Een tropische zondag in Berlijn, juni 2011. Die Tagesschau meldt dat het vandaag 31 graden zal worden. Begin deze week ben ik met de trein in de Duitse hoofdstad aangekomen. Het is een goed weerzien, ik ben hier na de val van de muur niet meer geweest. In de jaren ’80 ging ik er vaak liftend naartoe en overnachtte ik in een kraakpand in Kreuzberg. Nu logeer ik in een luxe appartement in Schöneberg.
De klokken van de Apostel Paulus Kirche luiden achtmaal. Tijd om op te staan. Meteen parelt het zweet op mijn lijf. Vandaag maar veel de koelte van een museum zoeken of een schaduwrijk terras. Maar eerst een ontbijtje scoren. Op weg naar de bio-supermarkt die een corner heeft waar je je zojuist gekochte broodjes kunt nuttigen. Maar wat blijkt, voor de Duitsers is de zondagsrust nog heilig. Alle winkels zijn gesloten. Even is het blinde paniek. Wie had dit verwacht in zo’n wereldstad? Wat nu? Een kraampje een currywurst is mijn eerste gedachte. Maar gelukkig zijn er – naar later blijkt – voldoende plekken waar je tot diep in de middag kunt lunchen.
Rainer Fetting
Met de U-Bahn ga ik naar Hallescher Tor, vandaar loop ik van schaduwplek naar schaduwplek naar de Berlinische Galerie. Die is open dat heb ik toch maar even gecheckt. Ik volg de bordjes met spreuken van allerlei kunstenaars. ‘Kunst is vorm,’ zegt Joseph Buys. Binnen heeft de tentoonstelling van de Duitse kunstenaar Rainer Fetting me meteen stevig bij de ballen. Prachtig, zijn kleurrijke, expressieve schilderijen imponeren me. De maker is zeker weten ‘lid van de club’, dat kan niet anders. Het is mijn tweede grote ontdekking op deze zondag.
Ik vraag aan een suppoost of ik foto’s mag nemen. Helaas is dat verboden. Dan maak ik nog maar een extra rondje om zijn werk in me op te nemen. Ik blijf langer staan bij ‘Prinzenbad’, een tafereel van badende jongens. In het winkeltje van de galerie liggen vier kunstboeken over Fetting, maar ze zijn prijzig en zwaar. Ik neem me voor dat zodra ik terug in Nederland ben, ik een ervan zal bestellen.
Prinzenbad
De jongens in het Prinzenbad hebben me op een idee gebracht. Vlug haal ik in het appartement mijn zwemspullen en zoek met de tram het buitenbad op. Het is een enorm terrein met verschillende zwembaden. Het is er erg druk, zo genieten de Duitsers dus van hun zondagsrust. De badmeesters hebben fietsen en zelf een kleine tractor om toezicht te kunnen houden. Ik neem een duik in het banenbad, het water is verfrissend koud. Bravo, Berliner Bad Betrieb, dit is echt genieten! Opgeschoten jongens die wild voor me in het water springen worden door een blonde badmeester teruggefloten. De zon schijnt precies in mijn gezicht en ik moet oppassen dat ik in het felle tegenlicht niet in botsing kom met een passant.
Op de speelweide laat ik me opdrogen; niet te lang want de kans op verbranden is groot. Mijn oog valt op een atletische man die in een uiterst miniem speedootje langs de rand van het bad loopt. Op zijn billen prijkt het getal 10, om zijn nek hangt een zilveren schakelketting op zijn zongebruinde huid en hij heeft een kort getrimd baardje. Ik kan mijn ogen nauwelijks van hem afhouden.
Als ik later onder de douche sta komt nummer 10 onverwachts de lockerroom binnen. O my god, hij stroopt de speedo van zijn billen en gaat onder de waterstraal naast me staan. Zijn schaamhaar is ook keurig getrimd, verder is er geen haartje op borst, benen of oksel te bekennen. Zo glad als een eikel. Ik blijf nog maar even langer douchen. Het is een genot om naar hem te kijken, maar dat weet hij zelf ook dondersgoed. De derde verrassing!
Das Neues Ufer
’s Avonds ga ik naar een Schwul buurtkroegje, Das Neues Ufer. Ik neem plaats aan de toog en vraag om een klein biertje. ‘Normalerweise wollen die Leute hier ein Großes Exemplar.’ De (gay)toon is meteen gezet. We babbelen wat over Berlijn en de Duitse mannen, waarbij nummer 10 niet onvermeld blijft. Ook de Sonntagsruhe komt ter sprake. ‘Onder invloed van de socialisten die een vrije dag wilden instellen voor de werknemers, zodat ze in alle rust van hun gezin konden genieten is er meer dan honderd jaar geleden een wet ingesteld op de Sonntagsruhe,’ legt de barman uit. ‘De kerken steunden deze maatregel in de hoop dat de mensen op deze rustdag naar de kerk zouden gaan. En deze situatie zal voorlopig zeker niet veranderen,’ voegt hij eraan toe.
Het is niet druk in die Kneipe. ‘Möchten Sie zum Schluss noch einen Jägermeister?’ ‘Die Holländer mögen alles,’ antwoord ik. Terwijl hij al een beetje aan het afruimen is, geniet ik van het slaapmutsje. Bij het afscheid moet ik hem beloven dat ik er niet weer zo lang over zal doen voordat ik naar deze geweldige stad kom. Erewoord! #Berlijn