De laatste dag van het jaar. Een jaar van op de centjes letten en hard bikkelen. Een jaar dat begon onder het coronajuk. Gelukkig hebben we dat voorlopig achter ons gelaten. Ik hoor wel allerlei mensen om me heen kuchen, maar dat zal een griepje zijn.
Na de hausse van Sinterklaas- en kerstinkopen is het nu gelukkig wat rustiger op het distributiecentrum. Ik hoop dat we vandaag eerder naar huis kunnen. Vandaag ben ik corveeër en dat is wel relaxt. Geen targets, geen koppeling aan een computer, ik kan mijn werkzaamheden zelf een beetje bepalen als alles aan het einde van de rit maar opgeruimd is: karton versneden en blauwe kratten ingeklapt, opgestapeld en weggebracht. Als de straten er optisch schoon uitzien is mijn taak volbracht.
Ik begin met het legen van de vuilnisbakken, zo kan ik meteen zien hoe alles er in de grote hal bijstaat. Zijn er genoeg dolly’s aan het begin en einde van de straten zodat de orderpickers daar de lege kratten op kunnen stapelen, staat er een gesealde trolley voor de kleine kartonnen doosjes? Als alles aangevuld en klaargezet is kan ik beginnen.
Even later komt een collega orderpicker voorbijvliegen, hij is klein van stuk en doet me denken aan Speedy Gonzales: go go amigo! Hij wil zijn dagscore verhogen en raast als een dolle door de straten. Waar haalt hij de energie vandaan? Ik word al moe als ik erna kijk. ‘Good morning, how are you?’ vraagt hij. We geven elkaar een boks. ‘Good man, lets keep it that way.’ Hij kijkt me verbaasd aan. Ik denk dat hij het Engels niet helemaal begrijpt. ‘Waar kom je oorspronkelijk vandaan?’ ‘Roemenië, maar dan in een van de drie Hongaarse enclaves in het land.’ Hij hoort dus bij het blik Hongaren dat de laatste maand is losgetrokken. Hij vertelt dat hij gymnast is geweest maar dat hij vanwege hartritmestoornissen moest stoppen. Dat verklaart zijn elastische en vlugge bewegingen. Hij is nu twee maanden in Nederland, het bevalt hem prima. Ik geef hem opnieuw een boks, want ik wil hem niet langer ophouden en daardoor zijn target in gevaar brengen. Hij gaat er als een hazewindhond vandoor.
De oudejaarsdag duurt lang.
‘Jan, melden bij de desk,’ hoor ik via de intercom na drie uur werken.
Ik moet pickkar 26 nemen en dus verder gaan met orderpicken. Net nu het een relaxte dag is en ik alle straten op orde heb. Dat is altijd zo. Op het computerscherm zijn de orders van 5000 naar 1400 teruggelopen en als ik mijn kar geladen heb met lege dozen en grijze kratjes en mijn ronde begin staat de teller op 940, dus vroeg naar huis zit er wel in vandaag. Op een gegeven moment staat de teller op 34. Hoelang kan het nog duren, want er zijn 26 pickers actief? Maar nee hoor, geen beweging bij de teamleider. Hij staat zelfs als een schoolmeester aan het einde van de pauze de mensen te manen dat ze op moeten schieten en naar de werkvloer moeten gaan, omdat de bel heeft geklonken. Doe een beetje relaxt, denk ik. Het is de laatste dag, het is niet superdruk, probeer een beetje een leuke sfeer te creëren.
Na de vierde pauze weet ik het zeker. Eerder naar huis zit er op oudejaarsdag niet in. Het digitale bord staat al een paar uur op zwart, het laatste wat ik zag was 4 orders. Maar iedereen is nog druk aan het picken en pakken.
Om half vijf gaat eindelijk de bel en kan ik de kar uitloggen.
‘Ik zou nu wel wat bubbels lusten,’ zegt een collega bij het opbergen van de scanner in het kastje.
Ik ben er ook wel aan toe. Ik had geen uitgebreide borrel verwacht maar als iemand de gehele dag door in een intercom brult, kun je vijf minuten voor het einde wel iedereen even een goede jaarwisseling wensen en zeggen dat we met z’n allen hard hebben gewerkt het afgelopen jaar. Het zou een klein gebaar zijn geweest, iets van groepsgevoel, iets vriendelijks. Boos tik ik mijn nummer in bij het uitklokken en zie mijn naam verschijnen. Het werkjaar zit er op! Ik mag naar huis!