Blog

Monster van Loch Ness (2)

Bij een rondtocht door de Schotse Hooglanden is een bezoek aan Loch Ness toch wel verplicht. Het is het grootste meer van het Verenigd Koninkrijk met zo’n tachtig kilometer kustlijn. Het monster dat zich in het bijna tweehonderdvijftig meter diepe meer zou bevinden, houdt de mensen nog steeds bezig. al bijna een eeuw bezig. Het brengt veel toerisme, maar bestaat Nessie of is het gewoon een mooie omgeving om naartoe te gaan?

We melden ons bij het Loch Ness Centre in Drumnadrochit. Het is er wellicht vanwege een flauw zonnetje best druk. Je kan met een rondvaartboot zelf op zoek naar Nessie. We gaan met een groepje de uitdaging aan.

Opgewonden bezoeker

Terwijl we wachten op de boot komt er een opgewonden bezoeker binnen. In zijn hand houdt hij een videocamera. Uit de reuring merken we op dat de man zegt dat hij iets gefilmd heeft. Hij speelt de video af. Meer als een zwarte vlek is er niet te zien. Toch reageert de dame van het bezoekerscentrum serieus. ‘Bewoog het?’

‘Gedurende een fractie van een seconde leek het alsof het wiebelde.’

‘Wow,’ zegt de medewerkster, ‘fascinerend. Mogen we de video lenen dan gaan we het bestuderen.’

Rondvaart

Inmiddels is de rondvaartboot gearriveerd. We gaan opgetogen aan boord. Ik weet niet hoe recent die video is, maar het is dus mogelijk dat we straks iets gaan zien. We kijken elkaar aan, en schieten dan toch in de lach. Voor de zekerheid de fotocamera maar bij de hand houden!

De gids vertelt dat veel Schotten gefascineerd zijn door de geheimen die Loch Ness verbergt. Er wordt nog steeds massaal door vrijwilligers naar Nessie gezocht. Zonder succes tot nu toe, maar dat mag de pret niet drukken. Er zijn webcams rond het Loch opgesteld en de vrijwilligers kunnen lekker warm vanuit hun huis de monitoren in de gaten houden. Er is onderzoek gepleegd met sonarapparatuur en miniduikbootjes.’

O, dus de video van de man kan daarvan afkomstig zijn.

‘Meestal komen mensen met schimmige afbeeldingen,’ vertelt de gids. ‘Het is begonnen met een vage foto die is gemaakt door de uitbater van het hotel waarin nu het Loch Ness Centre is gevestigd. Sindsdien houdt het de gemoederen bezig. Alle Schotten zijn opgegroeid met verhalen over geesten en monsters. De legende maakt deel uit van hun rijke historie.’

Nep

De meest beroemde afbeelding hebben we in het centrum gezien. Een foto van een zwemmende dinosaurus.

‘De fotograaf, chirurg Christian Spurling, gaf pas op zijn sterfbed toe dat het allemaal nep was.’

De lucht betrekt als we midden op het meer zijn. Er hangt zelfs een grauwsluier over het troebele en donkere water. Nessie laat zich vandaag niet zien. De mythe blijft in stand.

De gids noemt het ‘de wraak van Nessie’. ‘Wellicht zit het monster vandaag in Loch Mora, want via onderaardse grotten kan Nessie naar dat meer zwemmen.’

Tja, zo lust ik er nog wel eentje. Een fraaie truc om de toeristen ook naar dat meer te lokken. Daar trappen we niet in. Genoeg monsters voor vandaag. Het is een leuke, opwindende trip en we zijn lekker uitgewaaid. We kunnen de verleiding weerstaan om een pluchen Nessie en andere prullaria mee te nemen. Met frisse gedachten zetten we onze eindejaarsreis door Schotland voort.

Schotse kerst (1)

Kerst is het familiefeest bij uitstek, maar het is fijn om die traditie te doorbreken en het eens anders te vieren. Bijvoorbeeld door naar Schotland te gaan. Groene valleien die bergen doorsnijden. Kastelen die weerkaatsen in veenkleurige meren. Doedelzakspelers in kilts. De relaxte sfeer in de pubs met de meest heerlijke single malt whisky’s.

Edinburgh

Een goede vriendin is geëmigreerd naar Ierland en we besluiten elkaar te treffen in het land dat tussen ons in ligt. Een paar dagen voor kerst hebben we een rendez-vous in Edinburgh. We logeren in de Old Town en blijven er een paar dagen om de stad te verkennen. We bezoeken Edinburgh Castle dat is gebouwd op een dode vulkaan. Je hebt als je eenmaal boven bent een prachtig uitzicht over Edinburgh. De zwarte scheepskanonnen die uit de muren steken zijn nooit afgeschoten. Wel is daar het kanon te zien (en te horen) dat elke dag om één uur weerklinkt in de gehele stad.

Daarna dalen we weer af via de uitgesleten keien van de Royal Mile met haar historische gebouwen, versierd met Korinthische zuilen en doorkruist met smalle steegjes. Je waant je even in de middeleeuwen.

Huurauto

Op eerste kerstdag vertrekken we met een huurauto naar de Highlands. We krijgen een cadeautje. Zodra we de stad achter ons laten, begint het te sneeuwen en worden we getrakteerd op een winterlandschap waar menig kerstkaart een spreekwoordelijke moord voor zou doen. Het is wel oppassen, links rijden is al een handicap en dan ook nog opkomende gladheid, maar we hebben vakantie, dus tijd. We hoeven niks.

In het hoge noorden logeren we in een hostel in Inverness. ’s Avonds nuttigen we in de gezamenlijke huiskamer ons eigen klaargemaakte kerstdiner. We leggen Christmas crackers naast de borden. Dat zijn net als toffees ingepakte kartonnen kokers. Je trekt elk aan één kant van de cracker en met een feestelijke knal komt een papieren feesthoedje tevoorschijn. Degene die het langste deel in zijn hand heeft mag het hoedje om het hoofd draperen en de wensspreuk die erbij zit, hardop voorlezen.

Er zijn niet veel gasten en ze kijken eigenlijk niet vreemd op van die toeristen die hun kersttraditie hebben overgenomen. De spreuken variëren van ‘Laat de magie van kerst je hart verwarmen’, ‘ Samen zijn is het mooiste geschenk’ tot ‘Sneeuwvlokken zijn kussen uit de hemel’. Hoe toepasselijk!

David Gray

Het is fijn om weer een aantal dagen op te trekken met je beste mattie en bij te kunnen kletsen. We sluiten de avond af met een Schotse single malt, die we bij het knapperend haardvuur drinken. De subtiele zoete smaak van de Glenmorangie is als nectar voor de goden. Het prikkelt tong en slokdarm. De eigenaar van het hostel heeft inmiddels een gevoelige muziek opgezet. ‘White Ladder’ van David Gray. Een prachtige cd die ik altijd met onze Schotse reis zal associëren.

Sail away with me honey

I put my heart in your hands

Sail away with me

What will be will be

Later die week beklimmen we de hoogste berg van Schotland in de buurt van Fort William. De Ben Navis is 1344 meter hoog. De omstandigheden zijn niet ideaal. Hoe hoger we komen, hoe gladder de steenslag is. En hoe meer de wind ons om de oren waait. Gelukkig zijn we warm gekleed en hebben we goede bergschoenen aan. Maar de fysieke inspanning is het prachtige panorama zeker waard en natuurlijk ligt er ook verse sneeuw. Weer een mooie kerstkaart! (wordt vervolgd)

Onder je huid

Zo aan het einde van het jaar krijg je de vraag allerlei lijstjes in te vullen. Voor de Top 2000, voor het beste boek, voorstelling of serie. Over de beste film hoef ik niet lang na te denken. Soms heb je van die filmvoorstellingen die je meerdere malen wilt zien, die je omverblazen, die onder je huid gaan zitten of waar je in mijn geval onbedaarlijk om moet huilen.

‘All of us strangers’ van Andrew Haigh is zo’n film. https://youtu.be/O97iSjvqBlY Adam (Andrew Scott) is een scriptschrijver die een eenzaam bestaan leidt in een Londens flatgebouw dat vrijwel volledig uitgestorven lijkt. Op een avond staat een jonge man bij Adam voor de deur die zich voorstelt als Harry (Paul Mescal). Duidelijk dronken vraagt hij of Adam een borrel met hem wil drinken. Maar Adam weigert en sluit de deur… Een weigering waarin overduidelijk gewoonte schuilt. Adam lijkt zich te hebben aangewend toenaderingen af te wijzen en de muren rond zich op te trekken.

Ouderlijk huis

Als research voor een semi-autobiografisch script besluit Adam zijn ouderlijk huis te bezoeken en treft daar zijn vader en moeder (Jamie Bell en Claire Foy). Wat niet ongewoon zou zijn, ware het niet dat zijn ouders omkwamen bij een auto-ongeluk toen Adam twaalf was. De ouders die hem liefdevol verwelkomen zijn zo oud als ze toen waren, Adam is ze inmiddels in leeftijd voorbij. Ze zijn nieuwsgierig hoe het met hem gaat. Mondjesmaat vertelt Adam een en ander, dat hij in Londen woont en schrijver is. ‘Zei ik het niet!’ roept zijn vader. Zijn moeder: ‘Je was altijd al een gevoelige jongen.’

Bij terugkomst in London ontmoet hij Harry weer en nu roken ze samen een joint. De mannen kussen met elkaar, eerst stuntelig daarna vurig. ‘Ik ben vergeten dat ik tijdens het vrijen moet blijven ademen,’ zegt Adam.

Bij Adams volgende bezoek aan zijn ouderlijk huis is alleen zijn moeder thuis. Het regent en zij wil dat hij zijn kleren uittrekt om ze in de droger te doen. Aan de keukentafel vraagt ze of hij een vriendin heeft -ze weet precies hoe die eruit zal zien- maar Adam vertelt schoorvoetend dat hij gay is. Ze heeft met hem te doen, want zijn moeder kijkt vanuit de jaren ‘80 (midden in de aidsepidemie) tegen homoseksualiteit aan. ‘Ben je dan niet eenzaam? Aids is zo’n vreselijke ziekte.’ Adam pareert dat het nu allemaal anders is.

Tegelijk met die bezoekjes aan zijn ouders, ontvouwt zich voorzichtig een relatie tussen Adam en Harry. Het is dankzij de jeugdige en zachtaardige Harry dat Adam zich weer leert open te stellen. Mooi hoe die beide verhaallijnen naast elkaar lopen, elkaar voeden en spiegelen.

Knuffel

Bij een volgend bezoek komt Adam ook bij zijn vader uit de kast. De vader die wel zo zijn vermoedens had maar die niet durfde uit te spreken – zijn zoon een watje – merkte wel dat de kleine Adam na schooltijd altijd op zijn kamer zat te huilen omdat hij gepest werd. ‘Waarom kwam je nooit vragen hoe het met me ging?’ vraagt de volwassen Adam.

Vader biedt zijn verontschuldiging aan en vraagt of het goed is dat hij hem een flinke knuffel mag geven. Dat is het moment waarop de tranen in en buiten de film beginnen te vloeien.

Het weerzien met zijn ouders biedt Adam de kans de gesprekken te voeren waar hij nooit de kans voor had. Toch beslissen zijn ouders dat dit de laatste keer is geweest dat Adam op bezoek komt, dit kan zo niet langer doorgaan. Ter afsluiting brengen ze met zijn drieën een bezoek aan het favoriete restaurant van Adam, die een familiediner besteld. ‘Dat is wel erg veel,’ zegt de serveerster als ze Adam alleen aan tafel ziet zitten.

Pa en ma vertellen daar dat ze van hun zoon houden en dat ze hem alle geluk met Harry wensen. ‘Zorg goed voor hem,’ zegt z’n moeder, ‘want hij heeft zo’n verdrietige blik.’

Dit is voor mij het aangrijpende deel van de film, want je wilt als kind dat je ouders je bevestigen in je zijn, je onvoorwaardelijk liefhebben en je het beste wensen. Die belofte krijgt Adam alsnog postuum in zijn verbeelding. Hoe bevrijdend is dat!

Boodschappen doen

Met al die feestdagen moet er flink geshopt worden. Steeds vaker zie ik ze bij mij in de straat, de bezorgdiensten van AH, Picnic, Ekoplaza of Hello Fresh. En dan denk ik: o ja, zo kan het boodschappen doen ook. Niet door een drukke supermarkt te hoeven banjeren, niet lang voor de kassa moeten wachten, maar lekker gemakkelijk van uit je luie stoel je boodschappen bestellen met een druk op de knop.

Het is hip. Zeker in de coronatijd heeft het een vlucht genomen, vooral de flitsbezorgers die ’s avonds laat nog een flesje wijn aan de deur kwamen brengen met een snack erbij. Die trend is wel een beetje op z’n retour, een enkele flitsbezorger wist het hoofd boven water te houden.

Je boodschappen thuis laten bezorgen is handig, maar ik ken de wereld en de werkdruk die er achter bestellen via internet schuilgaat, dus uit de grond van mijn hart zeg ik: denk er nog eens over na, voordat u voor het bezorggemak kiest.

Kruidenier

Nu ik erover nadenk, besef ik dat mijn moeder de boodschappen ook thuis bezorgd kreeg. Dat was in de jaren ‘50 en ‘60. Wekelijks kwam de kruidenier, in dit geval Harwig, het boodschappenboekje ophalen dat mijn moeder de avond ervoor keurig had ingevuld en de volgende dag stond hij met de dozen vol gevraagde levensmiddelen op de stoep. Samen namen ze aan de keukentafel het lijstje door of alle artikelen juist en geleverd waren. Daarna werd er contant afgerekend. Ik zag er altijd naar uit, want meestal zat er wel een verdwaalde koetjesreep tussen voor de kinderen. Een slimme vorm van klantenbinding.

Dus boodschappen doen is trendgevoelig. Ik heb nog net een staartje van de oude kruidenierswinkels meegemaakt, waarbij alles nog in zakken en bakken zat, en je meel of suiker moest laten afwegen en in een papieren zak meekreeg naar huis.

Zelfbediening

Maar ik groeide op met de zelfbediening: de klanten konden alles zelf pakken en afrekenen aan de kassa. Ik heb de ontwikkeling van de kleine buurtsuper naar de supermarkten meegemaakt. Deze supermarkten werden ketens en steeds groter. Ik weet nog dat in Assen in het nieuwe winkelcentrum de Miro opende, een hypersupermarktexperiment. Man, ik keek mijn ogen uit wat daar allemaal te koop lag. Hoeveel verschillende merken van hetzelfde artikel. Alles voor het hele hebben en huishouden onder een groot dak.

Daarna kwamen de Duitse winkelketens zoals Aldi en Lidl die de artikelen als bulk in de schappen of op pallets legden en de klant zocht het zelf maar uit. Het was even wennen aan de sobere inrichting maar het voordeel was wel dat het echte prijsvechters waren (en we blijven zuinige Hollanders). Maar ongemerkt zijn deze ketens naar orde in de schappen en rijen gegaan en boden ze ook A-merken (zij het beperkt). Met de komst van zelfscankassa’s verdween zelfs het bekende praatje met de kassière.

Het doen boodschappen is continu aan veranderingen onderhevig. En het is grappig te constateren dat ze ook een beetje teruggrijpen op de ‘oude bezorgdiensten’ van de kruidenier.

Een plotselinge gast

Ben je lekker aan het werk, de puntjes op de i zetten van de teksten in de wintercatalogus voor de uitgeverij, vliegt er plotseling iets om je heen. Eerst denk ik dat het een grote mot is, die op het licht van de laptop is afgekomen, maar als het langs mijn hoofd scheert, heeft het best wel volume. Een vogeltje? Hoe komt die binnen? Alleen het bovenlicht in de keuken staat open.

Als het vliegende object na constant heen en weer fladderen tot rust is gekomen en zich aan de muur in de hal heeft vastgeklemd kom ik tot de ontdekking dat het een kleine vleermuis is. Hoe krijg ik die plotselinge gast weer veilig buiten?

Vierstappenplan

Ik speur op internet naar een methode om het beestje te verwijderen zonder dat ik gebeten word, want dat wil je niet – al dat gedoe om op vrijdagavond een tetanusprik te gaan halen bij de huisartsenpost.

Het advies is een vierstappenplan. Doe de deur dicht. Doe de verlichting uit. Zet alle ramen open. Wacht tot de vleermuis is verdwenen. Ik zet alles open wat open kan (oeps wat is het koud) en hoop dat de vleermuis uit eigen beweging weer naar buiten vliegt. Het duurt en het duurt, het wordt een spel van licht en donker, lichten uit en aan.

Steeds ga ik voorzichtig kijken in de gang, maar het beestje hangt lekker en is niet van plan om te gaan bewegen. Ik durf het niet aan te raken. Maar als mijn geduld op is, probeer ik met een oude krant de vleermuis in actie te krijgen. Na wat gepor begint het zenuwachtig te vliegen door de diverse ruimten, maar niet richting raam of open balkondeur. Ik duik om het te ontwijken, wat is de vleugelbreedte groot voor zo’n klein diertje. Het gefladder maakt me bang en ik ben blij als hij zich weer vasthecht in de gang. Even rust.

Wat kan ik verder doen? Lichten uit en wachten op de bank tot er beweging is. Hopen dat de luchtstroom de vleermuis inspireert om weer naar buiten te gaan. Het is inmiddels meer dan een uur later. Ik word er tureluurs van. Nog maar eens porren. Gelukkig begrijpt het beestje uiteindelijk mijn goede bedoeling en vliegt via het open raam naar het duister buiten.

Hè, hè, dat is gelukt. Meteen alles sluiten en de verwarming een paar graden hoger zetten. Ik probeer nog wat te werken, maar kan me moeilijk concentreren.

Verduurzamingsproject

Jaren later kijk ik op een avond uit het raam. Buiten staan twee mensen met een minuscuul kleine verrekijker naar onze flat te turen. Eerst denk ik het moet niet gekker worden, openlijke gluurders in de buurt! Als een van de twee zich omdraait zie ik dat er iets met ecologie op zijn T-shirt staat. Er gaat een lampje branden, dit zijn vleermuizenspotters.

We zitten midden in een verduurzamingsproject dat momenteel is stilgelegd omdat er vleermuizen in ons pand zitten. Ik heb op de bewonersvergadering twee jaar geleden gemeld dat we de aanwezigheid van deze zoogdieren eerst zouden moeten onderzoeken – zie mijn ervaring hierboven – maar het was tegen dovemansoren.

Nu mag de spouwmuur niet geïsoleerd worden voordat de beschermde beestjes weg zijn gevangen. Dus daarom staan er nu drie vleermuizenkasten – een soort alternatieve flitspalen – in verschillende kleuren op hoge palen om de kolonie weg te lokken uit hun schuilplaats. Pas als de vleermuizen de vervangende woonruimte hebben gevonden kunnen de werkzaamheden aan de spouwmuren worden hervat.

Eeuwelingen

Honderd jaar worden is een mijlpaal. Het heeft een magische aantrekkingskracht. Al eeuwenlang spint de mens verhalen rondom onsterfelijkheid: in het epos van Gilgamesj, dat in 2100 voor Christus is ontstaan, probeerde Gilgamesj het kruid van het eeuwige leven in handen te krijgen.

Blauwe zones

Erg oud worden is niet voor iedereen weggelegd, maar er zijn regio’s waar de bewoners meer dan gemiddeld de honderdjarige leeftijd bereiken. Ogliastra op Sardinië, Ikaria in Griekenland of Okinawa in Japan kennen veel eeuwelingen. Er is onderzoek gedaan naar het geheim van deze ‘blauwe zones’, maar de uitkomsten verschillen nogal. Elke zone heeft eigen kenmerken, waardoor je er geen algemene conclusies aan kunt verbinden. Op Ikaria drinken ze veel, in Ogliastra juist geen druppel.

Aan de Universiteit van Leiden zijn wetenschappers bezig met een lang-leven-studie. Daarvoor onderzoeken ze het DNA van families waarvan de leden heel oud worden. Het blijkt dat ze een goedwerkend immuunsysteem hebben (dus minder vaak ziek zijn) en een heel goede stofwisseling. In het gen van die families is één bouwsteentje anders en daar ligt misschien wel de ‘holy grale’. Dan komen we al snel uit bij genetische manipulatie, maar dat is niet de weg die we moeten willen gaan. Ik denk wel dat er medicijnen op de markt zullen komen die proberen het verouderingsproces van onze cellen tegen te gaan.

Genen

Dus oud worden heeft te maken met je genetische aanleg, maar ook omgevingsfactoren en levensstijl spelen een rol. Wat de wetenschappelijke onderzoekers weten van de honderdjarigen die ze bestuderen is dat ze minder hebben gerookt en gedronken. Ze zijn positief ingesteld, ze voelen zich nog jong, ze genieten en proberen de leuke dingen uit het leven te halen. En ze hebben een hogere opleiding genoten.

Gezond leven, veel bewegen en goed slapen zijn belangrijke leefregels, maar ook wat er tijdens je leven allemaal gebeurt is van invloed. Had je genoeg te eten, was er superstress tijdens je jeugd, was er geld om je te ontwikkelen, ben je sociaal gehecht?

Survivallskills

Kortom, je moet over een aantal survivalskills beschikken. Je kan beter zo vroeg mogelijk met het naleven van de leefregels beginnen, maar er zijn proeven van zestigjarigen die ze drie maanden lang volgens een gezond patroon laten leven, en ook bij deze groep is er nog van alles te verbeteren. Aan hun bloedwaardes is af te meten dat ze er gezonder op worden. Dat is toch goed nieuws voor 60-plussers!

Voor ouderen is het van belang om hun spieren en hersenen op peil te houden. Volgens sommige onderzoekers is het spreken van twee talen goed voor de conditie van je hersenen. Dat kan ook door elke dag de krant uit te spellen, je met het nieuws bezig te houden of door in de omgeving van jonge mensen te verkeren. Dus actief met de buitenwereld bezig zijn. Anders verschrompelen de hersencellen en is het heel moeilijk ze weer op te bouwen. ‘Use them or lose them.’ Hetzelfde geldt voor je spieren.

Ook een rijk sociaal leven is cruciaal als je gezond oud wilt worden. Eenzaamheid is dodelijk. We zijn gezelschapsdieren, we zijn gewend aan sociaal contact, dat geeft plezier en ontspanning. Zorg voor een vangnet, blijft aangehaakt bij de samenleving met vrienden en familie om je heen.

Conclusie

Goede genen bepalen al de helft of je gezond en helder oud wordt. Maar ook veel bewegen en gezond eten, het zijn clichés, is belangrijk. En wees geen kluizenaar, maar zorg voor betekenisvolle mensen om je heen. Dat kan tien tot vijftien jaar aan je leven toevoegen.

Zaktraining

Een goede vriend heeft al meerdere malen gevraagd om eens met hem mee te gaan naar een kickbokstraining. Het is zaterdagochtend vroeg, de bel gaat, hij staat onder voor de deur. Het is zover, van de spanning heb ik slecht geslapen. De bokschool Burning Heart is op loopafstand van mijn flat. Ik ben er vaak langs gefietst, nu is het moment voor mijn eigen hoogmis. Bij binnenkomst ruik ik de typische sportschoolgeur, die – moet ik toegeven – best wel opwindend is.

Tot nu toe had ik het verzoek altijd vriendelijk afgeslagen, want ik ben helemaal geen bokstype. ‘Dat is niks voor mij, ik moet er niet aan denken iemand knock-out te slaan.’

‘Maar zo’n training is het helemaal niet,’ overtuigt de vriend me. ‘Het is meer een leuke conditietraining rond een bokszak.’

Nou, een conditioneel ding is het zeker. We kleden ons om, voor zover nodig. Sneakers uit, geleende bokshandschoenen aantrekken, het is nog een heel gedoe om daar met je hand in te komen. Het voelt vreemd als de riem strak om je pols wordt aangetrokken. Op blote voeten betreed ik de dojo. Mijn vriend wordt vriendelijk gegroet door de trainingsmaatjes, zowel mannen als vrouwen. Het is best een groot gezelschap. Hij stelt me voor aan de trainster en zegt dat ik graag kennis wil maken met ‘een zaktraining’. Ze stelt me gerust als ze mijn bedenkelijke gezicht ziet. ‘Doe gewoon mee, misschien ga je het wel erg leuk vinden.’

Warming-up

We beginnen met een serieuze warming-up door rondjes te rennen in de zaal, met intervallen steeds in een ander tempo. Het gaat er meteen fanatiek aan toe. De bokszakken wiegen aan hun haken door onze luchtverplaatsing, alsof ze niet kunnen wachten totdat ze flink afgetuigd zullen worden. Het zweet verschijnt op mijn slapen en bij ieder rondje laat ik meer druppels op de mat achter. Wellicht is het angstzweet…

We doen nog wat andere marteloefeningen, zoals kikkersprongen. Daarna gaan we daadwerkelijk op de zak slaan. De energieke trainster doet enkele slagen voor en legt uit hoe je de handen moet houden. We trainen met z’n tweeën met één zak en wisselen elkaar af. Mijn handen zijn gebald tot vuisten verpakt in de onwennige bokshandschoenen. Mijn vriend laat zien hoe de lange ronde zak benaderd moet worden. Je kan zien dat dit niet zijn eerste keer is.

Dan is het mijn beurt. Ik knijp krachtig in mijn vuist en geef zo hard ik kan met links een stoot op de zak, die snel terugveert in mijn richting en van mij de volgende slag verwacht. Ik geef een slappe rechtse.

Sloop die zak!

De trainster kijk toe en schreeuwt aanwijzingen. ‘Harder, het is je moeder niet! Sloop die zak!’ Ze houdt me in de gaten hoe ik het ervan afbreng, of er wellicht enig bokstalent in mijn lijf schuilt. Ze komt achter me staan, terwijl ik de slagen met links en rechts afwissel. ‘Hou je dekking in de gaten, als je met links slaat, moet je met rechts ter hoogte van je gezicht blijven, anders krijg je daar een flinke hoek van je tegenstander, waarmee hij je kan uitschakelen.’

Poeh, het vergt best veel techniek en inspanning. Gelukkig kan ik even naar adem happen als mijn vriend zijn best doet om de zak van jetje te geven.

Opnieuw ben ik aan slag. Mijn vuist ploft op de zak. ‘Dat kan harder!’

Ja, het is mijn moeder niet, denk ik erbij. Ik geloof niet dat ik voor dergelijke agressie in de wieg ben gelegd, echt kwaad op iemand worden kan ik al niet, laat staan een ander tot gort stompen, pijn doen of flink te grazen nemen. Niet dat de vriend zo’n vechtlustig type is, hij doet het voor fit en fun. Voor hem is het een uurtje alle frustratie eruit rammen en na het douchen voel je je beter dan ervoor.

Trappen

Bij de volgende oefening is het de bedoeling dat we naast het stoten ook gaan trappen op de zak. Niet dat ik de onverbiddelijke stoottechniek al beheers, maar laat ik het maar proberen. Ik mag eerst even de kunst afkijken. Met lenige bewegingen wisselt de vriend zijn lage vuistslagen af met hoge trappen op de langwerpige zak, en soms gebruikt hij daarbij ook zijn rechterknie.

Mijn beurt verloopt niet vlekkeloos, best wel lastig om te bedenken wat je wilt gaan doen: stoten of trappen. En die voortdurend bewegende zak werkt ook niet echt mee. Met moeite kan ik bij het trappen mijn evenwicht bewaren, een echte kickroutine heb ik niet. De bokshandschoenen zijn inmiddels volgelopen met zweet.

‘Ja, mooie kick, Jan,’ hoor ik links van me. Motiveren is ook een vak, besef ik.

Rondje om de zak

Na tien minuten op de trap-en-stootcombinaties te hebben geoefend geeft de leidster aan dat het nu tijd is voor een echt ‘rondje om de zak’. Ik ben aan de beurt en ik vat haar opdracht letterlijk op. Fanatiek benader ik de zware bokszak met handen en voeten terwijl ik fysiek rond de zak dans. Tja, zo was het niet bedoeld, merk ik aan de andere boksers in de zaal, die allemaal aan dezelfde kant van de zak blijven staan. Het is eerder de bedoeling dat je echt voluit gaat. Ach, leuk voor een anekdote later…

Als coolingdown lopen we tenslotte rustig uit. Nu wandelen we wel met z’n allen rond de Rumblezakken die afgemat in de touwen hangen.

‘Volgende week weer?’ vraag de trainster. ‘Ik denk het niet,’ geef ik eerlijk toe. ‘Het is best wel een heftige work-out, al mijn spieren doen pijn.’ Al zijn sommige trainingsmaatjes best wel de moeite van een volgend bezoekje waard, is mijn gedachte die ik maar wijselijk voor mezelf hou.

Een nieuw matras

Het matras naast me is lager dan het exemplaar waarop ik slaap. Niet echt handig, want soms val ik in het ‘dal’. Ik heb al een aantal malen op internet gekeken naar een matras van gelijke hoogte, maar nu ga ik de daad bij het woord voegen: proef liggen bij Beter Bed.

Aan het einde van de roltrap gaat een riante schuifdeur open. Voor me ligt een droompaleis, veel soorten bedden met fleurige dekbedden. Het is niet druk. Een slanke jongeman met snorretje komt op me af en vraagt of hij me kan helpen. Ik zeg dat ik opzoek ben naar een matras.

Slaapprofiel

‘Dan gaan we eerst een slaapprofiel maken.’ Hij leidt me naar een soort sprookjesruimte omringt door zwarte vitrage met in het midden het bed van Doornroosje. ‘We gaan eerst een meting doen om het perfecte matras voor je lichaamsbouw te vinden. Heeft u klachten?’

‘Nee.’

Hij voert wat gegevens in op een groot beeldscherm. Mijn achternaam zorgt voor problemen, ondanks dat ik het juist heb gespeld en opgedeeld in setjes van twee keer drie letters.  M-E-I … N-T-S. Hij is niet de enige die de T er niet tussen kan krijgen. Vervolgens klikt hij leeftijdscategorie en geslacht aan. ‘U mag u op uw rug op het bed gaan liggen.’

Als keurige, schone slaper wil ik mijn sneakers uitdoen.

‘Hoeft niet, meneer, daar hebben we een matje voor.’

Ik doe het exemplaar dat al op de vloer ligt terug aan mijn voet. Een beetje onwennig ga ik liggen. Er is geen kussen. Ik voel een flauwte opkomen, omdat ik te ver achteroverlig.

De verkoper waarschuwt voor bepaalde bewegingen van het matras. Ik kijk naar een ander beeldscherm dat aan plafond is bevestigd met daarop een tekening van een mannenlichaam met markeringen rond schouders en heupen. Dan voel ik een druk onder mijn rug, alsof je op een luchtbed ligt dat opgepompt wordt.

‘U mag nu in uw favoriete slaaphouding gaan liggen.’

Ik draai op mijn rechterzij en trek mijn benen op en leg de handen in de buurt van mijn hoofd. Het matras blijft pompen en zoeken naar steun.

‘Heeft u een lattenbodem of boxspring?’

De vraag overvalt me in mijn halfslaap. ‘Ik heb een Auping.’

‘O, dus een spiraal. Dan moet u rekening houden dat het matras bij u thuis iets harder aanvoelt vanwege de tegendruk.’

Ik mag me ontspannen en weer op mijn rug gaan liggen. Ondertussen legt het beeldscherm aan het plafond uit wat de voordelen zijn van een op mijn profiel aangepast matras: beter slapen en uitgerust opstaan. Er zijn maar liefst vijf slaapoplossingen die matchen met mijn bouw..

Lichaamsscan

Ik sta op, neem even de tijd om rechtop te komen. De jongeman loopt naar de printer voor het resultaat van de lichaamsscan. Ik besef dat dit eigenlijk niet de bedoeling is van mijn bezoek. Ik kom voor een goedkope oplossing, dit zal in de vier cijfers gaan lopen, vrees ik.

‘Komt u maar mee.’

We lopen langs een zee van matrassen. Hij staat stil bij de eerste mogelijkheid. ‘Ga maar links liggen!’

Even aarzel ik welke kant hij precies bedoeld en gok goed. Hij beseft nu ook dat ik geen kussen heb. ‘Ik haal even iets voor u.’ Hij legt een Tempur op het hoofdeinde. ‘Herkent u die?’

‘Ja, heb ik thuis ook.’

Zijn ogen lichten op. Potentiële klant.

Het matras is hard, te hard, zeker als mijn Auping-spiraal ook nog tegendruk gaat geven.

De verkoper brengt me naar een Mline-matras. Dat ligt prettiger. Zachter. Ik denk aan een reclame met turner Epke Zonderland en visualiseer hem naast me op het bed. ‘Deze bevalt beter,’ zeg ik droog.

‘O, dan vallen er meteen twee ander opties af.’

Proefliggen

We komen bij een Tempur. Ik heb al astronomische bedragen gezien naast de matrassen. Hier kan ik helemaal geen prijsaanduiding vinden. Het ligt voortreffelijk, maar nu moet ik het slechte nieuws toch brengen. ‘Is ook niet verkeerd,’ zeg ik ter voorbereiding.

‘U kunt even het matras ernaast proberen, dat is iets harder.’

Voor de show ga ik liggen, maar als ik opsta, haal ik mijn papiertje met huiswerk uit mijn broekzak. Ik zeg dat ik geen budget heb voor dit soort luxe matrassen. Ik noem het eerste matras op mijn lijstje. ‘Moonstar Pocket 750.’

Aan zijn uitademing merk ik teleurstelling. ‘Die heb ik hier niet, die verkopen we alleen online. Ja, u bent niet de eerste die dat niet gelezen heeft. Het staat ook veel te klein bovenin op de website.’ Hij opent de computer en laat het me zien. Ik verontschuldig me.

‘Nee, geeft niet. Zal ik even kijken wat het bedrag is voor die Mline met de huidige korting?’ Heeft hij mijn gelukzalige gezicht gezien terwijl ik op dat matras lag, denkend aan Epke?

Hij wacht mijn antwoord niet af. ‘Dan komt u uit op duizend euro.’

‘Nee, dat is niet mijn bedoeling. Sorry.’

Beddenreus

Hij verwijst me naar de Beddenreus, een discountfiliaal van dezelfde firma. Daar kunt u wel proef liggen op de matrassen die u zoekt.’ Even probeert hij nog een showmodel in de goedkopere prijsklasse onder mijn aandacht te brengen. ‘Maar dan moet u hem nu wel meenemen, kan dat?’

‘Hij is zeker niet op te rollen of dubbel te klappen? Mijn auto is niet zo groot.’

‘Nee, dat gaat niet.’

‘Helaas, dan hebben we geen deal.’ Ik neem afscheid en bedank hem voor de service.

Gefrustreerd daal ik de roltrap af, stap in mijn auto en rij de oprit af. Ik schrik van een luide claxon. Vlak voor mijn bumper staat een grote, grijze vrachtwagen met oplegger. Doornroosje is wakker gekust door een prinselijke vrachtwagenchauffeur. Net op tijd geremd! Ik maak een excuusgebaar en zet de auto snel in z’n achteruit. Dat had een erg duur slaapprofiel kunnen zijn, besef ik geschrokken.

Alcoholcontrole

Samen met een vriend ga ik uit in Amsterdam. We gaan een avondje stappen in de Reguliersdwarsstraat. Eerst in een rustig bruin kroegje waar nog gelegenheid is om bij te kletsen. Later op de avond lopen we voor het hardcore uitgaan naar de Cockring in de Warmoesstraat. Het is poepie druk en de sfeer is hitsig, zeker als steeds meer mannen op de dansvloer hun shirts uittrekken. Natuurlijk zijn dat de ‘usual suspects’, de jongens die frequent de sportschool bezoeken en de nodige biceps, brede schouders en sixpacks te showen hebben boven hun strakke jeans. Ik moet er niet aan denken om mijn harige torso te ontbloten, maar het is ‘lekker’ om naar de vleeswinkel te kijken.

Terug naar Hilversum

Vroeg in de ochtend rijden we terug naar Hilversum. We zijn met mijn auto. Ter hoogte van het Amstelstation is er plotseling een alcoholcontrole. Al het verkeer dat de binnenstad wil verlaten, wordt staande gehouden en moet blazen. Ik schrik en trap op de rem. Ik heb de neiging om te keren, ik ga niet met de nodige alcohol in mijn lijf deze fuik inrijden. Maar mijn vriend maant me aan. ‘Doorrijden, Jan, als je nu keert of rare manoeuvres maakt, val je helemaal op. Er staat daar een motormuis die je geheid achterna komt.’

Er zit niks anders op dan achter in de wachtende rij aan te sluiten. Verkeersagenten zwaaien druk met hun oranje tarzans om het verkeer te regelen.

Uggeltjes

Hoeveel heb ik gedronken? Genoeg om te veel uggletjes uit te blazen. Het hart klopt in mijn keel, ik probeer mijn ademhaling onder controle te houden. Ik open alvast het autoraam om de alcohollucht uit de auto te verdrijven.

‘Adem een paar keer goed diep in en uit,’ raadt de vriend aan, die de nodige ervaring met alcoholcontroles heeft en ook al eens zo’n verplichte training heeft doorlopen.

Ik geef gehoor aan zijn goede raad, en adem mijn longen vol frisse lucht, terwijl ik weer een auto dichterbij de controlerende agenten kom. Ik heb hier geen goed gevoel over. Menigmaal ben ik gecontroleerd na een avondje stappen, en steeds is het goed gegaan, maar ik voel dat ik nu echt aan de beurt ben. Ik probeer rustig en ontspannen te blijven.

Heeft u gedronken?

‘Goedenacht, heren,’ zegt de jonge agent vriendelijk. ‘Samen uit geweest?’

Zou hij de alcohollucht ruiken?

‘Ja,’ antwoord ik. ‘Het was gezellig.’

‘We zijn bezig met een alcoholcontrole en ik wil u verzoeken om straks stevig in dit apparaat te blazen.’ Ondertussen bevestigt de diender een nieuw blaaspijpje, dat hij uit een plastic zak haalt die aan zijn riem hangt, waaraan ook een wapen, handboeien en pepperspray zijn bevestigd.

‘Heeft u gedronken?’

Tja, wat moet je antwoorden? Ik beslis om het niet te ontkennen. ‘Ja, een paar biertjes aan het begin van de avond. Daarna ben ik op een frisje overgegaan.’

De agent geeft het blaasinstrument door het open raam aan. Ik probeer mijn hand stil te houden en heb ondertussen nog een paar keer flink – hopelijk ongemerkt – ademgehaald. Ik pak het ding aan, adem diep in, zet het aan mijn mond en blaas uit.

‘Stop maar!’

Eeuwigheid

Ik geef het pijpje terug. Ik voel dat mijn vriend me nauwlettend in de gaten houdt. Voor mijn gevoel duurt het een eeuwigheid voordat de agent de uitslag geeft. Ik kijk voor me uit naar de andere auto’s en agenten die in een zee van blauwe en oranje zwaailichten de controle uitvoeren. Een overnachting in de cel speelt door mijn hoofd.

Dan verschijnt zijn gezicht in het raam. Twee bruine ogen kijken me strak aan vanonder zijn pet. ‘Het is maar goed dat u dat laatste biertje heeft laten staan,’ zegt hij. ‘Het is een P.’ Hij laat het groen oplichtende display zien. ‘U mag doorrijden als de auto voor u vertrokken is. Nog een prettige nacht, heren.’

‘U ook nog een goede dienst, agent,’ zeg ik en draai snel het raam dicht. Ik kan het nog niet geloven dat ik door mag rijden. Voorzichtig trek ik op als de auto voor mij weer doorrijdt. Zodra we de hoek om zijn slaak ik een opgeluchte gil. Mijn vriend schudt me door elkaar en klapt uitbundig tegen het plafond. ‘Dat was kantje boord, maat, wat heb jij mazzel gehad.’

Dat kan ik alleen maar beamen. ‘Ja, beslist! Ik dacht echt dat ik de lul was. Goed dat we nog een vette bek bij de FEBO hebben genomen.’

Suikerbieten

Herfstvakanties associeer ik nog altijd met de bietenoogst. Zo eind oktober is de tijd om de suikerbieten te rooien. In mijn jeugd op de boerderij een intensief werkje, vanwege het vele handwerk. Als de bietenzaadjes in het voorjaar in rijen zijn gezaaid, moet je ze als ze boven de grond komen, op één zetten. Je dunt ze uit zodat er steeds één plantje op een bepaalde afstand van elkaar overblijft en voldoende ruimte heeft om te groeien. Met de hand en op je knieën kruipend over de akker doe je dat werk.

En je raadt het al, het gebeurt meestal in een schoolvrijeperiode. Hoe meer mensen hoe sneller het gaat. Geef mijn vader eens ongelijk. Je hebt een krabbetje in je hand. Een klein driehoekig stukje metaal met een handvat. Je kunt ook meteen het onkruid verwijderen dat rondom de bietenplantjes opkomt, maar dan moet je wel het verschil weten.

Onkruid wieden

De bieten groeien niet zo snel als de aardappelen als ze eenmaal boven de grond komen. Daarom heeft het onkruid vrij spel en als dat niet verwijderd wordt, delgen de bieten het onderspit. Dus je moet meerdere keren door de bietenrijen om het onkruid te wieden. De paden tussen de rijen kan je staand schoffelen of met een speciaal machientje schoonhouden. Je gebruikt een rolschoffel die lijkt op een klassieke gazonmaaier, of een apparaat waaraan twee schoffels schuin zijn gemonteerd met een wiel ervoor dat je door de aarde kunt voortduwen. Een goede work-out voor je spieren.

Gelukkig heeft mijn vader niet veel hectares bieten, maar het land is groot genoeg om tamelijk gefrustreerd te raken. Als je namelijk bezig bent met wieden, zie je het onkruid alweer opkomen op de plekken die je een paar dagen eerder hebt opgeschoond.

Bieten rooien

In de herfstvakantie worden de bieten gerooid. Tegenwoordig is alles gemechaniseerd en zijn er speciale rooimachines voor ontwikkeld, maar in mijn jeugd ging dat allemaal nog met de hand. Je trekt de bieten met je beide handen uit de grond en legt ze in een redelijk rechte lijn. Daarna moet je het loof van de bieten scheiden. Dat doe je met een scherpe stick en met een felle beweging onthoofd je de bieten. Daarna kan je ze in een kar verzamelen. Bukken, oprapen en in de kar gooien. Dat ga je voelen in je rug.

Een volle kar gaat naar de plek waar de bieten worden verzameld voordat ze naar de suikerfabriek gaan. Het loof doet dienst als koeienvoer en mijn vader kuilt het in, zoals dat heet. Met een vork pak je het loof van het land op en gooit het in de wagen. Later mag je de kar weer uitladen op de plek waar de kuilbult komt. Liefst zo dicht mogelijk bij de boerderij.

Rampjaar

Kortom de bietenoogst is een arbeidsintensieve bezigheid. En daarnaast blijft het altijd afhankelijk van de weersomstandigheden. Zo is het dit voorjaar extreem nat geweest waardoor de boeren hun land niet kunnen bewerken (met het zware materieel). Met als gevolg dat de bieten laat gezaaid zijn, en ze gedijen niet goed in een te natte grond. Ze ontwikkelen geen goed wortelstelsel en zijn gevoelig voor schimmels. De zomer is weer droog geweest, waardoor de wortels niet lang genoeg zijn om voldoende water op te nemen om te groeien. De opbrengst zal in dit rampjaar niet hoog zijn, vrees ik.

Het is ook nog de vraag of de bieten op tijd geoogst kunnen worden, met de rare maatregelen van de overheid dat de bietenoogst voor een bepaalde datum klaar moet zijn. Kortom met bieten is er altijd wel iets. Ik ben blij dat ik daarvoor niet meer op mijn knieën hoef.