Het is vrijdagavond. In de kleine zaal van Podium de Vorstin is Soulfood in volle gang. Een avondje dansen op muziek uit de jaren ‘70, ‘80 en ’90. Zeg maar oude lullenmuziek voor mensen die ook in die jaren geboren zijn of ver daarvoor. Het is een verkapte datingavond voor middelbare Gooise vrouwen die op zoek zijn naar een nieuwe scharrel.
De discomuziek schalt uit de speakers. De dansvloer is afgeladen vol. Ook mannen hebben zich op de dansvloer gewaagd. De drank heeft ze verlost van hun schaamte, van hun behoedzaamheid, hun verlegenheid. Iedereen danst alsof ze nooit iets anders hebben gedaan, alsof ze het eeuwige leven hebben. Tenminste voor een avond!
Dwars door de rook, tussen de dansende en drinkende menigte door, probeer ik een dansbaar plekje te vinden. Het is broeierig heet. Als ik denk een goede spot gevonden te hebben komen de vrouwen als zoemende bijen langs vliegen, of blijven belangstellend om je heen hangen. Laat me lekker dansen, bij mij valt niks te halen. Het is al zo swingen op de vierkante centimeter! Het liefst heb ik alle ruimte met voldoende mogelijkheid om met mijn handen en benen te zwaaien. Maar de kans is groot dat je iemand in het gezicht raakt of een glas rode wijn over hun kleding gooit. Ik probeer me te concentreren op de beperkte bewegingsruimte en het ritme van de muziek. Wees vrolijk, man, geniet! Maar het lukt me niet, ik verdwijn naar de zijkant.
De vrienden blijven dansen, ik beperk me tot het toekijken, dat is vanavond genoeg voor mij, leunend tegen de muur met een glas bier in mijn hand. Het dansfeest is in volle gang, de dj draait het standaardrepertoire, maar ik luister en kijk er naar…
‘Kom, dans,’ moedigt iemand mij met uitgestrekte handen aan, in een poging me naar het centrum van de dansvloer te krijgen.
‘Nee.’
‘Waarom niet?’
‘Het is me te vol. Dans jij maar lekker verder.’
Terwijl vrienden dansen kijk ik naar ze. Omdat we hier frequent komen zijn vreemde dansers inmiddels bekende gezichten met een naam geworden. Ik observeer hun charmante en ritmisch gecontroleerde bewegingen. Ik probeer me te ontspannen, te beseffen dat dit geluk is, dat dit het goede leven is. Niets anders dan dit, niet meer dan dit. Een vriend komt met een nieuw biertje langs. ‘Proost, man!’
De rookmachine staat te loeien en de discobol blijft draaien op de beat. Verlichte kringen weerkaatsen op de vloer die plaatselijk nat is van een bierbotsing.
Ik moet pissen. Gelukkig is er plaats. Ik plas en met mijn linkerhand leun ik tegen de betegelde muur. Wat een opluchting, al dat bier… Ik voel me aangeschoten, ik heb weinig gegeten en dus geen bodem gelegd in mijn maag waarop je heel wat alcohol kwijt kunt. Ik kan me de kater van de volgende dag al voorstellen, maar dat zou nu niet erg moeten zijn, want hier en nu is het feest. Hier is het leven. Hier moet ik dansen, straks als de eerste lichting bezoekers naar huis is en er meer ruimte op de dansvloer komt. Maar hoelang gaat dat nog duren? Kan ik zo lang wachten? Ben je hier gelukkig? vraag ik me af.
Dansen is altijd een uitlaatklep geweest. In mijn studententijd moest ik het moment van dansen uitstellen want begon ik eenmaal dan bleef ik doorgaan tot het bittere einde, tot de plastic bierglazen bij wijze van spreken bij elkaar werden geveegd of de stoelen op de tafel werden gezet. Niet alleen op feestjes was dansen een emotionele ontluchter, maar ook thuis alleen in de beslotenheid van mijn eigen huiskamer. Hoe vaak heb ik niet midden in de nacht een koptelefoon opgezet om eventuele huisgenoten of buren niet wakker te maken. Mijn favoriete plaatjes gedraaid, de volumeknop hoog en met mijn lijf op de beat bewogen. Om af te reageren, om na te denken, dingen te verwerken, of gewoon omdat je vol adrenaline zat en niet kon slapen. De elpees van Chic, Ace of Base, Michael Jackson, bij geluk en blijdschap. Joe Cocker, Everything but The Girl, en Simple Minds met vooral Once upon a time bij woede of frustratie. Ik stampte als een bezetene door de kamer. Soms zag ik mijn kat vreemd naar me kijken, als ze in haar nachtrust werd gestoord. Vaak ging ze spelen met de lange snoer van de koptelefoon dat voor haar verleidelijk door de kamer sleepte. De danspassen waren soms zo wild dat ze voor haar eigen kattenlijf moest oppassen. En dan het hoog meezingen en het klappen van het ritme zodat mijn handen gingen gloeien. Het is eigenlijk wel raar dat ik dat tegenwoordig ook minder doe.
Er schuilt geen groot danser in mij. Geen moodwalks, geen breakdance, zelfs geen vogeltjesdans. In het openbaar hanteer ik afgemeten en beproefde pasjes. Een vriendin zei ooit: ‘Als je niet met iemand lekker kunt dansen, kun je het vrijen wel vergeten, want dat wordt dan ook een drama.’
Er zijn echte dansmaatjes geweest, op bepaalde nummers zochten we elkaar steevast op. Men at Work met Down Under is zo’n typisch nummer, dat ik altijd met een iemand zal verbinden. Later kun je daar nooit meer op swingen dat wordt dan te pijnlijk. En zo zijn er meer…
Waarom beleef je tegenwoordig niet meer zoveel vreugde aan een dansavond? Waarom houd je je in en laat je niet meer gaan? Ook vanavond bevalt het dansen me niet. Ik ga langs de bekenden en neem afscheid. Even geen soulfood meer voor mij.