jaar oudere Tsjechoslowaak hem alle hoeken van het veld zal laten zien.

Haar voorspelling is accuraat, want de eerste twee sets worden gewonnen door Lendl. Maar tegen de verwachting in houdt de zeventienjarige snotneus stand tegen Lendl. Het is een interessante wedstrijd met lange rally’s. ‘Tok, tok, tok,’ hoor ik als ik af en toe mijn ogen even dicht doe om ze rust te gunnen, maar als ik de enthousiaste bewegingen naast me op de bank voel en de luide aanmoedigingen voor Ivan Lendl hoor, doe ik toch maar weer mijn ogen open. Ik wil niks missen, zeker niet van de spannende pose die Lendl aanneemt als hij gaat serveren.

Het is een slopend gevecht. Een vijfde set moet uiteindelijk de beslissing brengen. Het gezamenlijk koken van het avondeten kan wel even wachten, zo ongekend spannend is het. Chang heeft duidelijk last van kramp omdat hij niet gewend is zo’n lange afmattende wedstrijd te spelen. Hij beweegt nauwelijks meer en speelt louter hoge ballen. We denken dat hij op zal geven, maar met rek- en strekoefeningen probeert hij tijd te rekken en zijn tegenstander uit zijn spel en concentratie te halen. Wat aardig lukt want de twijfel slaat toe bij Ivan Lendl. Hij stoort zich aan het roepen en fluiten van het publiek. De scheidsrechter moet steeds om stilte vragen. ‘Silence, s’íl vous plaît!’ We leren Changs moeder Betty kennen die haar zenuwen zit te verbijten op de tribune.

Bij 4-3 en 15-30 in de vijfde set slaat Chang een onverwachte onderhandse service. Een snelle, katachtige beweging, met wat spin. Lendl retourneert, komt naar het net, Chang slaat een forehandpassing waarop Lendl kansloos is. ‘Wow, magnifiek!’ roept de vriendin.

De altijd stoïcijnse Lendl is mentaal gebroken. Op matchpoint slaat hij een dubbele fout, als Chang bij zijn tweede service dreigend ver in de baan staat. Na vijf uur en veertig minuten zijgt Michael Chang uitgeput op het gravel neer. Het is achteraf een iconisch moment in de tennisgeschiedenis. David die Goliath verslaat. Voor een beginnend fan val ik meteen met mijn neus in de boter.

Op het journaal volgt diezelfde avond nog zo’n iconisch beeld. De jonge Chinese man die met twee boodschappentassen een rij Chinese tanks op het Tiananmenplein probeert tegen te houden. Het is het jaar waarin in veel communistische landen verzet opbloeit tegen de zittende regeringen, maar in China wordt de studentenopstand helaas op een gewelddadig en bloedige wijze neergeslagen. Hier verslaat David helaas de grotere tegenstander niet.

Op de zondag erna wint Chang de finale van Stefan Edberg en is daarmee de jongste grandslamwinnaar bij de mannen. Met die oogafwijking is het jammer genoeg nooit goed gekomen.

Geef een reactie