Uit

Het is zaterdagavond. Ik woon nog niet zolang in Hilversum en ben op zoek naar vertier en nieuwe vrienden. Ik besluit mijn geluk te beproeven bij So What, de homobar aan het spoor. Wellicht ben ik te vroeg, want in het kleine kroegje is het niet druk. Overwegend vrouwelijke clientèle en iemand die bij de deur aan de gokkast zit. Het deuntje werkt op mijn zenuwen. Af en toe rinkelt er wat geld in het laadje. Ik zit aan de bar en volg de barman bij zijn werkzaamheden. We wisselen wat algemeenheden uit als ik een tweede biertje bestel. Zo af en toe druppelt er iemand binnen.

De barman laat de pooltafel in de vloer zakken en zet de discolichten aan. Er mag gedanst worden. Het animo is niet groot. Ik heb het gevoel dat dit hem vanavond niet gaat worden. Drink mijn glas leeg en reken af. Als ik de buitendeur wil openen beland ik in een groepje jolige jongemannen. ‘Hé, waar gaat die mooie krullenbol naartoe?!’ roept een enthousiast. Een ander verspert me de weg. Net als ik wil zeggen dat ik het wel gezien heb hier en naar huis ga, zegt een ander. ‘Doe niet zo flauw, we zijn er nu, kom drink nog een biertje met ons.’

Vrij snel krijg ik een vaasje in mijn handen gedrukt. Plotseling is er leven in de brouwerij. Ik moet het enthousiaste onthaal nog even laten indalen. De vriendengroep is een aangename verrassing. We keuvelen en drinken in een rap tempo. Ik merk dat een van de mannen meer dan normale interesse in me heeft. Na de melding voor de laatste ronde hapt hij toe. ‘Ik denk dat wij eens snel met elkaar uit eten moeten gaan,’ zegt hij bijna dwingend. ‘Het is jammer dat ik morgen in Duitsland heb afgesproken anders zouden we mooi ergens kunnen dineren.’

Ik denk nou die laat er geen gras over groeien. ‘Er zitten nog meer dagen in de week,’ riposteer ik. ‘Daar heb je gelijk in. Maandagavond dan?’

Ik ben een beetje verbouwereerd, die wil echt graag. Ik zeg dat het goed is. ‘Mooi als je me je adres en telefoonnummer geeft dan kom ik je maandagavond ophalen.’

Op de fiets naar huis denk ik, wat een bijzondere avond maar zijn de restaurants wel open op maandag? Verder maak ik me er niet zo druk om. Maandag heb ik eerst nog een volle agenda qua werk. Ik heb in Brabant allerlei voorgesprekken voor een tv-programma. Het loopt uit en als ik ook nog in de avondfile terechtkom vraag ik me af of ik wel op tijd thuis ben.

In de straat voor het studentenhuis zie ik een donkergroene sportwagen staan met een open dak. Dat zal hem toch niet zijn? Ik hoopte dat ik nog even tijd zou hebben om me te kunnen douchen. Als ik de wenteltrap op wil lopen, zie ik dat hij een praatje maakt met mijn huurbaas, die onder het pand een bloemenzaak heeft. Ik steek mijn hand op, maar loop door naar boven. Kan ik in ieder geval nog even vlug naar de wc. Ik heb nog niet doorgetrokken of ik hoor de bel.

Even later zit ik naast hem in de Mazda 5, inderdaad de groene sportwagen cabrio. Mijn krullen waaien in de wind en ik vind het op deze voorjaarsavond best wel fris. Een ander zou het misschien schitterend vinden en alle nieuwsgierige blikken willen beantwoorden met een gulle armzwaai, ik heb de neiging om in elkaar te kruipen. Als we maar geen bekenden tegenkomen!

We racen naar Breukelenveen, een goede vriendin van hem heeft daar een restaurant. Volgens mij heeft hij dit speciaal geregeld, want we zijn de enige klanten. Na het voorgerecht, schuift de vriendin aan, ze is nieuwsgierig. Het voelt als een soort ballotage. Bij het toetje komt ook de kok uit de keuken, zijn privédienst zit erop. Vanaf de bar houdt hij me nauwlettend in de gaten. Met z’n vieren nemen we nog een afzakkertje.

Op de terugweg blijft de kap open, ik trek mijn jas een beetje verder dicht. Gelukkig is het nu donker.

‘Heb je het koud?’ vraagt hij.

‘Ja ik ben meestal warmbloedig, maar ik vind het nu wel een beetje kil.’

‘Oh dat belooft wat, ik houd wel van warmbloedige types,’ flirt hij terug.

Jan, nu moet je het zeggen, denk ik. Hier in deze auto terwijl de wind om je hoofd giert. ‘Ik vond het een leuke avond, heb heerlijk gegeten, maar ik denk niet dat er een click is tussen ons.’

Zo dat is eruit. Ik wil straks zo snel mogelijk uit deze cabriolet kunnen stappen en geen gedoe meer op mijn kamer. Even laat hij het gaspedaal los en kijkt me aan. ‘Oh dat vind ik jammer, ik dacht dat…’ De rest kan ik niet verstaan door de wind.

Voor mijn huis geef ik hem een vluchtige zoen en stap snel uit. Hij kijkt me na terwijl ik de steeg inloop, ik voel zijn ogen branden. Gelukkig hoor ik toch met veel kabaal de sportwagen doorrijden.

Geef een reactie