Slakkenspoor

Grote kleurrijke slakken trekken een spoor door Riga als richtingaanwijzers naar de attracties van de Letse stad. Het exemplaar op het stadhuisplein is gifgroen. Moet ik in een slakkengang de stad tot me nemen? Welke marketeer heeft dit bedacht? Liefhebbers van oude architectuur komen in de hoofdstad van Letland ruimschoots aan hun trekken. Geen wonder dat grote delen van de stad verklaart zijn tot werelderfgoed. Riga lijkt een middeleeuwse stad. Bij sommige doorkijkjes in de kleine straatjes word ik honderden jaren teruggeworpen in de tijd, maar schijn bedriegt. Veel gebouwen zijn door oorlogen verwoest en overheersing verwaarloosd en pas na de onafhankelijkheid van Letland, begin jaren ’90, volledig gerestaureerd. Begin van deze eeuw is het Huis van de Zwartkoppen, de publiekstrekker op dit plein, volledig naar waarheid herbouwd. Het pand staat op een plek waar vroeger executies, markten en feesten plaatsvonden. De gotische trapgevel van dit gildehuis voor Duitse kooplieden komt sterk overeen met onze Hollandse gildehuizen. Door de stad stroomt de rivier Daugava. De oude binnenstad is autovrij dus raast het verkeer in groten getale langs het water. Als ik aan de kade met de rug ernaartoe ga zitten en me concentreer op het klotsende water en de voorbij varende boten, merk ik het minder. Ik volg de rivier en duik nog even niet het voetgangersgebied in en kom uit bij de Centrale Markt, vijf stalen bedrijfshallen die met elkaar verbonden zijn. Hier kun je goedkoop levensmiddelen inslaan. De gebouwen zijn voormalige zeppelinhangars, zegt men. Maar dit is een fabel. Ze zijn daarvoor namelijk niet hoog genoeg. Bij de bouw is zo’n soort hangar wel als voorbeeld gebruikt. Elke hal verkoopt zijn eigen waar: vis, zuivel, groenten en kleding. Het is er gezellig druk, en een mooie plek om te schuilen als het regent. Een fraai stadspark vormt de scheiding tussen het oude en nieuwe gedeelte van Riga. Ooit stonden hier de stadsmuren die helaas afgebroken zijn. Via het vrijheidsbeeld, bewaakt door strak in het gelid staande militairen, kom ik in het art nouveau gedeelte van de stad. Bij mijn wandeling door Riga volg ik niet alleen de slakken, maar ik heb ook het idee dat ik door de vele fietstaxi’s word achtervolgd, die me steeds op een flirterige manier proberen te verleiden tot een ritje. Ik weiger op hun avances in te gaan en wijs ze op mijn sterke benen. Maar ze blijven volhouden. Een blonde jongen toont me zijn spierbundels – die zien er door het vele fietsen inderdaad imposant uit – ik kan de wedstrijd niet van hem winnen. Ik geef hem een klap op zijn gespierde rug en wens hem bij andere toeristen meer succes. Aan het begin van de twintigste eeuw groeide de stad explosief. De jugendstil was op haar hoogtepunt. Ik durf te zeggen dat Riga de mooiste art nouveau stad ter wereld is. Dus niet Parijs, Barcelona of Wenen. Architecten als Mikhail Eisenstein – de vader van de beroemde Russische regisseur Sergei Eistensten – ontwierpen gebouwen in een verbluffend fantasierijke stijl: de gevels staan bol van de decoratieve elementen; boven de kroonlijsten vind ik muzen, saters, obelisken, sfinxen, leeuwen, pauwen, vazen, bloemen en andere motieven die verwijzen naar overvloed en naar de viering van het leven. Riga telt ongeveer achthonderd art nouveau gebouwen. De meeste vind je aan de Albertastraat en in de nabijgelegen ‘ambassadewijk’. Ik krijg last van een stijve nek door het steeds maar naar boven turen om weer nieuwe details en ornamenten aan de rijkeluishuizen te ontdekken. Het is goed om even van het toeristische slakkenpad af te wijken en een straatje verder te kijken in deze wijk, dan zie ik dat er hard wordt gewerkt aan het renoveren van veel van deze gebouwen. Zou dat te maken kunnen hebben met de legende die over de stad de ronde doet? Elke honderd jaar steekt de duivel zijn kop boven het water van de Daugava uit om te vragen of Riga al af is. O, wee als het antwoord ‘ja’ is. Dan stroomt de rivier snel buiten zijn oevers om de stad mee naar de bodem te nemen. Riga zal dan verder de toekomst ingaan zoals het verhaal van Atlantis, de verzonken stad. Dat de stad bouwkundig alsmaar in beweging is, zou hier zo maar mee te maken kunnen hebben. Als ik nog wat verder buiten het centrum rondloop, kom ik vanzelf ook enkele van de duizenden oude houten huizen van Riga tegen. Hierin woonde de middenklasse. Voor filmmakers vormen deze huizen een walhalla, want die gebruiken ze als filmset. Sommige zien er goed onderhouden uit, andere kunnen wel een opknapbeurt gebruiken. Op de terugweg schitteren de gouden koepels van orthodoxe kerk in de zon. Het verhaal van de Geboorte van Christuskathedraal is bijzonder. Tijdens de Russische overheersing was de kerk verboden en deed het gebouw dienst als kroeg, genaamd ‘Gods oorlam’. Ook binnen gloort het goud me tegemoet vanaf de pilaren, iconen en het altaar. Er is een eredienst met mooi sacraal gezang. Het klinkt heel goed. Devoot loop ik door de ruimte en probeer me voor te stellen dat het een grand café is, dat moet een heel aparte ervaring zijn geweest. Onder de bezoekers van het café werd gefluisterd dat je zacht moest praten, want God luisterde mee. Dat kun je in het licht van de geschiedenis tweeërlei opvatten. Aan het einde van de tocht trakteer ik mezelf op het Livuplein op het lokale drankje Riga’s Black Balsam. Dat moet ik proeven, want de slogan luidt: ‘If you haven’t tasted it, you have not been in Riga’. Het is een kruidenbitter, het smaakt goed na zo’n dag sjouwen. De jongens van de fietstaxi’s crossen om de tafeltjes heen. In een pauzerend groepje herken ik mijn krachtpatser. Ik hef het glas naar hem. Hij moet lachen en steekt zijn duim op. Been there, done that. Het is alsof de slakken die ik trouw gevolg heb naar me glimlachen, het zal wel de balsam zijn.  

Geef een reactie