Blog

Dubbelganger

Van ieder mens loopt er een dubbelganger rond, zegt men. Zo lijkt in mijn jeugd die van mij heel dichtbij te wonen. Ik word vergeleken met de zoon van Bosma, die een tuingereedschapwinkel in Hijkersmilde heeft, Als ik daar eens ga winkelen om te zien of het waar is dat we sprekend op elkaar lijken, vind ik de rode haarkleur en de lichte huid de enige overeenkomst. We zijn echt geen twee druppels water. Daarnaast is hij veel knapper. Gelukkig zijn we niet identiek, want in je fantasie ga je dan denken wat is daar gebeurd dat we zo op elkaar lijken?

Gordon

Later word ik vaak vergeleken met Gordon. De zanger van ‘Kon ik maar even bij je zijn’. Dat ligt vooral aan krullen en postuur. Verder voel ik me totaal niet verwant met hem. Sterker nog, we zijn elkaar concurrenten, ontdek ik als ik met mijn Cubaanse vriendje ga stappen in Amsterdam. Gordon flirt openlijk met hem, en ze blijken elkaar ‘goed’ te kennen. Val ik daarom zo in de smaak bij de Cubaan, omdat die wel een gelijkenis ziet?

Ik herinner me ook nog de tv- opnamen op een middelbare school in Arnhem. We volgen een jong meisje, inwoonster van Het Dorp, tijdens haar les. Op het moment dat we aankomen op de school is iedereen in rep en roer. Het gerucht gaat dat Gordon op het schoolplein is gesignaleerd. Als ik de kantine binnenkom lijkt het wel de aankomst van een popster. De jongeren worden gek en scanderen allemaal: ‘Gordon, Gordon!’

Tv-opnamen

Ik weet niet waar ik het zoeken moet. Sommigen vragen zelfs om een handtekening en willen dat ik een moppie ga zingen. De opname komt in de verdrukking. Een shot maken van haar in de rolstoel door de gangen kan niet als ik erbij ben, want medeleerlingen blijven opgewonden reageren op die man met de woeste krullenbos die achter de camera- en geluidsman aanloopt. Iedere keer moet de take over, omdat er ongewenste dingen gebeuren, zoals zwaaien naar de camera of luid joelen: ‘Kijk, daar heb je, Gordon!’

Er zit niets anders op dan een spoedberaad met de crew en de eigenlijke hoofdrolspeelster. Ik overleg welke shots ik wil hebben – ik werk al jaren met de jongens dus dat is geen probleem – en zeg dat ik me in de kantine terugtrek, zodat zij rustig en ongestoord hun werk kunnen doen.

De tactiek slaagt, want de meute loopt achter mij aan, verzamelt zich rond de tafel waar ik aan ga zitten. Het kost me veel moeite om enkele diehards te overtuigen dat ik niet Gordon ben, en ook zeker niet een broer of familielid. Ik blijf maar handtekeningen uitdelen en ze aan de praat houden. Ze achtervolgen me zelfs als ik naar het toilet ga.

Ik ben opgelucht als na een uur de crew in de kantine verschijnt en we het schoolgebouw kunnen verlaten. We worden natuurlijk wel vorstelijk uitgezwaaid door mijn nieuwe fans.

Reclamefolders

Soms kom je onverwachts foto’s tegen die je even met de ogen doen knipperen. Je herkent de situatie, een beetje vaag weet je dat het gebeurd is. De foto is immers het bewijs, maar het waarom en waartoe is je echt een raadsel. Samen met een nichtje ben je enthousiast kranten aan het plakken op de baanderdeur van onze schuur. Navragen bij ouders gaat niet meer, dus dan maar informatie inwinnen bij het nichtje of ze deze situatie nog herkend.

‘Ja, er waren reclamefolders over van het folderlopen en toen hebben we bedacht om die op de schuurdeuren te plakken. Gewoon voor de lol.’

Folders lopen

Het klopt in mijn jeugd bracht ik reclamefolders rond. Eerst voor een slagerij in Bovensmilde. Met die gekleurde A4’tjes ging ik dan de wijken af na schooltijd. Iedere week had de folder een andere kleur: oranje, blauw, groen en geel. Dan fietste ik eerst de Meesterswijk op en ging dan achterlangs als ik aan het einde was gekomen via de landerijen van een boer naar de Grietmanswijk waar we zelf woonden. Daar verdiende ik dan een klein zakcentje mee.

Maar deze bladen zien eruit als kranten en zijn zeker niet van die slager. Volgens mij kan ik nog ergens ‘Vennik’ onderscheiden, een supermarkt uit Smilde, ook daarvoor heb ik een tijdje folders rondgebracht, dus het moet in deze periode zijn geweest. En ja er bleven wel vaak folders over. Nee, ik bracht ze echt wel bij elk adres langs, maar ze waren gewoon niet geteld als ik ze kwam halen. Ik kreeg gewoon een stapel mee.

En ja wat doe je dan met de overgebleven exemplaren? Nou, je plakt ze op een schuurdeur. Geen flauw idee hoe oud ik op dat moment was. Twaalf, de zomer naar de brugklas? Het is me eerst ook niet duidelijk welke kant van de schuur het is. De voorbaander of die achter. Aan beide kanten zaten deze enorme deuren, zodat je in de hooitijd met een volgeladen hooiwagen aan de achterkant naar binnen kon rijden en er als hij leeg was aan de voorkant er weer uit. Of andersom. Dat was praktisch.

Plakactie

Als we ‘stiekem’ aan het plakken waren (als Loesjes avant la lettre) zal het de achterdeur zijn geweest daar kon je een tijd lang ongezien je gang gaan. Maar ik zie een klink, in de buurt van de trap, dus het moet wel de voorkant zijn geweest, want die had een kleine deur voor het dagelijkse gebruik zodat je makkelijk naar binnen kon, zonder de grote deuren wagenwijd open te hoeven zetten.

Na lang denken, zou het zo kunnen zijn dat dit de oude baanderdeuren waren en dat ze binnenkort vernieuwd gingen worden. Ze waren meestal boerengroen, maar het lijkt of ze hier nog bruin waren. Dat zou verklaren waarom ze beplakt mochten worden.

Het zal met water zijn gebeurd. Hopelijk heb ik niet de behangerslijm van mijn moeder gebruikt. Of mijn vader van deze plakactie erg vrolijk is geworden, vraag ik me af. Misschien heb ik achteraf wel een standje gekregen met de vraag waar ik toch mee bezig was?! Aan een eventuele straf heb ik geen actieve herinnering. Verdrongen, denk ik.

Gek hè, hoe zo’n foto je bezig kan houden en hoe je er andermaal lol van kunt hebben. Blijft de vraag wie heeft deze foto genomen?

Waarom deze haat?

Sinds 7 oktober 2023, de dag dat Hamas een terreurdaad pleegde waarbij meer dan duizend Israëlische burgers werden gedood en meer dan tweehonderd mensen werden ontvoerd, is het aantal antisemitische incidenten in ons land toegenomen. Joden worden uitgescholden, krijgen klappen op straat of de Hitlergroet naar hun hoofd geslingerd. Hakenkruizen op scholen en synagoges. Kinderen die niet meer naar een Joodse school gaan. Joden voelen zich niet veilig. Dragen geen keppeltje meer in het openbaar, of verbergen hun kettinkje met een davidster onder hun kleding. Bang voor reacties. ‘Kankerjood, Joden moeten dood, Ga naar Auschwitz.’

Vreselijk want je mag Joden die in Nederland wonen niet gelijkstellen met de dingen die in Israël en Gaza gebeuren. Ze wonen hier vanaf hun geboorte en zijn nog nooit in het Midden-Oosten geweest. Mag je hen veroordelen op wat Israël doet? Joodse Nederlanders zijn niet verantwoordelijk voor de oorlog die Israël voert, en Nederlandse moslims niet voor de aanval van Hamas. En dat niet iedereen die verdrietig en kwaad is over het leed in Gaza een antisemiet is.

Beveiliging

Dat Joodse inwoners in ons land beschermd en beveiligd moeten worden had ik niet zo scherp op mijn netvlies. Ik word ermee geconfronteerd als ik runner ben bij een project waarvoor een vriendin de productie doet. De korte film ‘De Lichtwachter’. Ze zoeken iemand die mensen en spullen kan ophalen en wegbrengen. Ik meld me bij de flat van de regisseur in Buitenveldert. Als ik de straat in rij denk ik wat is hier aan de hand? Ik zie busjes van de marechaussee, gewapende mannen patrouilleren en een huisje met bewakingscamera’s. Blijkt hij tegenover een Joodse school te wonen. Is dit de dagelijkse praktijk? Ja, de regisseur kijkt er niet van op of om. Hij is de situatie al jaren gewend.

Een andere eye-opener. De 75-jarige viering van de staat Israël. Ik ga met vrienden mee naar een viering in de synagoge in Bussum, waarbij een maaltijd genuttigd zal worden en er Jiddische liederen worden gezongen. Voordat we naar binnen kunnen botsen we tegen een beveiliger op, die toch even navraag doet wat we komen doen. De vrienden zijn bekend bij de synagoge en als hun gast ben ik ook welkom. Zo’n extra check blijkt helaas een standaardprocedure te zijn.

Dit zijn twee gebeurtenissen die mij bewustmaken dat je als Jood jammer genoeg voortdurend op je hoede moet zijn.

Mooi is het gebaar van rabbijn Soetendorp en imam Madhar dat ze samen willen optrekken om te voorkomen dat de polarisatie in ons land uit de hand loopt. Ze doen een beroep op de ‘zachtere stemmen’ in de samenleving. Waarom deze haat? Waarom kunnen we niet op een waardige manier met elkaar samenleven? Elkaar respecteren, erkennen dat elk mensenleven heilig is? Dat je elkaar met respect dient te behandelen en dat iedereen gelijk is, ongeacht afkomst, kleur, geloof of seksuele voorkeur.

Nog steeds gaat het gruwelijke drama in het Midden-Oosten door, met zijn keten van actie-reactie, provocatie en wraak, waarin aan alle kanten burgers het slachtoffer zijn, elke dag opnieuw. Een oplossing lijkt haast onmogelijk.

Oplossing?

Het is onbegrijpelijk dat een wereld die weet wat er gebeurt in Gaza niet in staat is het buitensporige geweld van Israël en de wurggreep van Hamas en Hezbollah per direct met diplomatie en onder verwijzing naar internationaal recht te stoppen. Is het naïef om een beroep te doen op medemenselijkheid en empathie? Het zou moeten gaan over een duurzame oplossing, een einde aan dit leed, een einde aan de polarisatie. Ervan overtuigd dat bezetting, intimidatie en geweld alleen maar tot meer geweld en verzet zullen leiden. Beide partijen blijken het niet meer op te kunnen brengen de ander nog te zien als mens.

Het gaat om het hier en nu. Hoe Palestijnen en Israëli zouden kunnen samenleven. Ofwel in een land zonder grenzen of door een tweestatenoplossing. Daarvoor is een mentaliteitsverandering nodig. Je kunnen inleven in andere levens dan de levens die je al kent, waardoor het vreemd-zijn en anders-zijn en de onwetendheid over die levens zou veranderen in herkenning. En in het groeien van medemenselijkheid. Het geloof in vredig samenleven lijkt momenteel vrijwel geheel in rook opgegaan. Maar toch bid ik voor een ommekeer.

Kattenschaamte

Ze ligt opgerold naast me op de bank, een diep spinnen welt op uit haar lijfje. Ze is volledig zen. Diep in dromenland. Af en toe een rilling door haar vacht. Her en der liggen haar speeltjes in de kamer. Een muis aan een touw waarmee we samen ravotten, zij hoogspringend, ik dol enthousiast bewegend, wachtend tot ze uit een ineengekropen houding de aanval inzet. Plastic slierten van verpakkingsmateriaal kunnen haar ook lang bezighouden.

Wij zijn de beste maatjes, ze is echt een aanwinst in mijn leven. Ik zou niet zonder haar kunnen. Het is fijn dat ze me met haar zwierige staart welkom heet als ik na een werkdag thuiskom. Dat ze mijn jeansbenen kopjes geeft, of een kroel achter haar oortjes wil. Daarbij neem ik voor lief, dat ze soms op mijn vloerkleed spuugt, aan de bank krabt en mijn planten omgooit. Zonder morren schep ik haar drollen uit de bak. In onze relatie hoort het er allemaal bij.

Kattenman

Ik ben een kattenman. Misschien heeft het te maken met de wonderlijke combinatie van aanhankelijkheid en eigenzinnigheid. Een poes is niet bij je te gast, ze heeft zich jouw huis eigengemaakt en bepaalt zelf wel waar ze gaat en staat. Het enige wat jij hoeft te doen is zorgen voor brokjes en paraat staan wanneer ze een kopje komt halen.

Tegenwoordig lees ik steeds meer over kattenschaamte. Een kattenliefhebber die liever blind wil blijven voor het feit dat dit lieve aandoenlijke beestje van nature roofzuchtig is en dat vogels, vleermuizen en knaagdieren daar het slachtoffer van zijn.

De schattingen voor Nederland lopen uiteen, maar zelfs in de voorzichtige berekeningen gaat het over honderden miljoenen prooien (knaagdieren, amfibieën, vogels) per jaar. Met een piek in het voorjaar als de nestvlieders van weidevogels onzeker de wereld verkennen.

Slimmie

Slimmie, mijn zwarte korthaar, is nu een binnenpoes. Haar baasje is sinds ze bij hem is komen aanlopen een aantal malen verhuisd naar huizen waar ze wel naar buiten kon. En zelfs in deze flat gebeurt het nog dat ze trots een verige of spitsgesnuite prooi aan mijn presenteert, door het aan het voeteneinde van mijn bed te leggen. Daar schrik ik dan wel van. Hoe is het haar gelukt om dat beestje op het balkon te vangen? Soms leeft het nog – het vogeltje – in andere gevallen is de dood al ingetreden. Ik ben er nooit blij mee, en zal altijd op een voor haar teleurstellende wijze op haar ‘cadeau’ reageren door het weg te halen of onder een struik te verstoppen en kijken of het nog tot wegvliegen in staat is nadat het prooivogeltje ook van de schrik is bekomen.

Maar daar moet ik me dus voor schamen, net als ik dat moet doen als ik met het vliegtuig op vakantie ga, of te veel vlees en zuivel eet. Ik moet haar binnenhouden, of een belletje om de nek hangen, zodat ze haar roofdierinstinct, dat meestal oppopt als de zon onder is gegaan, niet meer kan uitleven en geen schade meer kan toebrengen. Maar kom, dit is wat zij doet, de poes. Het zit in haar natuur. Hoogstens vind ik het smerig dat ze zo’n (half)dood dier meeneemt naar binnen of sneu voor de vogel in kwestie. Bij de ecologische gevolgen sta ik eigenlijk niet stil. Voor een gevangen muis heb ik wel respect, want het zijn vieze beesten.

Ik kijk naar Slimmie, hoe zij vredig ligt te ronken op de bank, haar snoet verborgen onder haar pootjes en bedenk dat het eigenlijk belachelijk is hoeveel je van zo’n beest kunt houden. Het is jouw schuld niet, mompel ik.

In de file

Maandagavond 27 september 2004 volgen zes miljoen mensen op de televisie de afscheidsceremonie voor de plotseling overleden volkszanger André Hazes in de Amsterdam Arena. Zelf kijk ik met een half oog naar de uitzending omdat ik samen met een aantal collega’s bezig ben met de laatste voorbereidingen voor de opnamen van een pilot. We willen een dagelijks programma gaan maken met de titel ‘In de file’.

Daarin lift presentator Sipke Jan Bousema mee met automobilisten die ’s ochtends in de file terechtkomen. Tijdens de rit knoopt hij een gesprek aan over wat mensen bezighoudt. Waar denken ze aan terwijl ze in de file staan? En hij neemt het nieuws uit de ochtendkranten met ze door.

Pilot

Het format vraagt nogal wat technische voorbereidingen. Hoe stap je bij iemand in de auto op de snelweg en hoe tover je in korte tijd het voertuig om in een kleine studio? De cameraman gaat op de achterbank. Op de vooruit worden kleine cameraatjes geïnstalleerd met zuignappen om de bestuurder en Sipke Jan in beeld te kunnen brengen. Productie, redactie en regie zitten in een busje dat voor de auto uitrijdt. Daarin zit met een open klep nog een cameraman die de auto continu filmt. Als regie/redactie sta ik met een oortje in contact met Sipke Jan om als het gesprek zou vastlopen tips te geven voor een ander onderwerp.

Ochtendspits

Het is een spannende dag. Technisch is het concept getest, maar op deze vroege dinsdag moeten we kijken of het ook echt werkt en realiseerbaar is in de ochtendspits. Hebben we genoeg tijd om goede gesprekken te filmen. We zoeken een snelweg op waar gegarandeerd elke dag files ontstaan en proberen van benzinestation naar benzinestation mee te rijden met iemand.

We zijn vroeg opgestaan, hebben de kranten doorgenomen en met Sipke Jan enkele onderwerpen eruit gepikt als mogelijk gespreksonderwerp. Verder is de keuze aan hem waarover hij met de bestuurders gaat praten. Plaats van delict: de A27 richting Utrecht.

Nico

De eerste man die mee wil werken is Nico. We installeren ons met alle techniek in zijn auto en rijden de snelweg op. Sipke Jan begint over een Duits onderzoek waaruit blijkt dat mannen die in de file staan vaak aan seks denken en daarbij denkt maar tien procent aan de eigen partner. ‘Hoe zit dat bij u?’

Nico denkt überhaupt niet aan seks, twee jaar geleden is zijn vrouw overleden. Oeps dan moet je meteen schakelen. Maar Nico geeft aan dat hij dit liever privé houdt. Toch ontstaat er een gesprek omdat Sipke Jan vraagt wat de rouwceremonie van Hazes dan voor hem betekent. Nico vindt het allemaal overdreven. ‘Maar dat is mijn persoonlijke mening, hè. Rouw is iets voor mezelf en m’n familie, eventueel praat je erover met een goede vriend. Maar dat is ook alles wat ik er erover wil zeggen. Trouwens ik moet even bellen want mijn zoons krijgen elke dag een wake-up call van mij.’

Hij handelt het telefoongesprek met de tieners zakelijk af en zorgt er zo voor dat ze op tijd op school zullen komen.

Yvette

De volgende bestuurster die ons mee wil nemen is Yvette. Ze heeft een drukke managementbaan, daar geniet ze van, hoe drukker hoe liever, anders duurt de dag zo lang. Opeens vraagt Sipke Jan waar ze de juwelen heeft verstopt die uit het Louvre gestolen zijn (is krantenbericht). Er ontstaat een lacherige sfeer. ‘Nee, echt ik heb ze niet.’

‘En wat is dat dan?’ vraagt Sipke Jan terwijl hij naar een ring om haar vinger wijst. En dan krijgt je het cadeautje, of de wending in het gesprek waar je naar op zoek bent. Twee weken geleden is Yvette door haar vriend op een kerktoren ten huwelijk gevraagd. Ze is helemaal in de wolken, over een jaar is de bruiloft en ze hoopt dat het haar dat nu nog kort geknipt is, dan op haar schouders hangt.

Gerard

De derde persoon die ons een stukje meeneemt is Gerard. ‘Vindt je het vervelend dat je iedere dag in de file staat?’

‘Nee, mij krijg je niet zo gauw kwaad.’ Volgens Gerard heeft de filevorming meer te maken met het rijgedrag van de automobilisten. Sipke Jan vraagt wanneer hij voor het laatst boos is geweest?

‘Op de kinderen.’

‘En wat doe je dan?’

‘Een draai om de oren geven, een klein tikje, niet slaan, maar soms hebben kinderen regels en houvast nodig. Een goede opvoeding is belangrijker dan een goede opleiding.’

Sipke Jan daagt hem uit. ‘Hoe gaat dat boos-zijn dan?’ Sipke speelt alsof hij een van Gerards kinderen is, compleet met zeuren om een ijsje en dat soort werk. Maar de bestuurder geeft hem alleen maar een strenge blik.

The babe

De laatste lift is van een jonge vrachtwagenchauffeur die onderweg is naar het distributiecentrum van de Aldi. ‘The Babe’ staat met grote letters op de voorkant van de truck. Sipke Jan begint over flirten in de file. De trucker die momenteel geen vriendin heeft, bekent dat hij weleens naar beneden kijkt, en zeker in de zomer met de korte rokjes wil hij wel eens flirten. Hij vindt Britney Spears een mooie vrouw.

Daarna spreken ze over de afscheidsceremonie van Hazes. De jongeman vindt het indrukwekkend. Hij heeft niks met de muziek van de zanger, maar is geraakt door de emoties in de uitzending.

‘Zou jij ook zo’n begrafenis willen?’

‘Nou, ik ben niet zo beroemd en ook nog erg jong. Eigenlijk heb ik er nog nooit over nagedacht. Ik zou me laten cremeren, denk ik. Voor mij zal er nooit zo’n happening komen. En mocht ik nu om het leven komen dan moeten mijn nabestaanden maar beslissen hoe alles zal gaan.’

Bij het uitstappen vraagt Sipke Jan waarom hij de vrachtwagen The Babe heeft genoemd? Dan blijkt dat deze wat oudere truck van een collega is.

‘Een echt lekker ding is het niet.’

‘Nee, dat kan je wel zeggen.’

Pitchen

We zijn zelf tevreden met de gesprekken die we hebben opgenomen en ook technisch ging het goed. Geen storingen in het geluid, waar we nog even bang voor waren. We moeten nu snel terug naar Hilversum om het materiaal te spotten en te monteren tot een programma van vijfentwintig minuten. De tijdsdruk is groot, want bij wijze van spreken moet ‘In de file’ straks in de vooravond de zender op.

Tijdens het pitchen bij de omroepen heeft het format het niet gehaald. Jammer, maar het zou ook een erg arbeidsintensief programma zijn geweest voor ons om iedere werkdag te maken.

Pinkenstal

Iedere keer als ik in de buurt van een nieuwbouwproject kom, prikkelt de geur van vers beton een jeugdherinnering. Mijn vader besluit een nieuwe pinkenstal te laten bouwen. Hij wil niet meer elke dag de mest van zijn koeien met een kruiwagen naar de mesthoop brengen. Met het bouwen van een gierput neemt hij zichzelf veel werk uit handen. Het bouwen zal ook gestimuleerd zijn doordat de mestwetten voor de zoveelste keer veranderen.

Boven de gierkelder is er ruimte voor het jongvee, de pinken die op betonnen roosters hun eigen stront de put in kunnen trappen. Mijn vader kan vanuit de koeienstal met een schuif gier en stront redelijk gemakkelijk de kelder inschuiven. Als de put vol is komt een andere boer die een giertank heeft en hij verspreidt het bruine goud dan over het land.

Jonge bouwvakkers

Voor het eerst gaat mijn vader niet in zee met de vertrouwde aannemer waarmee ook de andere stallen zijn gebouwd en de aanbouw van het woonhuis. Nee, in de weekenden en avonduren verschijnen er twee jonge bouwvakkers die deze klus gaan klaren.

Ik mag ze helpen met hand-en-spandiensten en dat vind ik machtig interessant. Ze spreken tot mijn verbeelding. Ik denk dat ze zo’n tien jaar ouder zijn. De een heeft blonde krullen en de ander heeft zijn zwarte haar kort geknipt. Je zou op het eerste gezicht niet zeggen dat het broers zijn, maar het is wel zo.  

Eerst wordt de grond naast de koeienstal uitgegraven om een diepe put te creëren. Vandaaruit reist de nieuwe pinkenstal langzaam op uit de aarde. Elke week een stukje verder. De put bouwen ze met grote witte steenblokken, alles boven de grond met rode bakstenen. De cementmolen draait continue en ik mag helpen bij het mengen. Van de steiger klinkt het geluid van troffels, het tikken van bakstenen die op maat geslagen worden. Ik voer de stenen aan met een kruiwagen en plaats ze op de steiger, terwijl de jongens gehuld in stof en zweet de bakstenen in de verse specie voegen. De brokstukken die vallen, raap ik op.

Het is leuk om te doen, ieder weekend weer. Het verzamelen van de leeggeschudde kalkzakken, het slepen en sjouwen, het in de grondverf zetten van het houtwerk dat gebruikt gaat worden voor de deuren en dakbalken. Ik ben trots op mijn ruw geworden handen.

Grappen en grollen

Het is een klus die een paar maanden in beslag neemt. Tijdens de bouwwerkzaamheden zijn er over en weer allerlei grappen en grollen, als een stel kwajongens. Bij het storten van de betonvloer dagen ze me uit: wie kan het verst in het verse beton plassen? Ik denk eerst nog dat ze een grapje maken, maar als de eerste zijn gulp opent en een krachtige straal loslaat, weet ik dat het menens is. Ik haal diep adem, overwin mijn verlegenheid en laat ook mijn broek zakken. Van de opwinding produceer ik de minst verre straal op de nog natte vloer. De blonde broer wint. Hij knipoogt, dit is onze geheime handtekening.

Een andere keer als de plagerijen weer niet van de lucht zijn, pakt de zwartharige me onverwachts met een ondeugende grijns op en hangt me boven de gierput. Mijn benen bungelen vervaarlijk boven de diepte. Ik vertrouw maar op zijn sterke armspieren, maar ben wel opgelucht als hij me uiteindelijk weer op de grond neerzet. Ik zal er op de een of andere manier wel om gevraagd hebben…

Het zal niet met het wildplassen te maken hebben, maar de gierput blijkt niet waterdicht te zijn, wat natuurlijk wel noodzakelijk is om de mest binnen te houden. Allerlei methoden worden toegepast om de wanden dicht te smeren, totdat er eindelijk geen water meer op de bodem ligt.

In de herfst is de stal klaar. Terwijl de pinken hun nieuwe onderkomen betreden, hangt de geur van vers beton nog in de lucht, doordrenkt met herinneringen aan het fascinerende bouwduo.

 

Rietveld Schröderhuis

Bladeren door een VT-wonen magazine of programma’s als ‘Droomhuis op het platteland’ of ieder ander metamorfose- of verbouwingsprogramma vind ik fijn om te kijken. Het is een soort droog dromen over de mogelijke herinrichting van je woning die dan ook nog eens op een idyllische plaats staat.

Rondleiding

Als zich de gelegenheid voordoet om een rondleiding te krijgen in het Rietveld Schröderhuis in Utrecht, grijp ik die met beide handen aan. Een zonnige zondagmiddag, ideaal weer voor het bewonderen van de lichtinval in deze bijzondere hoekwoning aan de Prins Hendriklaan. Het huis is precies honderd jaar oud. De huizen in de straat zijn uit dezelfde periode maar zien er met hun bakstenen toch ouder en minder modern uit.

Truus Schröder vraagt de meubelontwerper Gerrit Rietveld of hij haar nieuwe woonhuis wil ontwerpen. De moeder van drie kinderen is net weduwe geworden en wil een huis dat helemaal voldoet aan haar eigenzinnige woonideeën. Schröder weet precies wat ze wil: soberheid en léven in plaats van geleefd worden.

Samen ontwerpen ze het huis. Hun uitgangspunt vormt daarbij de eerste verdieping waar je een prachtig uitzicht hebt over het polderlandschap. In 1924 is het huis letterlijk aan de rand van Utrecht gebouwd. Helaas is de polder inmiddels volgebouwd en loopt er zelfs een luidruchtige vierbaansweg langs.

Gekleurde sloffen

Bij de voordeur krijg ik sloffen aangeboden om de inrichting te beschermen, je mag niks aanraken. De keuze bestaat bijpassend uit blauw, rood of geel. Op de begane grond is de keuken, de ouderlijke slaapkamer, het atelier van Rietveld, studiekamer, en de kamer voor het dienstmeisje. Deze ligt aan de schaduwkant, daarom zijn haar muren als enige geel geschilderd. Het huis is van alle gemakken voorzien. Elke kamer heeft stromend water, elektriciteit en centrale verwarming door een ingenieus buizensysteem dat men daarvoor alleen in fabrieken gebruikte.

Het Rietveld Schröderhuis is het architectonische hoogstandje van De Stijl, een kunststroming. Kenmerkend zijn de vloeiende overgangen tussen binnen en buiten en de strakke horizontale en verticale lijnen. En natuurlijk het gebruik van alleen primaire kleuren, naast wit, grijs en zwart.

Rietveld wil de ruimte in en om het huis optimaal gebruiken. Overal verwerkt hij de drie dimensies: hoogte, breedte en diepte. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de lampen in het huis. Eén buislamp loopt verticaal, een tweede buislamp loopt horizontaal van links naar rechts, en een derde buislamp horizontaal van voor naar achter. Op deze manier worden de drie dimensies benadrukt.

Het huis straalt ruimte, eenvoud en functionaliteit uit, ondanks de medebezoekers die er met hun audiogids rondlopen, waaronder de spreekwoordelijk fotograferende Japanners.

Bovenverdieping

Als ik beneden gezien heb vraag ik me af hoe ik boven kom. Afwachtend sluit ik aan bij de rij in de hal. De trap naar boven zit verborgen achter een schuifdeur. Boven is de woonkamer, toilet en badkamer, een slaapkamer voor de zoon en een slaapkamer voor de meiden. Het meest onder de indruk ben ik van de transformatie waarbij je door allerlei panelen te verschuiven van de verschillende kamers overdag een grote open ruimte kan maken. In de avond schuif je alle muren weer terug voor meer privacy. Erg praktisch en slim bedacht. Er is veel licht door de ruime ramen, die je met luiken kan verduisteren. Deze luiken zijn bijna onzichtbaar in het interieur weggewerkt.

Truus Schröder woont tot haar dood (1985) in het huis. Eerst met haar drie kinderen, later met Gerrit Rietveld samen, nadat zijn vrouw is overleden.

Prikkeling der zinnen

De rondleiding is echt een ervaring, Ik zou er wel kunnen wonen. Het prikkelt mijn zinnen. Ik houd wel van strak en industrieel, van een minimalistische inrichting. Dit staat natuurlijk in schril contrast met mijn huidige flat met de vele boekenwanden door het hele huis (lekker stoffig en absoluut niet minimaal of strak) en de wilde plantengroei. Stapeltjes kranten en tijdschriften en kleding over de openstaande deur gedrapeerd. Maar ja, je moet wat te dromen hebben, zoals een cottage aan een meer, of een ultramodern appartement boven in een torenflat met een riant uitzicht over de verlichte stad.

Hangende mannen

Ik heb een zwak voor ‘hangende mannen’: Jezus, Tarzan en Epke. Als kunstcurator zou ik een internationale tentoonstelling samenstellen met dat thema mocht ik die kans krijgen. Het idee is ooit gerijpt in mijn brein. Een bezoek aan de beeldentuin op landgoed Anningahof bij Zwolle – enkele jaren geleden – zal daar zeker aan hebben bijgedragen. Daar zie ik tussen het tierende onkruid een kunstwerk van Tom Claassen met die titel. Links achter in de tuin hangen zes mannen van hout verdeeld over twee balkenconstructies te bungelen in de wind. Claassen is een Nederlandse beeldhouwer die bekend staat om zijn speelse en vaak minimalistische sculpturen. Zijn werk verkent de relatie tussen menselijke vormen en abstractie.

David Cerny

In Praag hangt in de Husovastraat een kunstwerk van de Tsjech David Cerny. Eerst heb ik het niet in de gaten, je moet echt omhoogkijken. ‘Man Hanging Out’ is een levensgrote bronzen sculptuur van een man die aan een stalen paal hangt. Hij heeft een puntig baardje en een brilletje – het is duidelijk, dit is Sigmund Freud. Cerny die het kunstwerk maakte vlak voor de eeuwwisseling, stelt hiermee de vraag: welke rol is er weggelegd voor intellectuelen in het nieuwe millennium?

Michaël Borremans

Nog een ander voorbeeld is ‘The Swing’ van de Belgische kunstenaar Michaël Borremans. Dit schilderij toont een man die aan een touw hangt, terwijl hij op een schommelachtig apparaat lijkt te zitten. Het beeld roept een gevoel van beklemming en ongemak op. De man zweeft tussen realiteit en verbeelding en zijn positie kan worden gezien als een metafoor voor de fragiliteit van het menselijk bestaan.

Er zijn meerdere zalen met verschillende genres uit de kunstgeschiedenis te vullen met afbeeldingen van ‘hangende mannen’. Ik denk aan een zaal met christelijke kunst waarin Jezus aan het kruis een centrale rol speelt. Terwijl je in een andere ruimte kunt kijken naar een fotoreeks of video-installatie uit de sportwereld. Daar hangen immers veel atleten aan de rekstok of ringen. En Marcel Duchamps, ja die van het urinoir, heeft me geleerd dat alles kunst kan zijn.

Een krachtig symbool

Hangende mannen kunnen symbool staan voor verschillende concepten, zoals machteloosheid, existentiële crisis, sociale kwesties, of zelfs spirituele betekenissen. Sommige kunstenaars gebruiken het beeld van een hangende man als een krachtig symbool van menselijk lijden, opoffering, trauma of politieke onderdrukking. Anderen als een uitdrukking van persoonlijke worstelingen, zoals depressie, angst of vervreemding. Het beeld van een hangende man is ook een commentaar op de condition humaine, waarbij het de fragiliteit en vergankelijkheid van het menselijk bestaan benadrukt.

Reflectie

Het belang van hangende mannen in de hedendaagse kunst kan worden gezien als een reflectie van de complexiteit van menselijke emoties, ervaringen en sociale en politieke kwesties. Het roept vragen op over identiteit, macht, kwetsbaarheid en de zoektocht naar betekenis in een steeds veranderende wereld.

Het is deze veelzijdigheid van interpretaties die hangende mannen in de kunst zo intrigerend maakt. Ze nodigen uit tot reflectie, dialoog en introspectie, en herinneren ons eraan dat kunst niet alleen bedoeld is om te worden bewonderd, maar ook om te worden geïnterpreteerd en betwist.

Voor het samenstellen van zo’n tentoonstelling zijn er veel mogelijkheden. Er wordt meer ‘gehangen’ in de kunst dan je in eerste instantie denkt, maar als je er op gaat letten, zie je diverse voorbeelden. Dan kan je zomaar de vervormde kleerhanger van Ai WeiWei ontdekken, die toepasselijk ‘Hanging Man’ heet.

Zomerhit

Bij ons thuis hebben we een Philips transistorradio. Een redelijk compact apparaat en vanwege de batterijen overal mee naartoe te nemen. In de tijd dat we nog achter de boerderij in een noodwoning wonen erg handig, want daar is geen elektriciteit. Tijdens het middageten luisteren we naar de Mededelingen voor Land- en Tuinbouw en mijn vader is natuurlijk geïnteresseerd in het weer. Al kan hij naar de lucht kijkend zelf ook een aardige voorspelling doen.

Popmuziek

Zo rond mijn dertiende ontdek ik Hilversum 3. Ik krijg oor voor popmuziek. Dat is niet verwonderlijk want je muzieksmaak vormt zich in de puberteit als je jezelf ontwikkelt en vaak nieuwe vrienden maakt. De muzieksmaak die je in die periode ontwikkelt is de kern van wat bij de meeste mensen een leven lang aanhoudt. In de puberteit is muziek ook het belangrijkst: je wordt voor het eerst verliefd, je wordt voor het eerst in de steek gelaten, mensen zijn gemeen tegen je, je gaat uit, je hebt lol met vrienden, je gaat roken en/of experimenteren met drugs. Al die dingen worden bezongen in de populaire muziek.

Hitparade

Met name de laatste zaken zijn nog een brug te ver voor mij, maar in 1974 begin ik me te interesseren voor de hitparade. Het is de tijd van de soul en discomuziek. In de Drents- en Asser Courant staat de Nederlandse Top 30 afgedrukt, ook wel de Daverende Dertig genoemd, die elke vrijdagmiddag op Hilversum 3 wordt uitgezonden, tussen vier en zes uur. Ik knip ze allemaal uit en plak ze in een plakboek. Het is ‘serious business’ want als de krant al bij het oud papier ligt en ik de hitlijst er nog niet heb uitgeknipt of mijn moeder juist dat deel voor het aardappelschillen heeft gebruikt, is de wereld te klein.

Als ik naar de middelbare school in Assen ga, maak ik elke donderdagmiddag een omweg naar de binnenstad om bij warenhuis Vanderveen op de muziekafdeling een gedrukt exemplaar van de Top 40 op te halen. De mooie folders op glimmend papier worden allemaal keurig in de plakboeken verzameld. Een hobby is geboren en daarmee mijn fascinatie voor lijstjes en puntentellingen. Dit heb ik jarenlang volgehouden.

Eigen top 100

Naast het inplakken van de hitparade hou ik de score van de nummers bij zodat ik aan het einde van het jaar een eigen top met de honderd bestverkochte singles kan samenstellen. Het werkt als volgt: elke notering krijgt punten, een nummer 1 positie levert in het geval van de Top 40 veertig punten op, plek 39 twee punten. Alle noteringen van een artiest worden bij elkaar opgeteld en op grond van het hoogste aantal punten wordt de classificering gemaakt. Eindigt een single op een ex aequo dan kijk ik naar het aantal weken dat de plaat in de hitlijst heeft gestaan en als dat gelijk is naar de hoogste notering.

Ik start met deze verzameling precies vijftig jaar geleden, in 1974. Het jaar van Mud, een Britse glamrockband met tophits als Dyna-mite https://youtu.be/fQTvsM9_Vck, Tiger Feet, The cat crept in en Rocket. En die andere teenybopperband The Rubettes met Sugar baby love https://youtu.be/gL5vf6id8lU. Ook de Amerikaanse meidengroep The Three Degrees doet het goed: Dirty ol’ man, When will I see you again en Year of the decision.

Rock your baby

Maar de grote zomerhit is Rock your baby van George McCrae, een Amerikaanse discozanger https://youtu.be/gutE8I0Tk3E. Tijdens de zomer staat het nummer zeven weken lang bovenaan in de Top 40. De song is de zanger min of meer in de schoot geworpen, want de schrijvers Harry Wayne Casey (KC) en Richard Finch van de toen nog onbekende KC & the Sunshine Band willen het zelf niet opnemen, omdat het lied te hoog is voor KC’s stem. Omdat George McCrae toevallig in de studio is zingt hij de demo in. De rest is popgeschiedenis. Wereldwijd is het een grote discohit. In ons land heeft hij daarna nog een bescheiden hitje met I can’t leave you alone. Daarna is het stil rondom de artiest die tegenwoordig in Nederland woont.

Rock your baby staat met de meeste punten bovenaan in mijn hitoverzicht van 1974. Dus naast een knallende zomerhit is het de beste single van dat jaar.

Bij de ‘grote opruiming’ zijn alle plakboeken weggegooid. Het is jammer dat je er niet meer doorheen kunt bladeren. Natuurlijk alles is terug te vinden op internet, maar dit was mijn persoonlijke verzameling. Ook frons ik even mijn wenkbrauwen als ik onlangs in het AD lees dat een verzamelaar van de Top 40 duizend euro biedt voor een exemplaar uit 1965. Wat heb ik weggegooid?

 

IJsje eten

Soms komen bepaalde beelden binnen. Ik ben op weg naar de boekhandel in het centrum. Op het muurtje naast het terras zit een man van mijn leeftijd. Naast zijn benen een zwarte rolstoel met daarin een oudere vrouw. Misschien zijn moeder. De zon schijnt, ze eten een ijsje. Tenminste hij likt aan het hoorntje, zij is aan het knoeien. Vanuit haar vermoeide hand druipt het ijs op haar lichte broek. Ze merkt het niet. Hij let er ook niet op, gaat helemaal op in zijn koude verkwikking. Zij heeft een wit hoedje op ter bescherming tegen de zon. Eronderuit piept grijs, dun haar.

Autoritje

Voor mij een bekend tafereel van een aantal jaren terug. Zondagmiddag, een zomerse dag. Op bezoek bij mijn moeder in Assen. We gaan zo een autoritje maken. Voordat we buiten zijn hebben we een heel traject af te leggen. Voor de zekerheid eerst plassen. Mijn moeder wil ondanks haar handicap zoveel mogelijk zelf doen. Dat juich ik toe, maar het kost wel tijd. Ik neem nog maar even de tv-gids door, benieuwd wat er later die dag op de televisie zal zijn. Ik hoor orthopedische schoenen op het zeil knierpen, gevolgd door een lichte plof. Bekende geluiden, ik maak me geen zorgen.

Als de rolstoelvriendelijke deur vele minuten later openzwaait leg ik de gids weg. Zoek vest, muts en zonnebril bij elkaar en doe ze in haar vrolijke rood-roze tas. ‘Hebben we alles?’

We lopen door de lange gang van het verzorgingshuis naar de lift. Ik achter de rolstoel. Mijn moeder stept met haar goede voet mee. We drukken op het neerknopje en wachten tot de deur opengaat om naar beneden af te dalen. Op het parkeerterrein zet ik de auto zo neer dat mijn moeder makkelijk over te hevelen is van rol- naar autostoel. Ik geef haar het idee dat ze zelf instapt, maar met een subtiel duwtje zorg ik ervoor dat het goed gaat. Achterbank neerklappen, rolstoel demonteren en alles in de auto leggen, als laatste de beide voetsteunen.

Geboorteplek terugzien

Ik start de auto. ‘Waar wil je naartoe?’

‘Ik wil nog wel iens op de wieke kieken,’ zegt ze.

Een goed idee. Het is altijd fijn om je geboorteplek terug te zien. We rijden over Witten, dat is mooier dan rechttoe rechtaan langs de Drentse Hoofdvaart. We zeggen niet veel. Zelfs mijn moeder is stil voor haar doen.

Op de Grietmanswijk is er veel veranderd, ook daar heeft de tijd niet stil gestaan. De bomen zijn groter geworden waardoor de weg smaller lijkt. Maar die is juist verbreed omdat er druk verkeer is vanwege de af-en aanrijdende vrachtwagens met zand van een afgraving. Hoge zandbulten steken boven het verder vlakke landschap uit.

Een flauw zonnetje breekt door. Ik doe beide zonnekleppen naar beneden. Mijn moeder zoekt in haar tas naar de zonnebril.

We zijn bij de boerderij en ik rij langzaam zodat we even goed kunnen kijken. De baanderdeur van de schuur staat open, het is nu een stalling voor caravans. De grote kastanjebomen zijn weg, waardoor het woonhuis kaal en klein lijkt. Ook de verdwenen groen-witte luiken rondom de ramen werken mee aan die illusie. Het transformatorhuisje, altijd verscholen in de struiken, staat er zielig bij.

Als we doorrijden zien we nieuwbouw op een onverwachte plek. Jongelui die hier een boerenbedrijf opbouwen? Veel mensen die er woonden zijn verhuisd of overleden. Slechts enkele buren wonen er nog. Vroeger woonde vanaf onze boerderij een rijtje Meintsen, allemaal familie van elkaar.

De weg loopt dood. Ik keer de auto. We memoreren nog de verdwenen witte schuur van mijn oom. Er rest nu een lege plek in het aardappelveld.

Een stoeterij?

Terug ter hoogte van onze oude boerderij minder ik opnieuw vaart. Er blijkt een drafweide, een rijbak voor paarden te zijn. Er staan hindernissen in het zand. Is er nu een stoeterij? In mijn gedachten loop ik over het erf, zie ik de koeien in de stal. Wat heb ik hier een voetstappen gezet. Ik zwerf door de boomgaard, niks meer van over. Wel is er een nieuwe aanbouw aan het huis gemaakt. Achter de donkere glazen van haar zonnebril is mijn moeder verdwaald in haar eigen herinneringen.

Terug in Assen hebben we zin in een ijsje. Tenminste ik wel. In het winkelcentrum bij het verzorgingshuis bestel ik twee hoorntjes citroenijs. En daar zitten we met zijn tweeën, met onze traktatie in de hand. Het beeld is bijna identiek…