Blog

Mijn kleine Cubaanse prins

Na de Bijbel is Le Petit Prince van Antoine de Saint-Exupéry het meest vertaalde boek ter wereld. In de derde klas van het atheneum maak ik kennis met het verhaal tijdens de Franse les. De diepte ervan ontgaat me, vrees ik, door de taalbarrière, hoe lyrisch de Franse leraar er ook over is. Pas later dringt de rijkdom van het boek tot me door als ik de Nederlandse vertaling herlees. Het sprookje is zeker niet alleen voor kinderen bestemd, als volwassene zie je telkens nieuwe lagen. Het is poëtisch, filosofisch en actueel. Het leven, de dood, de liefde, kleinzieligheid, macht en angst, kortom: alle thema’s waar wij als mensen, – waar ook ter wereld – mee te maken hebben.

Mocht u het niet kennen, hier een korte samenvatting. Een piloot ontmoet na een noodlanding in de Sahara een kleine prins, afkomstig van een piepklein planeetje. De prins vertelt honderduit over zijn thuis, over de drie vulkanen en de bloem die hij nu mist, over de reis die hij maakte langs andere planeten, waar hij héél, héél wonderlijke grote mensen trof.

Regisseur Marjoleine Boonstra is door het boek gefascineerd geraakt en heeft een prachtige documentaire gemaakt, die onlangs op televisie te zien was. In haar film zoekt ze vier vertalers op van De kleine prins in talen die dreigen uit te sterven of onder druk staan. Van Sami, de taal in de hooglanden van Samiland, tot Tamazight, dat wordt gesproken op de woestijnvlaktes van de Sahara. Van Tibetaanse lessen aan ballingen in Parijs tot Nawat, dat nog wordt gebruikt door een laatste generatie in El Salvador. De vertalers geven met hun vertaling een impuls aan hun bedreigde taal. Zolang er een boek is, zolang er verhalen zijn, blijft de taal bestaan. Ook daarom is De kleine prins een belangrijk boek.

Het brengt me terug bij mijn eigen kleine prins, een charmante Cubaanse jongeman met prachtige ogen, die een beetje droevig staan. Hij probeert me Spaans te leren door in bed uit El Principito voor te lezen. Zijn zacht besnorde lippen murmelen en ik moet toegeven dat ik niet altijd bij de les ben. Maar we proberen zo toch een gezamenlijke woordenschat op te bouwen. In hoofdstuk 21 komen we bij la zorra, de vos onder de appelboom. Het prinsje wil met de vos spelen, omdat hij verdrietig is. Met zijn amandelbruine ogen kijkt mijn prins me sensueel aan. Ik glimlach… Hij leest verder:

‘Ik kan niet met je spelen,’ zegt de vos. ‘Ik ben niet tam (domesticado).’

‘Wat betekent tam?’

‘Dat is nogal een vergeten woord,’ zei de vos. ‘Het betekent ‘verbonden’.’

‘Verbonden?…’

‘Ja zeker,’ zei de vos. ‘Jij bent voor mij maar een klein jongetje als alle andere kleine jongetjes. En ik heb je niet nodig. Ik ben voor jou een vos als alle andere vossen. Maar als je me tam maakt dan zullen we elkaar nodig hebben. Dan ben je voor mij enig op de wereld en ben ik voor jou enig op de wereld…’

‘Wil je me alsjeblieft tam maken?’

Mijn Cubaanse prins wil ook ‘tam’ worden, dat is de opdracht die hij me persoonlijk geeft. Wil ik zijn vriend zijn, dan moet ik hem temmen. Het brengt me in verwarring. Begrijp ik het nu echt goed, moet ik hem africhten? Maar hij is toch geen wild dier? Ik wil hem beter leren kennen en liefhebben en dat kost al moeite. In het Engels herhaal ik de vraag. ‘Wil je dat ik je tam maak?’

‘Yes, si si. Alleen de dingen die je tam maakt, leer je kennen,’ is zijn antwoord. ‘De mensen hebben geen tijd meer iets te leren kennen. Ze kopen dingen kant en klaar in winkels. Maar doordat er geen winkels zijn die vrienden verkopen, hebben mensen geen vrienden meer. Als je een vriend wilt, maak mij dan tam!’

Huh??!

‘Wat moet ik dan doen?’ zei het prinsje.

‘Je moet veel geduld hebben,’ antwoordde de vos. ‘Kijk, je gaat eerst een eindje van me af in ’t gras zitten. Ik bekijk je eens tersluiks en jij zegt niets. Woorden geven maar misverstand. Maar je kunt iedere dag een beetje dichterbij komen zitten…’

Ik slaap er een nachtje over en het houdt me bezig. Ik lees in de Nederlandse vertaling die bij me thuis ligt. Ik zoek achtergrondinformatie via het internet, hoe moet ik dit duiden? Wat begrijp ik hier niet aan? Het prinsje spreekt over grote mensen die héél, héél wonderlijk zijn. Die altijd iets anders willen en nooit tevreden zijn met wat ze hebben. Je bent verantwoordelijk voor datgene wat je tam maakt. Is zijn vraag eigenlijk of ik garant wil staan voor deze Cubaanse prins om te zorgen dat hij een permanente verblijfsvergunning krijgt?

Het is me uiteindelijk niet gelukt om hem te temmen en een langdurige vriendschap op te bouwen. Hoeveel geduld ik ook heb en hoe vaak ik ook in het gras ben gaan liggen. Hoe vaak ik mijn woorden ook zorgvuldig heb gekozen. Dat komt ook omdat hij in een overlevingsmodus staat en af en toe een slimme vos moet zijn om zijn hoofd boven water te houden, wat voor mij moeilijk te hanteren is.

Filmgeweld en ander ongemak

Er is niks heerlijker dan je helemaal onder te dompelen in het kijken naar films, en dan bedoel ik niet het serie bingen op de bank, maar tijdens een filmfestival. Je hebt verschillende mogelijkheden en het International Film Festival Rotterdam is net achter de rug. Met beleid heb ik een aantal films uitgezocht die in ieder geval niet in de reguliere bioscoop vertoond zullen worden.

Dit jaar zat ik met mijn keuze in de slome hoek kwam ik proefondervindelijk achter. Niet dat de geselecteerde films niet goed waren, maar er had bij sommige wel een halfuurtje uit gekund. Sommige scènes duurden eeuwig en voegden niks toe. Menigmaal zat ik onrustig op mijn stoel omdat mij knieën pijn gingen doen. De zaal was uitverkocht, dus veel bewegingsruimte was er niet. Nogmaals excuses aan mijn tijdelijke buren voor het geschuifel. Ik kon ook niet even gaan staan om de benen te strekken, of scheef gaan zitten, want dat zou me zeker niet in dank zijn afgenomen.

Elk jaar lukt het me om een film te selecteren waarin op een gruwelijk wijze een dier wordt omgebracht, meestal een geit, koe of schaap. Even zo’n handen-voor-mijn-ogen-fragment. Ondanks de bij de aftiteling in beeld gebrachte tekst dat geen enkel dier heeft geleden voor de film, vind ik het geen prettig idee om naar zo’n slachtpartij te kijken.

Trouwens ben ik helemaal geen liefhebber van gewelddadige films. Lang heb ik geaarzeld om naar Joker te gaan. De film met de meeste Oscarnominaties en volgens velen de beste film van 2019. Ik vind Joaquin Phoenix een goede acteur, en ook nu zet hij een opmerkelijke rol als clown neer. Het gewelddadige element staat me echter tegen. Onvermijdelijk heb ik mijn gezicht een aantal malen afgewend. Bij de nominaties zit ook Quentin Tarantino’s Once Upon a Time in Hollywood. Ook zo’n regisseur die in zijn films niet bespaart op een litertje bloed. Toch ga je er naartoe en dan zit je echt met samengeknepen billen te wachten op die exorbitante uitspatting van geweld die zeker komen gaat. Waarom zit ik daar, waarom blijf ik eigenlijk zitten? De volgende film van Tarantino hoef ik niet meer te zien. Geweld als vermaak, het nut ontgaat me.

Ik weet wel geweld valt niet te ontkennen. De media puilen er van over. Elke dag stroomt via het televisienieuws de vervelende gebeurtenissen de huiskamer binnen: oorlogen, aanslagen, overvallen en ongelukken. Paradoxaal genoeg zenden de omroepen vaak series, films en realityshows uit, waarin geweld juist een prominente plaats inneemt. Dit om de kijker te behagen en af te leiden van al dat ernstige geweld. Gespierde helden nemen het op tegen de gevestigde orde, criminele syndicaten of andere bad guys. Het begint overdag al met tekenfilms op de kinderzenders, en gaat tot in de late uurtjes door met meer realistische actiefilms. Net als in veel computerspelletjes is de moraal van al die gewelddadige mediavertellingen: het goede overwint het kwaad, ook al wordt die overwinning vaak gerealiseerd door eerst te schieten en daarna pas te praten.

Geweld is van alle tijden. Ook voordat er film was, verkrachtte en martelde men naar hartenlust. Gruwelijkheid zit in de mens. Het is niets nieuws dat mensen hun tijd en geld besteden aan de verschillende genres waarin geweld gepresenteerd wordt: in de bijbel, de homerische saga’s, Gilgamesj, Beowulf, de Shakespeare-drama’s, de sprookjes van de gebroeders Grimm, de stripboeken van de Rode Ridder en X-men of tekenfilms van Tom & Jerry. Ik kan nog wel even doorgaan. Wat we op het scherm zien, is dus niet iets nieuws. De vraag is echter waarom kijken we ernaar? Morbide nieuwsgierigheid en sensatiezucht? Dient het om onze agressieve neigingen te kanaliseren? Om nog meer geweld in de samenleving te voorkomen? Heel veel vragen die ik nu niet kan beantwoorden.

Sommigen zeggen: ‘Man, filmgeweld is niet echt, stel je niet zo aan!’ Ja, dat weet ik ook wel, maar willen we ons op deze manier laten vermaken? Is deze wijze van met elkaar omgaan de norm? Willen we zo’n wereld- en mensbeeld verspreiden?

Ik moet denken aan Saving Private Ryan, een film over de landing van de geallieerden in Normandië. Achter mij zaten pubers die het moment dat de kleppen van de landingsvaartuigen naar beneden gingen, hardop roepend ‘vet en gaaf’ vonden en met luid gejoel becommentarieerden. Ik had de neiging om me om te draaien en te zeggen: beseffen jullie wel dat dit jongens van jullie leeftijd waren die hier op een vreselijke wijze om het leven kwamen? Dit is echt gebeurd! Dit is niet cool, vet of gaaf!

Hoofdschuddend verliet ik de bioscoop. De film had bij mij een geheel andere indruk achtergelaten: we moeten alles in het werk stellen om nooit meer in zo’n oorlogssituatie terecht te komen.

Uit geweld haal ik geen plezier. Het is natuurlijke een vrije keuze om het te zien. We worden gelukkig niet met oogklemmen vastgehouden en gedwongen om te kijken, zoals in A Clockwork Orange. Ook zo’n gewelddadig gruweltje. Het is misschien maar goed dat ik me over het excessieve gebruik van geweld blijf verbazen. Gelukkig bestaan er ook genoeg films waarin je je kunt onderdompelen met een goede plot zonder geweld.

Soulfood

Het is vrijdagavond. In de kleine zaal van Podium de Vorstin is Soulfood in volle gang. Een avondje dansen op muziek uit de jaren ‘70, ‘80 en ’90. Zeg maar oude lullenmuziek voor mensen die ook in die jaren geboren zijn of ver daarvoor. Het is een verkapte datingavond voor middelbare Gooise vrouwen die op zoek zijn naar een nieuwe scharrel.

De discomuziek schalt uit de speakers. De dansvloer is afgeladen vol. Ook mannen hebben zich op de dansvloer gewaagd. De drank heeft ze verlost van hun schaamte, van hun behoedzaamheid, hun verlegenheid. Iedereen danst alsof ze nooit iets anders hebben gedaan, alsof ze het eeuwige leven hebben. Tenminste voor een avond!

Dwars door de rook, tussen de dansende en drinkende menigte door, probeer ik een dansbaar plekje te vinden. Het is broeierig heet. Als ik denk een goede spot gevonden te hebben komen de vrouwen als zoemende bijen langs vliegen, of blijven belangstellend om je heen hangen. Laat me lekker dansen, bij mij valt niks te halen. Het is al zo swingen op de vierkante centimeter! Het liefst heb ik alle ruimte met voldoende mogelijkheid om met mijn handen en benen te zwaaien. Maar de kans is groot dat je iemand in het gezicht raakt of een glas rode wijn over hun kleding gooit. Ik probeer me te concentreren op de beperkte bewegingsruimte en het ritme van de muziek. Wees vrolijk, man, geniet! Maar het lukt me niet, ik verdwijn naar de zijkant.

De vrienden blijven dansen, ik beperk me tot het toekijken, dat is vanavond genoeg voor mij, leunend tegen de muur met een glas bier in mijn hand. Het dansfeest is in volle gang, de dj draait het standaardrepertoire, maar ik luister en kijk er naar…

‘Kom, dans,’ moedigt iemand mij met uitgestrekte handen aan, in een poging me naar het centrum van de dansvloer te krijgen.

‘Nee.’

‘Waarom niet?’

‘Het is me te vol. Dans jij maar lekker verder.’

Terwijl vrienden dansen kijk ik naar ze. Omdat we hier frequent komen zijn vreemde dansers inmiddels bekende gezichten met een naam geworden. Ik observeer hun charmante en ritmisch gecontroleerde bewegingen. Ik probeer me te ontspannen, te beseffen dat dit geluk is, dat dit het goede leven is. Niets anders dan dit, niet meer dan dit. Een vriend komt met een nieuw biertje langs. Proost, man!’

De rookmachine staat te loeien en de discobol blijft draaien op de beat. Verlichte kringen weerkaatsen op de vloer die plaatselijk nat is van een bierbotsing.

Ik moet pissen. Gelukkig is er plaats. Ik plas en met mijn linkerhand leun ik tegen de betegelde muur. Wat een opluchting, al dat bier… Ik voel me aangeschoten, ik heb weinig gegeten en dus geen bodem gelegd in mijn maag waarop je heel wat alcohol kwijt kunt. Ik kan me de kater van de volgende dag al voorstellen, maar dat zou nu niet erg moeten zijn, want hier en nu is het feest. Hier is het leven. Hier moet ik dansen, straks als de eerste lichting bezoekers naar huis is en er meer ruimte op de dansvloer komt. Maar hoelang gaat dat nog duren? Kan ik zo lang wachten? Ben je hier gelukkig? vraag ik me af.

Dansen is altijd een uitlaatklep geweest. In mijn studententijd moest ik het moment van dansen uitstellen want begon ik eenmaal dan bleef ik doorgaan tot het bittere einde, tot de plastic bierglazen bij wijze van spreken bij elkaar werden geveegd of de stoelen op de tafel werden gezet. Niet alleen op feestjes was dansen een emotionele ontluchter, maar ook thuis alleen in de beslotenheid van mijn eigen huiskamer. Hoe vaak heb ik niet midden in de nacht een koptelefoon opgezet om eventuele huisgenoten of buren niet wakker te maken. Mijn favoriete plaatjes gedraaid, de volumeknop hoog en met mijn lijf op de beat bewogen. Om af te reageren, om na te denken, dingen te verwerken, of gewoon omdat je vol adrenaline zat en niet kon slapen. De elpees van Chic, Ace of Base, Michael Jackson, bij geluk en blijdschap. Joe Cocker, Everything but The Girl, en Simple Minds met vooral Once upon a time bij woede of frustratie. Ik stampte als een bezetene door de kamer. Soms zag ik mijn kat vreemd naar me kijken, als ze in haar nachtrust werd gestoord. Vaak ging ze spelen met de lange snoer van de koptelefoon dat voor haar verleidelijk door de kamer sleepte. De danspassen waren soms zo wild dat ze voor haar eigen kattenlijf moest oppassen. En dan het hoog meezingen en het klappen van het ritme zodat mijn handen gingen gloeien. Het is eigenlijk wel raar dat ik dat tegenwoordig ook minder doe.

Er schuilt geen groot danser in mij. Geen moodwalks, geen breakdance, zelfs geen vogeltjesdans. In het openbaar hanteer ik afgemeten en beproefde pasjes. Een vriendin zei ooit: ‘Als je niet met iemand lekker kunt dansen, kun je het vrijen wel vergeten, want dat wordt dan ook een drama.’

Er zijn echte dansmaatjes geweest, op bepaalde nummers zochten we elkaar steevast op. Men at Work met Down Under is zo’n typisch nummer, dat ik altijd met een iemand zal verbinden. Later kun je daar nooit meer op swingen dat wordt dan te pijnlijk. En zo zijn er meer…

Waarom beleef je tegenwoordig niet meer zoveel vreugde aan een dansavond? Waarom houd je je in en laat je niet meer gaan? Ook vanavond bevalt het dansen me niet. Ik ga langs de bekenden en neem afscheid. Even geen soulfood meer voor mij.

Depri maandag

Tegenwoordig kun je op elke dag van het jaar wel een label plakken. Je kunt het zo gek niet bedenken of er is wel een dag voor. Neem bijvoorbeeld de heiligenkalender van de katholieke kerk, daarmee kun je elke datum meerdere malen benoemen. Of de dagen die de Verenigde Naties in leven heeft geroepen. Ook kennen we inmiddels een stortvloed aan dagen met een commercieel doel, onlangs nog Black Friday. En vandaag schijnt het Blue Monday te zijn. De Engelse benaming zegt al dat ‘de meest deprimerende dag’ geen Nederlands initiatief is. Deze maandag in januari hoort iedereen zich rot te voelen. Putje van de winter, donkere dagen, lange nachten, de feesten net voorbij, een gat in je budget, geen vakantie in het vooruitzicht, en ga zo maar door. Je zou je voor minder slecht in je vel voelen. Gelukkig spelen winkels en webshops hier handig op in met voordelige deals. Kortingen staan in het teken van zelfverwennerij en ze geven zeer aantrekkelijke aanbiedingen waar je weer blij van wordt.

Blue Monday is gewoon begonnen is als een publiciteitsstunt. In 2005 bedacht vliegmaatschappij Sky dat de droevige januarimaand de perfecte periode is om een vrolijke vakantie te boeken. De voorpret, het bladeren door reisgidsen, het zou de sombere mens blijer maken en zo aanzetten tot boeken van een vakantie. Voor een goede campagne schakelde Sky een reclamebureau in. Die verzon een rare formule om de depressiefste dag te bepalen en vroeg de Britse psycholoog Cliff Arnall om er zijn naam aan te verbinden. Hoewel een jaar later al gehakt werd gemaakt van de pseudowetenschappelijke rekensom, had Blue Monday – de meest depressieve dag van het jaar –toch voet aan de grond gekregen.

De radiozenders spelen hier handig op in en je mag je droevigste liedje aanvragen. Hurt van Johnny Cash, Something In the Way van Nirvana, Decades van Joy Division, Tears in Heaven van Eric Clapton, of Diane van Therapy zullen vandaag veel te horen zijn. Als tegenhanger en oppepper kun je ook juist de leukste liedjes laten uitkiezen die de luisteraar vrolijk stemmen.

De term ‘Blue Monday’ is afgeleid van het Engelse begrip ‘feeling blue’ (neerslachtig, somber, down of depri zijn). De kleur blauw had vroeger in de zeilscheepvaart met rouw te maken. Als een schip zijn kapitein of officier verloor, dan verfde de bemanning rondom het schip een blauwe band. Deze band (en een blauwe vlag) lieten bij thuiskomst duidelijk zien dat men de ‘blues’ had, in de rouw was.

‘Blue Monday’ kan het best vertaald worden met ‘Depri Maandag’. ‘Blauwe Maandag’ dekt de lading niet en geeft verwarring met de uitdrukking iets ‘een blauwe maandag’ doen, waarmee wordt aangegeven dat iemand iets maar voor een korte periode onderneemt.

Ik ben gelukkig niet zwartgallig of depressief aangelegd. Het lijkt me wel erg vervelend als je last hebt van deze aandoening. Als je je somber, moe, of waardeloos voelt en nergens zin in hebt en liever het dekbed diep over je hoofd wilt trekken. Ik trek me meer op aan het idee zoals ook de hindoes in India dat doen dat de dagen lengen. Zij bekijken deze donkere periode halverwege januari van de zonnige kant: vanaf nu vindt de zonsopgang elke dag weer vroeger in de ochtend plaats. Ik vind het fijn dat het gedoe rond de feestdagen achter de rug is, en kijk uit naar wat er dit jaar gaat komen. Op sportief gebied krijgen we een interessante Tour de France, met de drie kopmannen van Jumbo-Visma. De start van de Vuelta in Utrecht, en natuurlijk het EK Voetbal in onder andere de Amsterdam Arena, en de Olympische Spelen in Tokio. Niet te vergeten het Eurovisiesongfestivalspektakel in Rotterdam, echt mindblowing. En mijn eerste vakantie voor dit jaar is al geboekt: een lang reünieweekend in Ierland, waarbij Galway, de culturele hoofdstad van dit jaar, een centraal onderdeel zal zijn. Dus veel om naar uit te kijken en de eventuele blues te verjagen!

Oorwurm

’s Ochtends op weg naar het zwembad luister ik graag naar Sky Radio. Lekkere muziek en geen gewauwel. Ik word helemaal gek van die ochtendshows met die irritant lachende sidekicks. Wat een drukte op de vroege ochtend. Nee, dan liever gewoon middle of the road muziek. Vanochtend komt Zoutelande van Blof voorbij. De zang van Pascal Jacobsen en Geike Arnaert werkt aanstekelijk.

Maar we hebben geen geld in onze koude handen.

Dus we gaan maar naar je ouders in Zoutelande, in Zoutelande…

In het badhokje zing ik stilletjes voort.

We verzuipen onszelf in de drank van je vader.

Ik ben blij dat je hier bent.

Ik ben blij dat je hier bent.

Zoutelande, Zoutelande…

Hopelijk zijn de andere hokjes leeg.

En bij het eerste rondje door het nog koude water dreunt Zoutelande nog na.

Waarom krijg je bepaalde nummers niet uit je hoofd? Nu is het geen vervelend liedje dus het is niet erg dat het in mijn gedachten nog nagalmt. Maar soms zijn er van die oorwurmen waar je graag vanaf wilt, maar die blijkbaar in een hardnekkige repeatstand in je hersenen zitten.

Oorwurm is een term uit de muziektheorie. Het is een melodie, of een stukje daarvan, die in het hoofd blijft hangen, maar waar men geen prijs op stelt. Vaak is het een melodietje dat men best aardig zou kunnen vinden voor even, maar niet als het steeds maar in het hoofd rond blijft zingen. Meestal is het een repeterend basthema met een melodie eroverheen, die op de een of andere manier een herkenbaar patroon heeft. Vaak zes tonen. Het doet soms denken aan kinderliedjes. De theorie is dat de melodie harmonieus is, maar niet volgens het ‘gewone model’ oplost naar een eind toe. Er zit een kleine afwijking in die het ‘westers’ oor niet gewend is. Er zit niet echt een einde aan. Deze liedjes schijnen een afwijking in de muziek te hebben waardoor je hersenen het niet volledig kunnen verwerken en het daardoor blijven herhalen. De hersenen proberen de oplossing te zoeken.

De nummers van de popgroep Doe Maar hebben een hoge oorwurmfactor. Ik weet nog dat ik voor het eerst echt kennismaakte met hun muziek. Ik had de nummers Nederwiet en Sinds een dag of twee weleens gehoord, maar het bleef niet echt hangen. Dat was anders toen we in het studentenhuis waar ik woonde een huisfeest gaven. Elke kamer was open voor de gasten en in elke ruimte hing een andere sfeer. De middelste kamer op de onderste verdieping was groot en diende als danszaal. Er werd goede muziek gedraaid, zoals The state of independence van Donna Summer. Je zou er eindeloos kunnen blijven swingen. Toen ik naar de wc ging, hoorde ik vanuit de voorste kamer ritmische Nederlandstalige muziek. Na het legen van mijn blaas en het verplichte afschudden ging ik die kamer binnen. Het was er minder druk, de mensen die er waren kende ik nauwelijks. De muziek had echter een magische uitwerking op me. Belle Hélène schalde door de ruimte. De liedjes hadden me meteen te pakken. De teksten dropen meteen m’n hoofd binnen en de melodieën bleven hangen. Is dit alles? Oehoe oehoe, is dit alles, oehoe, wat er is? Het bleek de elpee Doris Day en andere stukken te zijn. Het was liefde op het eerste gehoor en op maandagmiddag stond ik in de platenzaak om de elpee aan te schaffen. En nog steeds is het een sensatie om tijdens een reünieconcert – dat blijft maar doorgaan – van Doe Maar de liedjes mee te blèren. Het ‘héhé héhé héhé héjajaja’-effect.

Waarom de ene song een oorwurm is en de ander niet, dat is natuurlijk interessant. Er wordt zelfs wetenschappelijk onderzoek gedaan naar dit verschijnsel. Van tevoren is niet aan te geven of iets uiteindelijk ook een oorwurm wordt, want iedereen beluistert muziek anders. Ook bij dezelfde beluisteraar hoeft een en hetzelfde fragment niet altijd tot een oorwurm te leiden, omdat de situatie waarin men muziek hoort niet altijd hetzelfde is.

Het is waarschijnlijk een liedje dat aanspreekt qua klank. Je hebt spiegelneuronen in je brein. Dat zijn zenuwcellen die actief worden bij het inbeelden van een liedje. En kennelijk wordt er een beroep gedaan op liedjes die erop lijken en al in je kop zitten. Vervolgens wordt dat circuit getriggerd. En al hoor je het nummer niet meer, je blijft het herhalen, door die spiegelneuronen. De Doe Maar-liedjes combineren noten en tonen die ons niet onbekend zijn en plezierig overkomen. Tot zover de Erik Scherder-benadering.

Een uur later, na het zwemmen, op weg naar huis is Zoutelande in mijn hoofd veranderd in Kerkelande, de woonwijk bij mij in de buurt. Het grappige is dat ik op sommige oorwurmen een eigen tekstvariant ga verzinnen, en die dan blijf herhalen.

Is er een manier om een oorwurm kwijt te raken? Als remedie wordt geadviseerd de melodie uit te zingen, waardoor het probleem zou verdwijnen. Veel mensen zeggen dat de ‘mentale’ naald dan niet meer in de groef blijft hangen. Je kunt ook gewoon een ander plaatje opzetten of gaan luisteren. De laatste oplossing: laat het gaan. Een oorwurm verdwijnt vanzelf weer als je er niet te vaak aan denkt. Verwijder de tune wel uit jouw Spotify-afspeellijst, want voor je het weet hoor je ‘m weer, met alle gevolgen van dien.

Donorregister

Het is de zesde dag van het nieuwe jaar. Voor sommigen is hun serieuze voornemen inmiddels in ijdele hoop verdampt. IK PAS is veranderd in DRANK NU. Ik heb geen plannen gemaakt, altijd zo’n geforceerd gedoe. Jezelf verplichten om af te vallen, niet meer te roken of minder te drinken verbonden aan het begin van een nieuw jaar. Gelukkig heb ik een lichaam dat zelf dingen reguleert. Ik blijk steeds minder tegen alcohol te kunnen, of heb er in ieder geval langer en meer last van. Met roken ben ik jaren geleden gestopt, omdat mijn lijf signalen gaf dat het niet verstandig was om ermee door te gaan: zo’n vervelend ochtendkuchje en benauwdheid. En minder eten om af te vallen? Ik denk dat je wel bewust met je voeding moet omgaan, maar om jezelf nu uit te hongeren. Afzien teneinde in een maand vele kilo’s af te vallen en dan te merken dat je dat niet vol kunt houden en dat de verloren kilo’s met hetzelfde gemak er weer bij komen (het jojo-effect) met soms nog enkele pondjes meer tot gevolg. Mijn sixpack zit al jaren in een mooi vetlaagje verpakt. Als ik maar niet boven de honderd kilo weeg dan ben ik tevreden. Anders moet ik van mezelf maatregelen nemen.

Toch word ik dit jaar verplicht om over een voornemen na te denken: wil ik wel of niet orgaandonor zijn? Als ik niks doe gaat de overheid per 1 juli aanstaande voor mij beslissen, en zijn mijn organen min of meer van de staat geworden.

Het is geen gemakkelijke keuze. Uit compassie zou je zeggen: ja, natuurlijk. Want wees eerlijk als je door omstandigheden zelf een orgaan nodig hebt om verder te kunnen leven, zou je ook graag willen dat er een beschikbaar is. De kans dat je zelf een orgaan nodig hebt is echter 15 à 20 keer groter dan de kans dat je als donor gebruikt gaat worden.

Uit ervaring weet ik door de verschillende medische programma’s die ik gemaakt heb, hoe levensreddend een orgaan van een ander kan zijn. Hoe het in ieder geval de kwaliteit van leven vergroot. Ik denk aan de predikant uit een dorpje op de Veluwe die zijn dochter met ernstige nierproblemen een nier afstond. Een man met longproblemen in Groningen die niks meer kon en hoe zijn leven veranderde toen er uiteindelijk een nieuwe long beschikbaar was.

Zou mijn lichaam zo goed geconserveerd zijn dat er nog wat met m’n organen te doen is na bijna 508.500 vlieguren? Wanneer worden je organen voor transplantatie gebruikt? Het is niet zo dat als ik vannacht in mijn bed overlijd en mijn nabestaanden zijn er op tijd van op de hoogte dat mijn onderdelen nog bruikbaar zijn. Het is dan namelijk dood weefsel. Dus het gaat om een gecontroleerde dood als ik in het ziekenhuis dreig te overlijden. In de zegwijze na je dood heb je toch niks meer aan je organen, zit hem nu net de crux: je bent niet dood. Ja, hersendood, maar je hart klopt nog, en je bloed circuleert nog. Iemands hersenen kunnen zwaar beschadigd zijn, terwijl het lichaam nog uitstekend functioneert. Dit kan maanden, zelfs jaren worden volgehouden.

Stel je de mogelijke situatie eens voor: wat betekent dat voor de mensen om je heen? Ik weet hoe troostend het is als je een geliefde de laatste adem hebt zien uitblazen. En dat het sterven een proces is dat kort- of langdurend kan zijn. Nou, dat kan niet bij orgaandonatie. Laat ik het scenario schetsen. Op het moment dat de hersendood is geconstateerd en de hersendode heeft toestemming verleend voor donatie, wordt de aspirant-donor in een operatiebed, maar nog met een warm kloppend hart, met gezwinde spoed naar de OK gereden. Naasten zijn niet in staat op een natuurlijke manier afscheid te nemen. De orgaandonor ligt vervolgens in een kille, koude operatiekamer en sterft op de operatietafel aan de gevolgen van het uitnemen van zijn organen en niet omdat zijn natuurlijke doodsmoment is aangebroken. Vervolgens krijgen de naasten hun leeg gehaalde dierbare terug: koud, kil en dood. Het voelt bijna als een gewelddadig ingrijpen. Persoonlijk kan ik me geen liefdelozer en kouder afscheid van het leven voorstellen.

En daarbij komt de vraag bestaat de mens uit losse onderdelen die vervangen kunnen worden, of is er sprake van een samenspel tussen psyché en lichaam? Het is een raar idee als ik met het hart van iemand anders verder leef, of iemand nog een aantal jaren met mijn kloppend hart verder kan.

Toch moet ik voor 1 juli aanstaande een keuze maken, als ik niks invul ben ik sowieso orgaandonor, onder het motto: wie zwijgt, stemt toe. Je kan je afvragen of dat terecht is. Is de nieuwe donorregistratiewet niet een farce? Het wetsvoorstel is met name door D66 doorgezet en met een krappe meerderheid door zowel Tweede als Eerste Kamer gekomen. Komen er nu meer donoren beschikbaar? Dat is de vraag, want de ziekenhuissterfte is de laatste tien jaar juist afgenomen. Dus je kunt constateren dat daar het donorsysteem vastloopt. De vraag naar organen blijft echter bestaan.

Het is een moeilijke kwestie waar ik toch nog even over moet nadenken. Waar ligt het zwaartepunt? Bij de naastenliefde met een mens die aan orgaanfalen lijdt? Of bij het ontbreken van compassie met een mens die aan het sterven is en die vroegtijdig dood verklaard wordt om zijn organen te kunnen gebruiken?

Millennium

De eeuwwende staat voor de deur. Ik weet nog dat ik als klein jongetje op zondagochtend tijdens de kerkdienst zat uit te rekenen hoe oud ik zou zijn in het jaar 2000. Dat leek nog een eeuwigheid te duren en ik zou dan net 38 zijn geworden. Ik kon me er geen voorstelling van maken.

De komende eeuwwisseling houdt de gemoederen bezig. Duizend jaar geleden waarde er onrust en angst onder de mensen. Zou de wereld de afronding van het eerste millennium na de geboorte van Christus wel overleven? Ook nu circuleren er allerlei doemscenario’s en onzekerheden. Dit keer betreft het geen ongrijpbare onlustgevoelens ingegeven door naïviteit en gebrek aan kennis, maar een door de techniek ingegeven vrees. Angst dat ontwerpfouten in computers de wereld na de eeuwwisseling in een chaos zullen storten. Het millenniumprobleem, de fout in de elektronische kalenders van miljoenen computers en chips waardoor de teller na 1 januari 2000 terugspringt naar 1 januari 1900, zaait verwarring. Liggen we straks op apegapen na een wereldwijde wervelstorm in computerland, veroorzaakt door de millennium-bug? Daarom, ik verzin dit niet, zijn alle verloven van leger en politie ingetrokken, medewerkers van nutsbedrijven mogen niet met vakantie, de apotheek heeft voor twee maanden medicijnen in huis, een deel van de luchtvloot blijft aan de grond, havens worden gesloten. Pas maar op: je pacemaker slaat op tilt, je beleggingsrekening verdampt, je pensioen is straks pleite. Hoe zal de eeuwwisseling uitpakken?

IDTV, waar ik momenteel bij werk, mag de millenniumviering op de Dam organiseren. Aanvankelijk is het plan om een oer-Hollands schouwspel met een ijsbaan en bruggetjes, koek en zopie en historische pandjes, rondom het paleis aan te leggen. Met dit winterse schaatstafereel zou Amsterdam een kans maken door te dringen tot het wereldwijd uitgezonden tv-programma Top of the Hour. Het plan sneuvelt omdat de kosten te hoog zijn en het openbaar vervoer in de hoofdstad er door ontregeld raakt. Daarvoor in de plaats staat er nu een reuzenrad van vijftig meter hoog op de Dam. Een kleine knipoog naar het London Eye aan de oever van de Theems, het grootste reuzenrad ter wereld dat op de eerste dag van de 21ste eeuw in gebruik zal worden genomen. Op het podium op de Dam treden allerlei artiesten op en ik ga daar met vrienden de eeuwwisseling vieren.

Maar het noodlot slaat toe. Tijdens de kerstdagen voel ik me al niet erg lekker en ik vermoed dat ik een griepje onder de leden heb. En ja hoor, een paar dagen later lig ik geveld in mijn bed. Nergens zin in, alles doet pijn, rillingen over mijn hele lijf. De typische kenmerken van een grieppatiënt. Ik hoop toch dat ik erbij kan zijn. Met allerlei paardenmiddeltjes probeer in oudjaarsmiddag weer op de been te zijn, want dit is een unicum, dit wil ik niet in mijn bed moeten meemaken. Veel paracetamol en grogs naar binnen gewerkt. Met hoofdpijn en een loopneus ga ik toch maar in het begin van de avond naar Amsterdam.

In Australië leven ze inmiddels al in de nieuwe eeuw en de wisseling is zonder incidenten verlopen. De millennium-bug lijkt zich rustig te houden. Computersystemen hebben zich probleemloos aangepast en het licht bleef gewoon branden, zie ik op het journaal. In Rusland is president Jeltsin vervroegd afgetreden en is Vladimir Poetin zijn waarnemer tot de verkiezingen over drie maanden.

Op de Dam kun je over de hoofden lopen, het is enorm druk. Veel mensen dragen een 2000-kroontje op hun hoofd. Er heerst een gezellige, uitgelaten sfeer, maar mijn hoofd staat er niet echt naar. Het is ook best koud. Dus extra dik ingepakt sta ik tussen de menigte. Er treden diverse artiesten op, waarvan BLOF voor mij de grootste attractie vormt. Karin Bloemen en Stanley Burleson zingen een medley van hits die met tijd te maken hebben. En dan is het zover… Iedereen ziet uit naar het gezamenlijke aftellen dat met de klok op het reuzenrad wordt gedaan: 05. 04 .03. 02. 01. 2000.

‘Happy Millenium’ wensen we elkaar toe. Dikke knuffels verdwijnen in winterjassen en mutsen. De meegenomen champagnefles wordt ontkurkt en gedeeld met de mensen om ons heen. Kruitdampen van het uitbundige vuurwerk dringen mijn neus binnen. Het is een gekkenhuis. De bewegingsruimte is minimaal. Liefst tachtig duizend mensen zijn naar de Dam gekomen. De toeloop is zo groot dat er feestvierders bekneld dreigen te raken in de massa en de organisatie is genoodzaakt het feestje een uur eerder te beëindigen. Ik ga niet mee naar de afterparty in café Majestic, maar ga snotterig naar huis, uitgeput ik kan niet meer op mijn benen staan. Zonder noemenswaardige problemen is de wereld aan het derde millennium begonnen. En nu zijn wel alweer twintig jaar verder, wat gaat de tijd snel.

Dating terror

We zitten weer midden in de donkere dagen. Om half vijf begint het al te schemeren. De tijd van het ‘tweeduuster’ zoals ze dat in Twente zeggen. Het gebrek aan licht kan weemoedig maken. We proberen de donkerste tijd van het jaar te verlichten en hangen alles wat licht kan geven in bomen, ramen en tuinen. En niet alleen thuis, ook scholen en kantoren hangen en staan vol met lichttrappetjes, kerststerren en ledsnoeren. De lampjes zorgen voor een knus beeld. Door al die lichtjes worden die donkere dagen van het jaar niet iets om te vrezen, maar om naar uit te kijken.

Toch blijf ik de maand december lastig vinden. De opgelegde gezelligheid, het moeten vieren… de verplichtingen, zeker als je alleen bent komt het feestgedoe zo rauw binnen. Je wordt hard met de neus op de feiten gedrukt en moet er maar weer het beste van zien te maken met de kerstdagen.

Nu wil het geval dat ik ingeschreven sta bij een datingsite. Ik doe er eigenlijk niet veel mee, en zou het abonnement moeten opzeggen. Soms bekijk ik de foto’s van mijn matches die ik via de mail binnenkrijg. Ik scrol er door heen, bij sommige foto’s denk ik leuk, vaak zijn het steeds dezelfde koppen.

Maar dan krijg ik een berichtje dat iemand in mij geïnteresseerd is. Een beetje nonchalant open ik de link. Ik verwacht er weinig van. De mail is in het Engels, dat is ongebruikelijk. Het wekt mijn nieuwsgierigheid. Het is een Amerikaan, misschien momenteel in Amsterdam op zoek naar wat vertier? Dat blijkt niet het geval te zijn. Hij woont en werkt in Houston, Texas. De dingen die hij schrijft raken me, ze zijn niet standaard of clichématig. En voordat ik het eigenlijk door heb zijn we in een positieve, leuke en ook algauw broeierige correspondentie verzeild geraakt. Hij verblijft momenteel bij zijn grootmoeder in Afrika. Zijn ouders zijn gescheiden en hij is samen met zijn moeder op bezoek bij oma omdat ze ernstig ziek is. Ze zal waarschijnlijk niet lang meer leven. We delen lief en leed, wisselen telefoonnummers uit en voeren lange nachtelijke gesprekken. Even een digitale nachtzoen voor het slapengaan. Ik weet niet wat me overkomt. Hij zegt de juiste dingen, het lijkt alsof hij me perfect aanvoelt. Ik geniet van de aandacht. Het wordt steeds meer een obsessie, je gaat continu op je telefoon of computer kijken. Heeft hij nog een berichtje gestuurd? Ik ga vanavond maar niet weg, want stel dat hij belt.

Hij stuurt foto’s van zijn huis in Amerika en vraagt me om pictures van mijn leefsituatie. Ik google hem om te kijken of de informatie klopt en ik vind zelfs een foto die ik herken. Het lijkt allemaal te kloppen. Ik stuur als attentie een kerstcadeautje naar zijn tijdelijke Afrikaanse adres. En ben benieuwd wanneer het bij hem aan zal komen en wat zijn reactie zal zijn.

Zo vieren we op afstand samen kerst. Ik houd deze nieuwe relatie nog maar even voor mezelf. Ik kan het eigenlijk niet geloven, het klikt zo goed, een match in heaven. Wat gebeurt er allemaal, dit kan niet waar zijn. En waarom woont zo’n leuke man nou weer niet in de buurt!

Hij vertelt dat hij in het nieuwe jaar terug naar huis moet en denkt erover om een tussenstop in Amsterdam te maken. Daar woon je toch dichtbij? Kunnen we elkaar in the flesh ontmoeten. Ik vind het spannend en fantaseer erover hoe het zal zijn om hem in mijn armen te sluiten…

Nu heb ik een blauwe maandag bij het tv-programma Opgelicht?! gewerkt. Dat was geen succes. Na de proefmaand ben ik ermee gestopt. Ik kon helemaal niet met dergelijke frauduleuze zaken omgaan, ik nam het mee naar bed en had er nachtmerries van. Ik droomde dat een vuurwapengevaarlijke bende mij thuis stond op te wachten. Nee, zo’n programma was niks voor mij. In die maand sprak ik veel mensen die door Nigerianen waren opgelicht. Ik vroeg me af: hoe kun je zo stom zijn om in dat soort trucs te trappen en onnadenkend en in goed vertrouwen grote geldbedragen overmaken omdat iemand een zielig verhaal ophangt?

Nu wekt mijn Elvis, want zo noemt hij zichzelf, niet de indruk achter mijn geld aan te zitten. Al denk ik achteraf dat hij het groomen heel voorzichtig en subtiel heeft aangepakt, maar over financiën wordt nooit gesproken en hij vraagt ook niet of ik voor zijn reis naar Amsterdam geld wil overmaken. Het voelt tenminste echt en gemeend alles wat Elvis zegt en doet.

Tussen kerst en oud en nieuw gaat het opeens mis. Op een zaterdagmiddag net als ik besluit boodschappen te gaan doen, krijg ik een berichtje van Elvis. Het eerste wat me opvalt is het afwijkende taalgebruik. De gebruikelijke koosnaampjes die we voor elkaar gebruiken, zijn nergens te vinden en het is een kort en zakelijk bericht waarin staat dat hij vannacht (dus blijkbaar nadat we elkaar nog een goede nacht hebben gewenst via de telefoon) is bestolen waarbij hij zijn mobiele telefoon is kwijtgeraakt. Om contact met hem te blijven houden moet hij natuurlijk wel een nieuwe hebben, maar hij heeft er even geen geld voor, of ik hem het nu meteen voor wil schieten dan kunnen we zo snel mogelijk weer met elkaar praten.

Ik ben geschokt, wat is hier aan de hand? Ik voel meteen nattigheid. Hier klopt iets niet. Waarschijnlijk heb ik toch met een groepje fraudeurs te maken dat heel doortrapt te werk gaat. Ik besluit er even over na te denken en in ieder geval geen geld over te maken via Western Union, zoals keurig wordt uitgelegd in de merkwaardige mail.

’s Avonds stuur ik Elvis een berichtje met de vraag hoe het met hem gaat? Of hij ook gewond is geraakt bij de beroving? En algauw wordt duidelijk dat er in de ‘organisatie’ iemand ongeduldig is geworden en wil toeslaan en dat er geen overleg is geweest. Mijn Elvis weet van geen beroving. Hij reageert verrast als ik meld dat hij vanmiddag om geld heeft gevraagd voor een nieuwe telefoon. Hij wringt zich in allerlei bochten om het weer goed te praten. Het moet een grapje van zijn jongere broertje zijn geweest! Heeft hij een broertje dan? Daar heeft hij nooit iets over gezegd en we hebben uitvoerig over familiezaken gesproken.

Kortom paniek in Afrika. Ik moet er inwendig om lachen, al word ik er ook erg verdrietig van… Het had zo mooi kunnen zijn, maar het gezegde luidt: ‘Als het te mooi voor woorden is, kan het niet waar zijn.’ Elvis probeert het nog met ‘my morning sunshine, I’m sorry.’ Maar ik ben hard en zeg dat het over is en dat ik me bedrogen voel en hier niet aan meewerk en dat ik vanaf nu alle contacten stop.

Hij blijft nog een paar dagen ‘lieve’ smeekmailtjes sturen, maar ik reageer nergens meer op. Hoe heb ik zo stom kunnen zijn? Er is gelukkig geen financiële schade, maar je voelt je wel behoorlijk beet genomen… en ik besef hoe kwetsbaar je kunt zijn.

Inmiddels is het nieuwe jaar aangebroken. De lichtjes zijn uit het straatbeeld verdwenen. Ik heb mijn lesje geleerd en kijk hoopvol uit naar een nieuwe kans… Wie weet wat de toekomst brengt?

Okra

Als je iets vaker doet begint het steeds meer een gewoonte te worden. Een traditie is in dit geval misschien niet echt op zijn plaats. Met een groep vrienden lunch ik wekelijks in een plaatselijke uitstalling. De Smidse is een traditionele lunchroom, bekend van de rijkelijk belegde broodjes, vorstelijke maaltijdsalades, smaakvolle gerechten a la carte en natuurlijk de ambachtelijke pannenkoeken. Geen fancy tent, maar helemaal prima voor dit soort gelegenheden. Het was vroeger de oude smederij middenin het dorp en stamt uit 1900. Je gaat het karakteristieke pand binnen door een dik, donkerrood gordijn aan de kant te schuiven dat dient als bescherming tegen de tocht. Met mooi weer kun je buiten op het terras zitten, maar toch zijn we vaker binnen aan te treffen.

Zo’n initiatief om lekker even samen te lunchen ontstaat spontaan en krijgt daarna elke week een vervolg. Eerst is de afspraak tussen 1 en 2 uur, maar het wordt echter steeds later in de middag, zo rond een uur of half vier, omdat bepaalde mensen moeilijk uit hun bed kunnen komen. Voor iemand die toch redelijk vroeg opstaat in het weekend, een lastige tijd om nog een lunch te nuttigen als je het idee hebt dat je er al een hele dag op hebt zitten. Je gedachten gaan eerder uit naar de warme hap. Wellicht dat daardoor de dingen die genuttigd worden ook variëren tussen een belegd broodje, een uitsmijter en een kipsateetje met friet. Lekker handig want dan hoeft je niet meer te koken straks. Onder het genot van een cappuccino, een biertje of wijntje gezellig bijkletsen, wat is er de afgelopen week gebeurd, even kijken of er nog verse nieuwtjes zijn. Soms worden oude anekdotes van stal gehaald. De groep dijt steeds verder uit, eerst met z’n viertjes, maar soms is er een lange tafel nodig om de grote groep te herbergen. Iedereen vindt het gezellig en wil erbij zijn als hun weekendagenda het toelaat. De bediening begint ons te herkennen en ze weten eigenlijk wel vaak wat er gegeten en gedronken wordt. Over traditie gesproken. Als je als buitenstaander onze groep zo bij elkaar ziet dan zul je misschien denken wat een merkwaardig bijeengeraapt zooitje. Diverse kledingstijlen en leeftijden bij elkaar. Als ik er aan terugdenk komt een maffiafamilie in mij op. Niet dat we nu met z’n allen zo moorddadig zijn, maar je zou toch best wat Don Corleone-types kunnen aanwijzen.

Op een zaterdagmiddag is de kaart vernieuwd en prijkt er okra op het menu. De mogelijkheid om iets nieuws uit te proberen is verlokkelijk, voor sommigen helpt het dat ze ook wel ‘ladies fingers’ worden genoemd, zoals de jonge serveerster ons geanimeerd uitlegt. Ze prijst de nieuwe vrucht die als groente geserveerd wordt aan als te vergelijken met sperziebonen. Velen laten zich meeslepen door haar enthousiasme. Enkelen hebben zo hun bedenkingen en gaan voor een beproefd recept. Nu ben ik geen moeilijke eter, ik eet van meerdere walletjes, ook vegetarisch als het moet. Dus ik doe mee. Alleen met een herkenbare vis maak je me niet blij, en helemaal niet met een haring die je met je hoofd achterover naar binnen moet laten glijden. Ik moet er niet aan denken, maar met sperzieboontjes wat kan daar nou mis aan zijn?

Een kwartier later verschijnt de okra op tafel. Nieuwsgierige blikken en voorzichtige hapjes. Ze zien er peulachtig uit met een diepe groef. De vertrokken gezichten geven al snel het verdict over het groenkleurige gerecht. Dit is echt niet lekker! Het smaakt zompig. Hoe moet je het omschrijven? Qua textuur als een zachte, gladde asperge, echt slijmerig, maar ook met harde stukjes, met de nasmaak van een niet-gekruide, rauwe aubergine. Het doet me denken aan de tot snot gekookte prei van mijn moeder.

Als iemand zich nu als proefpersoon had opgeworpen om het uit te proberen. Nu zit een halve tafel met lange tanden te eten. De een houdt het iets langer vol dan de ander. Sommigen proberen met een servet het groene spul discreet te laten verdwijnen, anderen nemen een sanitaire stop.

Geen wonder dat deze vrucht niet echt is doorgedrongen tot de Nederlandse keuken. In sommige supermarkten vind je ze in blik of ingevroren. Okra zal ik niemand aanbevelen. Het heeft ook niet lang op de menukaart van de Smidse gestaan. Maar ach ja, soms moet je dingen uitproberen. Dan maar een opmerkelijke lunch afsluiten met een goede Irish coffee om het verschrikkelijke smaakje weg te spoelen en de mond te zuiveren.

Verbinden

Bij het boodschappen doen zie ik een felgekleurde poster hangen met de tekst Zelfbewust samenleven met een website-adres eronder. Mijn aandacht is getrokken en het blijkt een serie van vier bijeenkomsten te zijn over de vraag hoe je verbonden bent met jezelf, met anderen en met de wereld om je heen. Het is een ontdekkingstocht voor iedereen die meer uit het leven wil halen. Het spreekt me aan, want ik ben wel op zoek naar verbinding. En het is altijd prima om met zingeving bezig te zijn. Verbinding als een energie die er tussen mensen bestaat, als je gezien voelen, gehoord en gewaardeerd; wanneer je kunt geven en ontvangen zonder oordeel. Inclusiviteit en diversiteit. Prachtige woorden, maar hoe werkt het?

Schoorvoetend stap ik de eerste maandagavond over de drempel. Hoe zal het zijn? Wie zijn de gesprekspartners? Het blijkt een overzichtelijk gezelschap te zijn, variërend in leeftijd en levensfases. Midden in de drukke werkzame wereld, de een net begonnen aan een nieuwe baan, de ander resultaat gericht maar zonder doel, of genietend van een welverdiend pensioen.

Op een alternatieve manier maken we kennismakingsronde. Iedereen kiest tien woorden die hem of haar omschrijven, dat kunnen karaktereigenschappen zijn of rollen die je vervuld. Het is altijd even zoeken naar de juiste omschrijving als je dat in tien minuten aan het papier moet toevertrouwen. Als je anderen hoort vertellen dan bedenk je: o ja dat geldt ook voor mij! Een tipje van de sluier: luisterend oor, warme, gevoelige persoonlijkheid, verteller, ook een beetje de kat uit de boom kijkend. Daarover pratend ontdek je ook dingen die je best graag zou willen veranderen. We hebben immers allemaal zo onze dromen. Ik ben (niet dagelijks) op zoek naar een zielsverwant, een maatje, een blijvende creatieve uiting (een boek of film) en zou graag wat zekerder in mijn Adidasschoenen staan. Bij dat laatste denk ik niet aan assertiever, want je bent nu eenmaal gebakken zoals je uit de oven komt, maar dat ik daar wat makkelijker, zo je wilt, zakelijker mee om kan gaan.

De tweede avond gaat over de relatie met de ander. Dat maakt het leven aantrekkelijk en de moeite waard. Daarbij spreken we over het feit dat je door een ander gekwetst kunt worden, of dat je zelf mensen kwetst met een nare opmerking of ongewenst gedrag. Die kwetsuur kan zo ernstig zijn dat je elkaar moet loslaten. Ben je dan instaat om te vergeven? Iemand maakt een mooie opmerking: ‘Echte vergeving is wensen dat het verleden niet anders was.’ Ja, denk daar maar eens over na. Of zoals Desmond Tutu zei: ‘We vergeven niet ten behoeve van anderen. We vergeven ten behoeve van onszelf. Vergeving is anders gezegd, de beste vorm van eigenbelang.’ Ook dit is een doordenkertje. Als je in je gekwetstheid blijft zitten, dan blijf je in het verleden rondhangen, dan gaat het misschien zelfs wel in je lijf zitten. Vergeving als een heelmeester, anders vergiftigd het je! Als de ziel niet krijgt wat het zoekt, gaat het lichaam spreken en krijg je allerlei klachten waar je daarvoor nog nooit last van hebt gehad. En dat kan variëren van hoofd- of nekpijn tot maagkrampen. Je moet uiteindelijk vergeven – of welk woord je er ook voor wilt gebruiken – om verder te kunnen. Anders nekt het je, raak je verbitterd en teleurgesteld in het leven. Vergeven is niet altijd gemakkelijk dat weet ik uit eigen ervaring. Het is een innerlijk en eenzijdig proces en gaat uiteindelijk over jezelf en over hoe jij over de ander wilt denken. Vergeven maakt het gedane niet ongedaan, maar zorgt voor ruimte tussen jezelf en die ander. Het kan een prachtig cadeau aan jezelf zijn.

Het is een intense avond, waarbij we ervaren dat iedereen zijn of haar eigen rugzakje meedraagt. Een eyeopener was een filmpje over een onderzoek waaruit bleek dat mensen langer leven als ze in een goede verbinding met hun naasten staan, als ze genieten van een warme relatie. Dan maakt een hoger cholesterolwaarde minder uit voor de levensduur.

Op de derde avond worden we creatief aan het werk gezet. We moeten onze leefomgeving in kaart brengen en aangeven welke mensen in onze directe omgeving belangrijk zijn, en waarom. Het resulteert in een kleurig sociogram van mijn netwerk met veel dikke en dunne pijlen. Goed om daar eens bij stil te staan. Zo dringt zich onder andere de vraag op: als je geen nageslacht hebt, wie zorgt er dan later voor je als je oud en hulpbehoeftig bent?

Hier komt ook de vraag ter discussie hoe je tegen de leefomgeving aankijkt. De media brengen veel verontrustende verhalen. Terecht dat is een van hun functies om ons op de hoogte te houden wat er gebeurd in de wereld. De vinger aan de pols te houden. Misstanden aan de kaak te stellen. Alle pogingen om goed-nieuwsshows te starten zijn aan goede bedoelingen ten onder gegaan. Maar ook hiervoor geldt hoe kijk je ertegen aan: is het glas half leeg of half vol? Ben je pessimistisch of optimistisch ingesteld? Mijn moeder riep altijd dat het niet lang meer kon duren voordat Jezus terug op aarde zou komen. ‘Kijk maar naar alle rampen op het nieuws,’ was haar argument.

Ik zei: ‘Ma, tijdens jouw leven is er veel veranderd, je wereld is door de televisie veel groter geworden, je hoort en ziet nu veel meer. Oorlogen, natuurrampen en allerlei ellende is volgens mij van alle tijden. Alleen krijg je het nu veel bewuster mee. Er zijn zelfs stemmen dat het heden ten dage beter gaat dan ooit te voren: minder oorlogen, minder armoede, meer kinderen volgen onderwijs, et cetera. Het is maar wat je wilt zien en horen.’

Als mens hebben we een verantwoordelijkheid voor de mensen en de wereld om ons heen. Als we klein beginnen zou het wellicht als een rimpel in het water kunnen uitbreiden. Het Engelse woord responsibility draagt het eigenlijk in zich: we are able to respond. We kunnen er zelf iets aan doen. Een glimlach geven of krijgen, een teken dat je iemand ziet of zelf gezien wordt, doet al veel. Ik denk dat we ook moeten beseffen dat goede en slechte dagen bij het leven horen en dat je met beide te maken krijgt.

Op de laatste avond kleuren we het landschap van ons leven verder in: waar ben je trots op? Of waar schaam je je voor? Wie draag je in je hart, en wat is het beste wat je overkomen is? Als je op het leven de metafoor van de kamers in een huis loslaat dan is er eentje vol licht en warmte waarin het goed toeven is, een droomkamer voor je verlangens, een oude kamer met de spullen die je in je leven verzameld hebt, een kamer waar je niet meer wilt komen en die je liever dichthoudt. Er is een schuilkamer, maar ook een lege kamer die je nog kunt inrichten.

Het is goed om stil te staan bij levensvragen en daarover met elkaar van gedachten te wisselen en je aan elkaars ervaringen te scherpen, te spiegelen en aan te sporen. Zodat je zelfbewust en in volle verbinding met jezelf in het leven staat. Laten we daar het glas (hoeveel er ook in zit) op heffen!