Blog

De vermaledijde muur

Donderdag 12 juli, rit 6

De Fransman Julian Alaphilippe rijdt zich warm door de straten van Brest. Wat een trieste, sombere stad, denkt hij, overal waar je kijkt beton, beton en nog eens beton. Ploegbaas Patrick Lefevere heeft uitgelegd dat de stad in de tweede wereldoorlog volledig aan gort gebombardeerd is door de geallieerden. De Duitsers gebruikten de havenstad namelijk als uitvalsbasis voor hun moordende vloot U-boten. De stad is daarna in een sneltreinvaart wederopgebouwd. En dat is te zien.

Nergens is te merken dat Frankrijk in de finale staat van het WK voetballen. Nee, in Be Breizh, zoals Bretagne in het Bretons wordt genoemd is wielrennen een religie. Zelfs nu gaat er niks boven het wielrennen. Geen enkele provincie kent per gemeente of dorp zoveel koersen en clubs. Nergens lopen de volgelingen zo te hoop voor wedstrijden als hier. Dus het zal vandaag best druk zijn langs de route.

Alaphilippe is gretig, het is een mooie uitdagende rit, want aan het einde wacht tweemaal de beklimming van de Mûr de Bretagne. Elke zichzelf respecterende koers of ronde neemt tegenwoordig wel een ‘muur’ op in de route. Als een ranke Spiderman kan Julian als geen ander tegen dergelijke hindernissen opvliegen. Deze etappe heeft hij voor zichzelf met rood in het roadbook aangekruist. Er zullen meerdere renners zijn die er zo over denken en die ook over het vermogen beschikken om de ‘route naar de hemel’ te bedwingen. Alejandro Valverde, Peter Sagan, Sonny Colbrelli en de gele truidrager Van Avermaet, ze zullen allemaal een duit in het zakje willen doen.

Zijn ploeg Quick-Step Floors is met een onophoudelijke zegenreeks bezig. Ze hebben dit jaar al 49 overwinningen behaald. Alaphilippe weet wat het geheim is. Ouick-Step Floors heeft een ruim budget, ze zijn niet zoals Sky de rijkste ploeg, maar wel een van de rijksten. Succes wordt beloond. Patrick Lefevere werkt met een eeuwenoude truc. Hij betaalt relatief lage salarissen, maar met hoge bonussen in het verschiet. En zijn baas heeft van de ploeg een team gemaakt. Alle renners zouden bij elke andere ploeg kopman kunnen zijn, maar bij Quick-Step rijden ze in een collectief. Volgens de formule: één voor allen, allen voor een. En waarom zou Julian niet de 50ste ritzegen voor zijn makkers kunnen binnenhalen?

Als joggie verkoos Julian zijn fiets boven het drummen, wat hij overigens nog wel steeds doet. ‘Mijn vader was lange tijd dirigent, dus misschien houd ik daarom zo van muziek en ritme. Net als fietsen is de muziek een uitlaatklep voor me,’ aldus Julian op zijn website. Hij begon met veldrijden en was tweemaal Frans kampioen in die discipline. Inmiddels is hij een talentvolle wegrenner. Vorig jaar kon hij vanwege een vervelende knieblessure (val in de Ronde van Baskenland) niet mee doen aan de Tour, dus dat maakt hem nu dubbel gretig. Het Critérium du Dauphiné was een goede voorbereiding. Hij won de vierde etappe, dat geeft vertrouwen. En met het oog op deze heuveletappe, hij was dit jaar de winnaar van de Waalse Pijl.

Julian komt bezweet terug in het Village Départ. Op zijn hipstersnorretje parelen de druppeltjes van zijn inspanning, de benen voelen goed en de heuvelritten passen hem, dus waarom zou vandaag niet zijn dag zijn… Enthousiast zet hij zijn handtekening op de deelnemerslijst. #TDF2018

 

Fitty om het geel

Woensdag 11 juli, rit 5

Het begon allemaal zo mooi, de eerste dag in de gele trui door Bretagne. Greg van Avermaet was ermee in zijn nopjes, het is en blijft magisch zo’n maillot jaune. Heimelijk had hij er z’n zinnen op gezet, nadat hij twee jaar geleden drie dagen in het geel gereden had. Niemand die hem echt wilde geloven, maar hij kreeg zijn gelijk. Een aandachtig weekeinde werd gevolgd door ritwinst met BMC in de ploegentijdrit, en het geel was voor Greg. Zo simpel kan het leven zijn. Tijdens de etappe had hij alleen hoeven aanklampen, de jongens van Quick Step Floors deden uiteindelijk het beulswerk, omdat verder iedereen het vertikte de vier ontsnapte rijders in te rekenen. Alleen Nikki Terpstra en zijn maten hadden het verlangen om hun sprintende goudhaantje Gaviria aan de ritzege te helpen.

Greg kon gewoon ’s avonds, met zijn tweede gele truitje nonchalant om zijn schouders geslagen, naar de voetbalwedstrijd Frankrijk-België kijken. In de bus van BMC was een groot scherm waarop ze met z’n allen de match konden volgen. Van Avermaet had er vertrouwen in. Eden Hazard en co moesten dat Franse varkentje kunnen wassen. Alles was mogelijk nadat ze de Brazilianen naar huis hadden gestuurd.

Met de hand op het hart luistert Greg naar het Belgische volkslied. Hij denkt even terug aan Rio toen hij olympisch kampioen werd. Hij is de enige Belg in de ploeg, maar de anderen hebben zich solidair verklaard. De wedstrijd begint leuk, de strijdlust van de Belgen is te prijzen, ze creëren kansen, maar de bal gaat er niet in. Een moedeloos gevoel bekruipt Greg vlak voor de rust. Zou dit nog goedkomen? Hij moedigt de Rode Duivels nog maar eens vurig aan als ze weer op het veld komen. Maar ja, het vonnis wordt geveld uit één doeltreffende corner, kort na rust, en de halve finale krijgt daarmee de winnaar die efficiënter en zakelijker is. UItgekookter, dat ook.

Ontgoocheld loopt Greg naar zijn kamer en laat zich op het bed vallen… Hij slaapt slecht, zijn euforisch gevoel is weg. Echt zin om vandaag te gaan koersen heeft hij niet, maar hij moet zijn leiderspositie verdedigen. Bij de start waar alle truien verplicht op een rijtje moeten staan, ziet hij in zijn ooghoek Philippe Gilbert. Ook die kijkt niet vrolijk. Greg vermoedt zelfs dat hij nog baalt van de luttele vijf seconden die hij tijdens de ploegentijdrit tekort kwam en daarmee de gele leiderstrui mistte. Gilbert lijkt vandaag extra gemotiveerd om dat recht te gaan zetten. En deze etappe naar Quimper is daar uitstekend geschikt voor. Om de rit van vandaag te duiden: denk aan de Ardense klassiekers (de Waalse Pijl en Luik-Bastenaken-Luik) en je weet waar het om draait. Heuvel op, heuvel af. Oplopend van gaat-wel tot slopend. En wie zijn daar goed in? Van Avermaet en Gilbert, need I say more, de Belgische fitty om het geel is compleet.  #TDF2018

 

Wie wel en wie niet?

Dinsdag 10 juli, rit 4

Christian Prudhomme loopt te ijsberen door zijn werkkamer. Zijn secretaresse heeft de gespannen sfeer opgemerkt en houd zich wijselijk onzichtbaar. Het is begin mei en de directeur van de Tour de France maakt zich zorgen. Er spelen een aantal zaken. Die affaire met dat pufjesmedicijn van Chris Froome is nog steeds niet opgelost, de uitspraak van het UCI laat maar op zich wachten. Hij heeft er spijt van dat hij als ‘cadeautje’ de woonplaats van de nieuwe UCI voorzitter David Lappartient heeft laten opnemen in de tourroute. Op dinsdag 10 juli is de finishplaats Sarzeau. En drie keer raden wie burgemeester van deze plaats is. Juist diezelfde Lappartient!

Daarnaast is de Giro begonnen en verdedigt Tom Dumoulin daarin zijn titel. Zal hij nu wel de Tour rijden? Zijn deelname staat met grote letters op z’n zijn wensenlijstje. Bij de presentatie van het parcours, oktober vorig jaar, zat hij al openlijk naar hem te lonken. ‘Viens Tom, viens!’ sprak Prudhomme met een brede glimlach in de volle overtuiging dat de komst van de Limburger de deelnemerslijst een extra glans zou geven. Hij trapt uit pure frustratie tegen de prullenbak, die hij op zijn weg vindt.

Eind juni, opnieuw in het kantoor van Prudhomme. Wat is hij opgelucht als zijn secretaresse hem meldt dat Tom Dumoulin meedoet aan de Tour. Hij vraagt haar meteen met Iwan Spekenbrink, de manager van Sunweb te bellen. ‘Hallo Iwan, wat een goed nieuws, jullie hebben me echt te lang in spanning gelaten. Ik was bang dat Tom af zou zeggen, want de berichten die ik las waren niet gunstig.’ ‘Bonjour Christian. Oui, vlak na zijn fantastische tweede plek in de Giro, gaf Tom aan flink naar de klote te zijn, excusez le mot. Maar we hebben er alles aangedaan om hem weer op te peppen. Een vakantie in Sicilië heeft hem zowel fysiek als mentaal goed gedaan. En na een goed verlopen hoogtestage in La Plagne hebben we de knoop doorgehakt.’ ‘Aha, magnifique.’ ‘Het was in november zijn eigen idee om ook de Tour te gaan rijden. Het is natuurlijk zwaar om twee grote rondes in een jaar achter elkaar te doen. Dat er een week extra tussen zit, is wel fijn voor de voorbereiding en speelde ook een belangrijke rol in onze beslissing.’

‘Over voorbereiding gesproken. Klopt het dat hij, dat jullie als team de zware kasseienrit hebben verkend?’ ‘Ja, dat klopt  Hoe weet je dat?’ ‘Oh, ik heb zo overal mijn mannetjes zitten, dat gaf me ook enige hoop dat Tom toch wel de Tour zou rijden. Gaat hij volop voor het klassement?’ ‘Wij willen natuurlijk niks liever dan 50 jaar na Jan Janssen opnieuw een Nederlandse tourwinnaar. Maar Tom ziet zijn deelname louter om ervaring als klassementsrenner op te doen.’ ‘Hoezo druk bij zichzelf weghalen?’ ‘Hij wil vrijuit rijden en elk resultaat is voor hem een bonus. Het parcours is niet ideaal voor hem. Er wachten zware etappes door de bergen. En het aantal individuele tijdrit kilometers is beperkt, daar kan hij zijn winst niet pakken.’ ‘We kunnen het natuurlijk niet iedereen naar de zin maken, hè.’ ‘Nee, dat klopt. Het moet allemaal samenvallen en wie weet kan hij straks in Frankrijk nog mooie dingen laten zien.’

‘Bien sur, bien sur. Zeg nu ik je toch spreek, wat vind je van de invoering van de bonussprints in de laatste twintig kilometers? ‘Ja, dat kan de kussens even goed opschudden in het peloton, denk ik.’  ‘Zeker, het gaat zorgen voor nog meer spanning en opwinding in de eerste negen ritten. Nou bedankt, en tot ziens in de Vendee.’ Enkele dagen later besluit de Tourorganisator ASO de knoop door te hakken en Chris Froome uit te sluiten van deelname, omdat er nog steeds geen uitspraak is in de salbutamolzaak. Dat zorgt voor een stroomversnelling, want de UCI spreekt Froome een dag later vrij. En de ASO oordeelt dat Sky hem gewoon mag meenemen naar de Tour.

Dinsdagochtend 10 juli, Christian Prudhomme kijkt nog eens naar het voorlopige klassement. Dumoulin staat op de zevende plaats en rijdt een berekende koers. Erg slim. En die Froome ging meteen in de eerste rit in de fout met zijn domme inhaalactie. Daar heeft hij tijd mee verloren, maar dat heeft hij gisteren in een goede ploegentijdrit weer een beetje goed gemaakt. Hij staat op 18, met 44 seconden achterstand op Dumoulin. Prudhomme wrijft in zijn handen. Als die twee er weer zo’n spannende strijd van maken als in de Giro, kan het nog een leuke Tour worden! Maar… Parijs is nog ver. #TDF2018

De sterkste schakel

Maandag 9 juli rit 3

Nog een paar minuten. Zeven mannen in hun witte korsetten en met hun vizierhelmen op staan op een rijtje op het startpodium in Cholet. Een plaats met misschien wel de zwartste pagina in de Tourgeschiedenis. In 1998 waren hier de razzia’s en arrestaties en werden er bussen vol verboden middelen gevonden.

Koen de Kort zucht nog eens diep, hij is gespannen. 35,5 kilometer fietsen in misschien wel het zwaarste onderdeel van deze Tour. Gisteren is een ploegmaat, Tsgabu Grmay met heftige buikpijn uitgevallen. Dat betekent dat ze de ploegentijdrit met zeven man moeten gaan doen. Das balen. Deze rit tegen de klok kan de algemene uitslag drastisch beïnvloeden. De seconden tikken weg voordat hij en zijn overgebleven ploegmaten van Trek-Segafredo mogen starten. Hij wordt in balans gehouden door een jonge bevallige rondemis. Door zijn geblindeerde vizier heeft hij haar even indringend aangekeken. Meer plichtsmatig dan dat het enig gevoel bij hem opriep. Nog een keer haalt Koen diep adem. Dan zet hij druk met zijn linkerpedaal. Ze zijn weg, voorover gebogen voeren ze snel het tempo op tot gemiddeld vijftig kilometer per uur. Als een geoliede slang glijden ze over het hellende wegdek.

Het is een lastig parcours. Ze zeggen wel dat bij zo’n ploegenrit de ploeg zo sterk is als de zwakste schakel, maar dat is natuurlijk onzin. De ploeg is zo zwak als de sterkste schakel. Want degene die het hardst kan rijden, die conditioneel het sterkste is moet het zooitje bij elkaar zien te houden. Als een goede herder. Het is aan hem om de jongens die vandaag niet zo snel kunnen niet voortijding over de kling te jagen. Het is heel belangrijk om te weten wat een ander kan en waar je zelf toe in staat bent. Ze hebben er gezamenlijk intensief voor getraind. Het is zaak de rit goed in te delen, maar als een schakel hapert kunnen alle plannen de vuilnisbak in. Bauke Mollema, hun kopman mag geen schade oplopen vandaag.

Twijfel sluipt bij Koen binnen. Ben ik wel goed genoeg vandaag? Houd ik de rest niet op? Kan ik deze helse pijn nog langer verdragen. Koen weet dat hij niet de sterkste is. Het is lastig als je in een normale etappe even niet de juiste benen hebt, hoeft het team er niet per se onder te lijden. Maar nu kan falen fataal zijn. Z’n hartslag is opgejaagd tot ongekende hoogte. Hij rijdt op zijn limiet, toch geeft hij er nog eens een snok aan. Het zal hem niet gebeuren dat ze veel tijd verliezen op de concurrentie. Zijn lichaam voelt aan alsof het uitgeknepen wordt. Hij gaat van kop af en sluit naadloos achter z’n maten aan. Even in de windschaduw. Maar wel je koppie erbij houden, Koen! Kom je een centimeter te kort, kan je niet echt meer aanpikken dan wordt het snel een decimeter, een meter en dan ben je het contact met de rest kwijt. Dat mag niet gebeuren. Trappen en blijven gaan, dat verrekte klimmetje. Oh, die verzuring. Gelukkig daar is de meet van de laatste kilometer en we zijn nog bij elkaar. De Trekboys hebben gruwelijk hard gereden maar of het genoeg is… #TDF2018

 

Groeten uit Veenhuizen

In mijn kindertijd betekent de zomervakantie logeren in Veenhuizen. Ja, ik weet dat binnen sommige kringen ‘vakantie in Veenhuizen’ een eufemisme is, maar ik heb het voorrecht dat een oom en tante daar wonen en dat ze een neef van mijn leeftijd hebben.

Het Drentse gevangenisdorp heeft een bijzondere geschiedenis. In 1823 veranderde het aanzien van het kleine veendorp volledig toen er drie grote gestichten voor bedelaars, landlopers en wezen werden gebouwd. De Maatschappij van Weldadigheid wilde de armen door middel van arbeid op het land heropvoeden. Aanvankelijk bood men arme gezinnen uit de grote steden de gelegenheid vrijwillig naar Drenthe te komen en zich daar in koloniën te vestigen. Later gebeurde dat onder dwang.

In de tijd van de logeerpartijen zijn er in Veenhuizen allang geen ‘verpleegden’ meer, maar wel meerdere strafinrichtingen. Het dorp is niet voor iedereen toegankelijk. Er hangen bij alle toegangswegen bordjes met ‘verboden toegang’. Maar als je kunt aantonen dat je een speciale reden hebt, laat de veldwachter je door, familiebezoek is daar een van. Als we naar Veenhuizen gaan doen we dat met de fiets, ik als klein jochie achterop bij mijn moeder. We fietsen binnendoor via een schelpenpadje door het veen. Daar zit halverwege een schut waar je overheen moet. Ik vind dat als kind doodeng, want het is een smal richeltje van twee planken en middenin zit een onhandige knik. Aan een kant van de sluisdeur staat het water hoog en aan de andere kant kijk je in een diepe afgrond. Ik ben blij als we bij de boerderij van mijn oom zijn.

Tijdens het logeren ga ik vissen met mijn neefje. In de slotgracht rondom de gevangenis. Ik weet dat daar boeven gevangen zitten en dat sommigen naar buiten mogen om in tuinen te schoffelen of andere werkzaamheden in het dorp te verrichten. Als dan zo’n gevangene die duidelijk herkenbaar is aan z’n kleding, dicht bij je in de buurt komt vind ik dat best wel eng. Ik houd het schoffelen of harken nauwlettend in de gaten, en vergeet voor even mijn dobber. Het is daarom ook veel prettiger als we bij het schapenland van mijn oom gaan vissen. Dat is aan de Kolonievaart en daar heb je aan de stille kant een huis met een bruggetje en daar kan je prima vissen. Het enige nadeel is dat de brug met een teerlaagje bedekt is en dat heeft in een zomer voor ernstige verbranding gezorgd. Dat krijg je als je rood haar hebt en een gevoelige huid.

Er is een Veenhuizenanekdote die me altijd bij zal blijven. Volgens mij gebeurde het niet tijdens een logeerpartij maar op een verjaardag van mijn tante. Mijn nichtje mag de slagroom voor de taart kloppen met een elektrische mixer. Ik denk dat ze tijdens het mixen uit de kom heeft willen slikken en dat de garden vat kregen op haar weelderige haardos. We horen een oerkreet en als we met z’n allen gaan kijken in de keuken staat mijn nichtje daar met een slagroomcoupe. De garden zitten verstrikt in haar krullen. De mixer draait nog, gelukkig heeft mijn tante de helderheid van geest om de stekker uit het stopcontact te trekken. Het is een erg komisch gezicht. Mijn nichtje kan er niet om lachen, zeker niet als de schaar eraan te pas moet komen om de mixer weer uit het verwarde haar te verwijderen.

Mijn oom is een grapjas en vraagt op een ochtend: ‘Ben je weleens in Amerika geweest?’ ‘Nee, nooit.’ Wat een rare vraag! Dat land ligt erg ver weg, volgens mij is nog nooit iemand die ik ken daar geweest. ‘Zullen we er vandaag naartoe gaan?’ Ik zet grote ogen op. Aan het lachje begrijp ik dat ik in de maling genomen wordt. Nou ja, dat is eigenlijk ook weer niet waar, want we gaan inderdaad met de auto naar Amerika, een klein gehucht in de buurt van Norg. Het gehucht bestaat uit enkele verspreid liggende boerderijen die allemaal aan dezelfde slingerende weg, genaamd Amerika liggen. Aan die weg ligt ook het Ronostrand, een voormalige zandafgraving. We hebben er die dag met z’n allen heerlijk gezwommen. Zo kan ik na de zomervakantie trots op school vertellen dat ik in Amerika ben geweest.

Als je haar maar goed zit

Zondag 8 juli rit 2

Marcel Kittel legt op zijn hotelkamer de laatste hand aan zijn blonde kapsel. Hij is trots op zijn bescheiden rock-en-rollkuif die naar achteren is gekamd. ‘Man wat ben ik blij dat het goed ging gisteren. Tja, ik kwam net iets te kort, maar Zabel en Politt hebben me goed voorin gebracht.’

Kittel is weg bij Quickstep, waarmee hij vorig jaar nog vijf sprintzeges in de Tour won en aardig op koers lag voor de groene trui, nadat een val zijn droom in duigen gooide. Quickstep had haar oog laten vallen op de Colombiaan Fernando Gaviria, die vandaag in het geel in het peloton rondrijdt. Dat was voor de Duitser renner een reden om zijn biezen te pakken. Nu is hij bij de Katusha Alpecin de enige sprinter. ‘Dat was voor mij een belangrijke reden om voor deze ploeg te kiezen. En ik hoorde van mijn goede vriend Tony Martin goede berichten over Katusha en hun sprinttrein zag er ook goed uit. Het seizoen is niet superbest begonnen. Ik heb het nog niet kunnen laten zien, behalve de twee sprintzeges in de Tirreno-Adriatico.’

Kittel schudt mistroostig met zijn hoofd, en strijkt nog eens door zijn haar. ‘Maar mijn prestatie van gisteren geeft hoop. En die spirit moet je hebben als je tegen de beste sprinters gaat vechten. Dit geeft mezelf kracht voor vandaag, want het zal zeker weer op een sprint uitdraaien. Als je met een beetje geluk de chaos overleefd en goed naar de laatste 500 meter komt dan heb je een heel goede kans om voor de overwinning te gaan.’

Nog even een steels knipoogje in de spiegel. Het uithangbord van Katusha Alpecin beschouwt zichzelf niet als een stijlicoon. ‘Ik heb geen schoonheidsrituelen hoor. Ik kan -al zou ik het willen- geen hipsterbaard laten staan. Moeder natuur heeft me geen volle baard gegeven. Mijn haar is inderdaad wel belangrijk voor me. Het is daarom wel grappig dat een shampoofabrikant sponsor van mijn ploeg is. Alpecin en ik dat is wel een match! Een mooie bijkomstigheid. Ze zouden eigenlijk nog een vaste kapper in de ploeg moeten opnemen. Nu laat ik mijn haar vaak knippen op het vliegveld, maar het wordt nooit zoals ik het graag wil.’

De Duitse sprintbom staat op en verlaat zijn hotelkamer. Zijn nieuwe makkers staan hem bij de bus al op te wachten. Ze geven elkaar een vlugge boks. ‘Het is een Duits georiënteerde ploeg (Zwitserse licentie) dus er kan gewoon weer Duits worden gesproken en Duitse muziek in de bus gedraaid. Natürlich nicht die ganze Tag, want er zijn ook andere nationaliteiten in het team.’

Met de spirit zit het wel goed en Kittel zal zeker vandaag een poging doen om te bewijzen dat hij nog steeds tot een van de favorieten voor de sprint in La Roche-sur-Yon behoort. #TDF2018

Van start

Zaterdag 7 juli 2018 rit 1

In het Village Départ in Noirmoutier-en-L’ile leest ploegleider Frans Maassen de kranten. Hij heeft even rust. Zojuist heeft hij zijn ploeg in de bus hiernaartoe opgepept en klaargestoomd voor de eerste rit. Ze zijn nu aan het warmrijden en praten met de toegestroomde pers. De 105ste Tour de France begint vanochtend aan de Franse westkust. L’Equipe staat er vol van. Niet voor niets is dit de commerciële hoogmis van de sportentertainment. Het nieuws dat des Blues de halve finale hebben gehaald sneeuwt helemaal onder.

Zijn ogen scannen de koppen. Natuurlijk veel aandacht voor Chris Froome. Verder spreken de journalisten over de veranderingen die dit jaar zijn doorgevoerd. Sommigen verbazen zich erover dat de Tour de France niet opent met een tijdrit. Wat bekrompen, denkt de ploegleider, alsof het een wet van Meden en Perzen is dat je altijd met een individuele tijdrit moet beginnen.

Zelf is hij meer bezig met het feit dat er dit jaar maar acht renners aan de start mogen verschijnen. Het was best nog wel lastig om een evenwichtige, goed geoliede ploeg samen te stellen. Hij vreest dat ze in deze zware tour toch wel zullen merken dat er een mannetje minder is. Het was sowieso moeilijk want met Lotto-Jumbo willen ze met Steven Kruijswijk voor een goed klassement gaan, dus die heeft ondersteuning nodig in de bergen. En Dylan Groenewegen heeft jongens nodig voor een snelle sprinttrein. En dan heeft hij Robert Gesink nog als vrije vogel, als rittenkaper, die misschien in de laatste week een uitbraak kan forceren.

Ook denkt Maassen aan de weersomstandigheden. Het is maar goed dat ze straks dit eiland niet zullen verlaten via de Passage du Gois, een 4,5 kilometerlange verbindingsweg met het vasteland, zoals aanvankelijk wel de bedoeling was. Maar omdat ze een weekje later starten vanwege het voetballen heeft de organisatie er gelukkig van af gezien. Deze weg staat bij hoogtij onder water en heeft vaker voor valpartijen en tijdverlies gezorgd. Vraag maar aan Michael Boogerd, die zal hier vast wel ergens rondlopen. Nee, goed dat de organisatie heeft gekozen voor de brug.

Hij zal blij zijn als z’n acht mannen later deze middag heelhuids in Fontenay-le-Comte aankomen. Op zo’n eerste dag is iedereen nog een beetje gespannen en opgewonden. Maassen drinkt zijn laatste slok mineraalwater van Vittel die standaard tot zijn uitrusting behoort dat moet vanwege het contract dat ze met de ASO hebben. De ploegleider loopt in de richting van de volgauto. Hij is er klaar voor. Het zou mooi zijn als Groenewegen straks de gele trui mag aantrekken.

#TDF2018

 

Snikhete zomer

Bij zo’n mini hittegolf gaan mijn gedachten terug naar de warme zomer van 1976. De zon brandt op de akkers. De koeien grazen loom in de wei, die door het gebrek aan regenwater droge plekken vertoont. Met hun staart slaan ze de plagerige vliegen van zich af. Alles wat zij niet opeten is later voor de paarden, die zelfs het gras rondom de koeienvlaaien lekker vinden.

De zomer is de tijd waarin mijn vader een wintervoorraad van het gras aanlegt, zodat de koeien straks op de stal ook iets te eten hebben. Weelderige grasakkers worden gemaaid en tot hooi gedroogd. Dat duurt een paar dagen en het gras moet regelmatig geschud worden. Bij ons thuis gaat dat met paard en een trommelschudder. Ben ik blij dat ik niet een generatie eerder ben geboren. Zij deden dit werk met harken en hooivorken!

Hooischudden met een paard heeft iets romantisch. Je kan lekker zitten in een stoeltje op de machine en je hoeft alleen de dikke Belg in het juiste spoor te mennen. Heerlijk! Een ontspannen klusje. Je rijdt eeuwige rondjes tot het drogende gras keurig is gekeerd.

In die hete zomer ben ik vreselijk verbrand. Ik denk dat ik zelfs een zonnesteek heb opgelopen. Een week lang ben ik er goed ziek van. Wat wil je, je zit op een glimmende machine in een warm hooiveld, een solarium is er niks bij. Insmeren met zonnecrème helpt niet en een gevoelige sproetenhuid werkt ook niet in je voordeel.

In de verte hoor ik de buurkinderen spelen en zwemmen in de zandafgraving. Een diepe plas die een paar honderd meter verderop is ontstaan toen er veel zand nodig was om de wijken te dempen omdat het niet langer economisch verantwoord was om de aardappel- en bietenoogst per schip naar de fabriek te vervoeren. Inwendig ben ik jaloers op mijn buurjongens, maar ik weet dat vanavond mijn wraak zoet zal zijn. Straks neem ik een frisse duik om de verbranding van mijn huid enigszins te koelen.

Meestal ben ik aan het schudden als mijn ouders de koeien melken. De zon staat lager aan de hemel en is over zijn felste punt heen. Elke keer als ik het paard na zo’n klus uitspan en haar terug naar de wei breng, zie ik dat mijn vader door het hooiland loopt om te kijken of ik de randjes wel goed heb meegenomen. Het zal geen wantrouwen zijn. Vaak moet hij namelijk even het gras voelen om in te kunnen schatten of het droog genoeg is om binnen te kunnen halen. In ons geval om een loonwerker met de pers te laten komen om het hooi tot pakketjes, hooibalen te verwerken. Het is een drukke tijd en hard werken om de soms duizend hooibalen van het land te krijgen. Want door het tropische weer dreigt een fikste donderbui los te barsten. Als het hooi met vereende krachten droog in de schuur is, sluiten we de late avond af met een koel biertje. Mijn eerste kennismaking met alcohol.

De enige die geen goede herinnering aan die zomer heeft is onze hond Pukkie. Als ik thuiskom hoor ik hem zachtjes piepen achter de boerderij. Zijn vacht boven zijn linker achterpoot is helemaal rood en vochtig. Wat blijkt, hij is met mijn vader mee naar het land gegaan, zoals Pukkie altijd doet. Wellicht weer zo’n snikhete dag en niemand weet hoe het ongeval precies gebeurd is. Of mijn vader is na het schaften, een korte drink- en plaspauze, verder gegaan en Pukkie lag in de schaduw onder de trommel. Of de hond is zo druk bezig geweest met een veldmuis dat hij niet is uitgeweken voor de schudder. Feit is dat Pukkie ongewild een rondje met de hooischudder heeft gemaakt. De gevolgen zijn niet mals. De scherpe punten van de hark zijn ver de huid binnengedrongen. Ik herinner me dat hij wekenlang dagelijks bezig is z’n gapende wond te likken. Het is een sterk dier, want hij heeft het avontuur overleefd. Maar Pukkie blijft voortaan wel uit de buurt van machines en hij heeft er een extra tekening in zijn vacht aan overgehouden.

 

Maskers in Praag

Wat ben ik blij als ik uiteindelijk via m’n werk een etage kan huren in Hilversum boven de bloemenzaak van Ben Hooijmans. We halen daar altijd bloemen voor de gasten die in onze uitzendingen zitten en op een vrijdagmiddag is Hooijmans in paniek, want zijn hoofdhuurder heeft opgezegd en hij is naarstig opzoek naar een nieuwe huurder. En zie daar, ’s avonds ben ik de blijde nieuwe bewoner aan de Neuweg. Het is een studentenpand. Er wonen tien studenten en ik heb een asociale grote ruimte vergeleken met de andere kamers. Ik bezit een riante ruimte over de gehele voorkant van het pand. Het is een gouden zet, want als je naar een nieuwe stad gaat is zo’n huis ideaal om snel nieuwe vrienden te maken. En veel van mijn vrienden hebben dus een gezamenlijk Neuwegverleden.

Je komt het pand binnen via de achterzijde, daar is een ijzeren wenteltrap die uitkomt op een groot dakterras. Een ideale plek voor gezamenlijke etentjes, een biertje en chillen op zwoele zomeravonden. Altijd leven in de brouwerij in een studentenpand. Boven mij woont een jongen die fysiotherapie studeert en er uitziet als een uitsmijter. Elke avond oefent hij in zijn kleine kamertje op allerlei fitnessapparaten. Zijn overbuurman die qua postuur tweemaal in zijn body past, helpt hem bij zijn oefeningen. Soms hoor je een harde dreun en valt er een halter op de vloer. Ik ben bang dat ze nog eens met de complete apparatuur midden in mijn kamer belanden.

De sfeer in het pand is uitstekend en we besluiten om met vier man naar Praag te gaan voor een weekje. We overnachten in zo’n typisch Oostblokhotel. Een grote ontvangsthal, blinkend van marmer en als je vervolgens naar je kamer op de vijfde verdieping wil, dan gaat de liftdeur open en daar begint bij wijze van spreken het verval. Je bent blij als de krappe lift je heelhuids met veel gekraak boven heeft gebracht. We zijn steevast te laat voor het ontbijt, maar ernaast is een restaurant waar we nog wel wat te eten kunnen krijgen. Er staat een wat lijvige vrouw die geen Engels of Duits spreekt, dus de bestelling roept aanvankelijk nog al wat verwarring op. We vragen om brood maar dat wordt niet meer geserveerd. Ze heeft het over ‘dum-ling’ of iets dergelijks. Niet wetend wat we krijgen besluiten we dat maar te nemen. Een paar dagen eten we dumplings in allerlei variaties. Een stevig ontbijt om onze dag mee te beginnen.

In de groep zit een naamgenoot en ter onderscheid ben ik ‘producer’ en de andere Jan noemen we ‘gekke Jan’. Hij houdt van gothic en kleedt zich ook zo. Haren getoupeerd, zware make up, zwarte kleding, veel sieraden zoals kettingen en ringen. Op het Wenceslausplein komen we een winkeltje tegen met rubberen gezichtsmaskers en dat is een walhalla voor hem. Hij wordt helemaal gek en wil een masker kopen, maar er zijn zoveel soorten en maten, de keuze is erg moeilijk. Wordt het Dracula, Mr Bean, de enge oude man, of toch die weerwolf? Na een uur is nog niet duidelijk welke uitvoering het zal worden. We hebben inmiddels allemaal al diverse duivels, doodshoofden of zombies gepast. Geen pretje kan ik je zeggen met zo’n vieze plasticlucht en ze klemmen behoorlijk om je gezicht. Welke zal ik nemen die of die, of toch deze? Hij kan geen keuze maken en besluit het nog even aan te zien. We zijn diverse malen langs de zaak geweest om toch uiteindelijk tot ieders opluchting dan maar een paar maskers tegelijk aan te schaffen om de keuze te vergemakkelijken.

Onder in de kelder van het hotel is een discotheek. Door de week is het daar erg druk want het hotel blijkt populair te zijn bij middelbare scholen voor een werkweek Praag. Als we ‘s nachts terugkomen uit de stad is daar altijd nog wel vertier. Op onze laatste avond komen we vroeg in de ochtend ‘thuis’. We horen muziek uit de kelder maar de jongens zijn moe en willen slapen. Mijn adrenalinegehalte is nog te hoog en ik ga een kijkje nemen. Het personeel van het hotel viert een privéverjaardagsfeestje in de disco. De jarige job krijgt een lapdance van zijn collega’s aangeboden. Ik denk dat mijn makkers dit voor geen goud willen missen en ga snel naar boven. ‘Meekomen, tieten,’ roep ik. Ze kijken me aan, vanwaar dat enthousiaste, ons krijg je niet mee. Maar als ik blijf volhouden dat het geen grap is, gaan ze toch maar kijken. Ze zien nog net dat de dame haar kledingstukken bij elkaar raapt. Tja, hadden ze maar eerder mee moeten komen. Geen nood er wordt onderhandeld wat het kost om de dame nog eenmaal te laten optreden. Het valt in goede aarde bij het personeel en nogmaals wordt de striptease voor een grotendeels laveloos publiek uitgevoerd. Het alcoholgebruik ligt hoog en de lijvige vrouw van het ontbijt wil per se dansen met een van ons. Om haar niet teleur te stellen offer ik me op. Ze klemt zich stevig aan me vast, de alcohollucht bedwelmt me en dat is misschien ook maar goed. Ze is niet snel tevreden en ik sleur haar uiteindelijk letterlijk over de dansvloer. Ze weet van geen ophouden en wordt steeds enthousiaster in haar bewegingen. Plotseling geeft ze aan een soort tango te willen. Ik werp haar een paar keer flink achterover, maar door haar gewicht kan ik haar niet houden en valt ze achterover, dit tot grote hilariteit van mijn maten. Maar ze maakt er het beste van en kruipt tussen mijn benen door. Ik weet niet hoelang deze ‘wilde vrouwendans’ heeft geduurd, maar ik ben uiteindelijk blij als de dame uitgeput op een stoel neerzakt en aangeeft dat het voor haar genoeg is geweest. Het is een veelbesproken afsluiting van onze week in Praag.

Maar die blijkt nog een staartje te krijgen. We zijn al een paar dagen thuis als gekke Jan een raar kuchje vertoont, veel moet niezen en een rode uitslag in het gezicht heeft. Ook de andere reisgenoten voelen zich niet helemaal oké. Heeft het iets te maken met de maskers die we veelvuldig hebben gepast? Gekke Jan gaat op uitdrukkelijk verzoek bij de huisarts langs. En wat blijkt: hij heeft de rode hond. Ons overvalt allemaal een raar gevoel. Rode hond is dat niet besmettelijk, hebben wij dat ook, is het gevaarlijk? Ik besluit in het bijzijn van de makkers mijn moeder te bellen om te vragen of ik als klein kind de rode hond heb gehad. In onvervalst Drents verloopt – tot vermaak van de toehoorders-  de conversatie, zeker als ik vraag: ‘maar hoe lang is dan de incubatietiet?’ Gelukkig blijken we alle drie in onze jeugd ingeënt te zijn en kan het virus ook verder geen schade aanrichten onder de andere bewoners van de Neuweg. De rode hond blijft beperkt tot de gelukkige maskerbezitter, al is de prijs die hij ervoor betaald heeft hoog. Een soort zwarte humor.

Buluitreiking

Vrijdag, een week na het uiterst vervelende eindgesprek is de buluitreiking in de aula van de Theologische Universiteit in het gebouw aan de Oudestraat. Het is een rare week geweest. Mijn vader is opgenomen op de hartafdeling van het Wezenland Ziekenhuis in Zwolle om daar gedotterd te worden. Dat zorgt voor spanning en het is jammer dat hij niet bij de uitreiking aanwezig kan zijn. Mijn moeder logeert al een paar dagen bij mij. Ik heb haar wel van het gesprek vertelt maar niet van de ruzie met de professor. Steeds denk ik wat gaat professor Holtrop over mij zeggen vanmiddag na de aanvaring die we hebben gehad.

De aula zit vol, nog twee andere studenten studeren af en familie, vrienden en belangstellenden hebben zich verzameld op de blauwe stoelen. Ik neem in mijn preekpak vooraan plaats te midden van de andere twee verse theologen. Rector Runia neemt het woord. Hij kondigt meteen aan dat dit een bijzondere middag gaat worden. Er gaat iets gebeuren wat nog nooit eerder bij een buluitreiking voorgekomen is. Ik schrik, de moed zakt me in de schoenen, och nee toch. Ze hebben zich alsnog bedacht en ik ben de eerste in de geschiedenis die zijn bul niet uitgereikt zal krijgen. Ik zink weg in mijn stoel en kijk gespannen naar de rector. De uitreiking gaat op alfabetische volgorde en ik ben als laatste aan de beurt. Bij de twee eerste uitreikingen is er niks aan de hand, dus zie je wel… ik ben de pineut. Professor Holtrop slentert met zijn mij welbekende nonchalante sloffende gang naar het spreekgestoelte tegenover mij en neemt het woord. ‘Jan, ik heb me de afgelopen week uitvoerig met je bezig gehouden, en ik heb ontdekt dat je naast theologiestudent ook actief bent op andere vlakken in de samenleving.’ Daar ben je dan redelijk laat mee, denk ik, dat heb ik je allemaal in ons kennismakingsgesprek vertelt. ‘…zo werk je als vrijwilliger bij de lokale televisie in Dronten en ben je actief betrokken bij de Kamper Filmclub en in die hoedanigheid verantwoordelijk voor de filmprogrammering en de publiciteit rond de films. Maar daarover later meer…’

Vervolgens begint hij een lofrede af te steken over onze samenwerking. Dat het zo inspirerend was en dat er een wereld voor hem open is gegaan en dat ik erg gedreven was om hem enige mediakennis bij te brengen. Eigenlijk luister ik met een half oor, want ik kan niet geloven wat er gezegd wordt… er moet ergens een addertje onder het gras zitten. Ik schrik op uit m’n mijmeringen als ik mijn naam hoor en ik naar voren moet komen. Ik stap het podium op en Holtrop overhandigt me met een stevige handdruk en een grote glimlach mijn felbegeerde bul. Er klinkt applaus, wat ik blij in ontvangst neem. Mijn gezicht betrekt als ik zie dat professor Runia weer op het podium komt. ‘Dames en heren, mag ik nog even uw aandacht… Ik sprak eerder deze middag van een unicum….’ Ik klem mijn hand stevig om de kartonnen rol waarin mijn bul zit. Nee, die krijg je niet terug, die heb ik met bloed, zweet en tranen verdiend. Dan hoor ik Runia zeggen: ‘….en daarom wil ik de heer Ton van Zalen, voorzitter van de Kamper Filmclub naar voren roepen en verzoek ik Jan weer te gaan zitten. Hè, ik had Ton wel gezien en gedacht goh leuk dat hij ook gekomen is, maar waarom gaat hij hier spreken? Met zijn bekende zenuwachtige lachje neemt Ton het woord. Wat blijkt achter mijn rug om hebben vrienden en leden van de filmclub alle artikelen die ik in de loop der jaren heb geschreven over film en filmgeschiedenis in het studentenblad Nummer gebundeld tot een heus boek. Uit handen van Ton mag ik daarvan het eerste exemplaar ‘Film, een geschiedenis’ ontvangen. Op de cover staat -voor de kenner te herkennen- het silhouet van Charlie Chaplin. Opluchting alom en wat een gaaf initiatief! Ik straal van oor tot oor. Het duurt niet lang want in de gang hoor ik de eerste galmende klanken van het dispuutslied van mijn disputatio C.a.b.a.l.l.e.r.o. Mijn dispuutsgenoten komen mij -geheel volgens de traditie bij een buluitreiking- halen om ‘gekraant’ te worden. Onder luid gezang wordt ik door hen bij kop en kont gepakt, de aula uitgedragen en naar de natte ruimte van de universiteit gebracht om daar langdurig met m’n hoofd onder de koude kraan te worden gehouden. Tot grote schrik van mijn jonge neef en nichtje die niet begrijpen wat ze toch in hemelsnaam met hun oom Jan aan het doen zijn!